8.
[chauffeur N] in of omstreeks de periode van 18 april 2003 tot en met 1 juni 2003,
niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 8 van de Verordening (EEG) nr. 3820/85,
immers had die [chauffeur N], die als bestuurder wegvervoer verrichtte tussen Nederland, België, Frankrijk en/of Duitsland, met een vrachtauto waarvan het kenteken- of registratiebewijs een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vermeldde,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 21 april 2003 te 17:02 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 4 uur en 17 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 28 april 2003 te 08:55 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 1 uur en 44 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 1 mei 2003 te 14:15 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 3 uur en 51 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 5 mei 2003 te 09:50 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 2 uur en 36 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 8 mei 2003 te 09:50 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 3 uur en 24 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 11 mei 2003 te 14:30 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 2 uur en 38 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 13 mei 2003 te 14:30 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 4 uur en 09 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 14 mei 2003 te 14:30 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 2 uur en 50 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 25 mei 2003 te 13:10 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 2 uur en 00 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
- in de periode van 24 uur, aanvangende op 27 mei 2003 te 08:04 uur of
daaromtrent, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd van die bestuurder ongeveer 0 uur en 56 minuten,
in elk geval minder dan 9 uur,
terwijl verdachte, die toen (telkens) werkgever was van voornoemde bestuurder, wordt aangemerkt als degene die voornoemde bepaling niet heeft nageleefd;
art 1 Wet op de economische delicten
art 2.5:1 lid 4 Arbeidstijdenbesluit vervoer