ECLI:NL:RBZUT:2005:AU9054

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/580143-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Van der Hooft
  • Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van transporten van softdrugs naar Italië leidt tot veroordelingen

Op 13 december 2005 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met de teelt en distributie van hennep. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2003 en 10 mei 2005 in verschillende gemeenten in Nederland, waaronder Harderwijk en Ermelo. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen meer dan 30 transporten van hennep naar Italië had georganiseerd, waarbij de hoeveelheden geleidelijk toenamen tot 30 kilogram per transport. De verdachte had een leidinggevende rol binnen deze organisatie en was eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten. Tijdens de zitting op 29 november 2005 werd de tenlastelegging gewijzigd, maar de rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de activiteiten van dergelijke criminele organisaties bijdragen aan een zwartgeldcircuit en de negatieve reputatie van Nederland als drugsuitvoerend land bevestigen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580143-05
Uitspraak d.d.: 13 december 2005
tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2005.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting (overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2003 tot en met 10 mei 2005 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of
Hilversum en/of Barneveld en/of Laren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met één of meer ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en/of
- heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- aanwezig heeft gehad,
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval 720 kilogram hennep,
althans een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(zaak 1)
art 3 ahf/ond B en C Opiumwet
art 3 ahf/ond A Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 10 mei 2005 in
de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of Hilversum en/of Barneveld en/of
Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen
en/of alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven namelijk:
het opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
-aanwezig hebben
van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval 720 kilogram hennep,
althans een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van die
organisatie was;
(zaak 2)
art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2003 tot en met 10 mei 2005 in de gemeenten Harderwijk en/of Ermelo en/of Hilversum en/of Barneveld en/of Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en
- heeft bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en vervoerd, en
- aanwezig heeft gehad,
grote hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 mei 2003 tot en met 10 mei 2005 in de gemeenten Harderwijk en/of Ermelo en/of Hilversum en/of Barneveld en/of Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven namelijk:
het opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland brengen en
- bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en vervoeren en
- aanwezig hebben
van grote hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft samen met [medeverdachte] een leidinggevende en sturende rol gespeeld bij de organisatie van meer dan 30 transporten van softdrugs (hennep) vanuit Nederland naar Italië. In de loop van 2003 is een eerste aanzet gegeven tot deze transporten, waarbij het aanvankelijk nog ging om betrekkelijk geringe hoeveelheden van vier à vijf kilo per transport. Geleidelijk aan zijn de hoeveelheden die door de diverse koeriers naar Italië zijn vervoerd toegenomen, tot uiteindelijk 30 kilogram per transport. De koeriers werden geronseld en aangestuurd door [verdachte] en/of [medeverdachte]. Ten behoeve van de transporten werden onder andere auto’s beschikbaar gesteld, koeriers geïnstrueerd over de naar Rome te rijden route naar het afleveradres bij [naam] en afspraken gemaakt over de per rit of kilo te ontvangen vergoedingen.
Naast de koeriers werd gebruik gemaakt van verschillende inpakkers.
Verdachte heeft dusdoende gedurende een aanzienlijke periode - twee jaar - sturing gegeven aan een internationaal opererende organisatie die zich bezig hield met het uitvoer van grote partijen hennep.
Het is van algemene bekendheid dat door de activiteiten van dit soort criminele organisaties een zwartgeldcircuit wordt gecreëerd en in stand gehouden, waarbinnen grote sommen geld om gaan. Veelal worden dit soort gelden door middel van investeringen in de legale handel “witgewassen”. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het snelle financiële gewin, met voorbijzien van de risico’s die aan het gebruik van softdrugs kleven voor de gezondheid van veelal jonge mensen. Bovendien wordt door feiten als de onderhavige de negatieve reputatie van Nederland als drugsuitvoerend land bevestigd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt voorts dat hij reeds meerdere malen is veroordeeld terzake van drugsdelicten.
Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw aan soortgelijke feiten schuldig te maken.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat, gelet op uitspraken die door deze rechtbank in vergelijkbare zaken en door het gerechtshof recentelijk in (hard)drugszaken zijn gedaan, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van der Hooft en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2005.