ECLI:NL:RBZUT:2005:AU8358
Rechtbank Zutphen
- Raadkamer
- M. van Hoorn
- A. van Harreveld
- J. Lagarde
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-onderzoek bij veroordeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 2 december 2005 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Het bezwaarschrift was ingediend op 4 augustus 2005, binnen de termijn van veertien dagen zoals voorgeschreven in artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bevel van de officier van justitie, dat op 21 juli 2005 celmateriaal bij de veroordeelde had afgenomen, niet voldeed aan de wettelijke vereisten. In het bijzonder ontbrak de vermelding van het vonnis of arrest waarbij de veroordeling had plaatsgevonden, wat in strijd is met artikel 3, tweede lid, van de Wet-DNA. Hierdoor was het bevel onvolledig en diende het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de inhoudelijke bezwaren van de veroordeelde ongegrond waren, de procedurele tekortkomingen in het bevel niet genegeerd konden worden. De rechtbank heeft daarom besloten dat het celmateriaal onmiddellijk vernietigd moest worden. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de rechters M. van Hoorn, A. van Harreveld en J. Lagarde, in aanwezigheid van de griffier Wiering. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en naleving van de wettelijke vereisten bij het afnemen en verwerken van DNA-materialen van veroordeelden.