ECLI:NL:RBZUT:2005:AU8798

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/010631-03 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Elders
  • A. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 30 november 2005 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de voortgezette handeling van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de slechte gezondheid van de verdachte bij het bepalen van de straf. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een bedrag aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de exploitatie van een hennepkwekerij. De rechtbank berekende het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de opbrengst van de hennepplanten en de gemaakte kosten, waarbij de investeringskosten en huurkosten in aanmerking werden genomen. De totale netto opbrengst werd vastgesteld op € 267.346,23, waarna de rechtbank het bedrag dat de verdachte aan de Staat moest betalen op € 89.115,41 stelde. De rechtbank overwoog dat, ondanks de verzoeken van de raadsvrouw om rekening te houden met de ontoereikende draagkracht van de verdachte, er geen reden was om het te betalen bedrag lager vast te stellen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Parketnummer 06/010631-03
VERKORT VONNIS
Gezien de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
welke vordering aan veroordeelde is betekend op 26 augustus 2004.
De behandeling van de vordering heeft – na verwijzing door de politierechter - plaatsgevonden op de terechtzitting van 16 november 2005. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de behandeling zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw.
Gezien het op 30 november 2005 tegen veroordeelde gewezen vonnis van de rechtbank, waarbij deze terzake van:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. De voortgezette handeling van diefstal door twee of meer verenigde personen;
is veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen, met bevel dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Gezien de stukken van het onderhavige dossier, waaronder een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0620/03-365616, gesloten en ondertekend op
11 november 2003 door [naam], agent, [naam], agent, [naam], hoofdagent, [naam], agent, en [naam], agent, allen van politie Team Apeldoorn Noord West, waarin als bijlage is opgenomen het onderzoek wederrechtelijk verkregen voordeel, gesloten en ondertekend op 29 oktober 2003 door [naam] en [naam] voornoemd.
Motivering:
De officier van justitie heeft in de aan veroordeelde betekende vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel het te ontnemen bedrag gesteld op een bedrag van € 417.361,30. Deze vordering heeft de officier van justitie ter terechtzitting bijgesteld tot € 129.387,10, nu zij van mening is dat verdachte de strafbare feiten in vereniging met twee daders heeft gepleegd en de kosten van elektriciteit af dienen te worden getrokken.
Gelet op de stukken en het ter terechtzitting verhandelde kan worden vastgesteld dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld.
Bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient als grondslag voornoemde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarop worden ook correcties
Parketnummer 06/010631-03
toegepast waarbij ook standaardberekeningen en normen worden gehanteerd die zijn neergelegd in het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van april 2004 van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, hierna te noemen BOOM-rapport. Dit rapport bevat objectieve standaardberekeningen en normen die zijn verkregen en aangetroffen door middel van objectief onderzoek.
Op de berekening toe te passen correcties:
Locatie [straatnaam]:
De rechtbank laat, in tegenstelling tot de officier van justitie, de zolder op het adres [straatnaam] buiten beschouwing, nu in het rapport met betrekking tot die locatie aannames worden gedaan die enkel op veronderstellingen berusten.
Aantal oogsten [straatnaam]:
Er wordt schattenderwijs uitgegaan van drie oogsten van elk tenminste 2.772 planten in de periode vanaf 1 augustus 2002 tot en met 1 oktober 2003. De in de berekening genoemde vijfde oogst zal geheel buiten beschouwing gelaten worden aangezien de hennepplanten van die oogst nog in de kwekerij stonden op het moment van aanhouding van verdachte en deze planten kort daarna zijn vernietigd.
Kosten:
Bij de investeringskosten met betrekking tot de opbouw van de kwekerij en de kosten ten tijde van het kweken van de cannabisplanten gaat de rechtbank uit van de norm genoemd in het BOOM-rapport.
De investeringskosten van de opbouw van de kwekerij zijn afhankelijk van het aantal planten. Blijkens de tabel vermeld op pagina 30 van het BOOM-rapport is hiermee een bedrag van € 30.000,-- gemoeid.
De kosten van investeringen gedurende de kweek van een cannabisplant moet volgens het BOOM-rapport worden gesteld op € 4,54 per plant.
Huurkosten:
De door veroordeelde betaalde huur bedroeg € 1.150,-- per maand. Aangezien de loods
door veroordeelde gedurende de voor de drie oogsten in aanmerking te nemen periode van 12 maanden voor een deel ook werd gebruikt voor legale activiteiten, zal de rechtbank telkens 75% van € 1.150,-- als kosten in mindering brengen.
Electriciteit:
Deze kosten zullen in de berekening buiten beschouwing worden gelaten, nu deze kosten door het illegaal aftappen van de electriciteit niet zijn gemaakt. Voor zover veroordeelde op een later moment betalingen doet aan de Nuon, kan hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering verzoeken om vermindering van het hierna vast te stellen bedrag.
Omvang van het voordeel van veroordeelde [naam]:
Nu er naar het oordeel van de rechtbank drie hoofddaders zijn geweest en niet exact het voordeel van elk van de dader is vast te stellen, zal de rechtbank aan de hand van de haar thans bekende omstandigheden eenderde deel van het totaal verkregen wederrechterlijk verkregen voordeel aan veroordeelde toerekenen.
Herberekening
Opbrengst verhandelde cannabisplanten:
2.772 planten x 18,3 gram = 50.727 gram x 3 oogsten = 152.181 gram
152.181 gram x € 2,27 per gram = € 345.450,87
Parketnummer 06/010631-03
Kosten:
- Investeringskosten opbouw kwekerij € 30.000,--
- Investeringskosten planten
3 x 2.772 x € 4,54 € 37.754,64
- Huurkosten
12 x € 1.150,-- x 75% € 10.350,--
----------------
Totale kosten € 78.104,64
Netto verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst: € 345.450,87
Kosten: € 78.104,64
-----------------
Netto verkregen voordeel € 267.346,23
Het door veroordeelde [naam] verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 267.346,23 : 3 = € 89.115,41
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de ontoereikende draagkracht van veroordeelde en dat het, gezien de medische omstandigheden van veroordeelde, niet te verwachten valt dat hij in de toekomst een baan zal vinden.
De rechter kan het te betalen bedrag lager vaststellen dan het geschatte voordeel, onder meer indien de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om het bedrag van het voordeel te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat met deze bevoegdheid terughoudendheid betracht moet worden, omdat ook in een later stadium, wanneer over de toekomstige draagkracht meer duidelijkheid zal bestaan, aan die draagkracht bij een beslissing omtrent vermindering van het te betalen bedrag of omtrent de tenuitvoerlegging van lijfsdwang alsnog ten volle recht kan worden gedaan; zulks in aanmerking nemende ziet de rechtbank thans geen reden om het te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeelsbedrag.
BESLISSING:
Legt aan veroordeelde de verplichting op, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aan de Staat te betalen:
€ 89.115,41 (negenentachtigduizend eenhonderd vijftien euro en eenenveertig eurocent).
Parketnummer 06/010631-03
Indien de veroordeelde niet aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaren verlenen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Elders en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2005.