ECLI:NL:RBZUT:2005:AU9898

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/580143-05 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Van Apeldoorn
  • Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit softdrugstransporten naar Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 december 2005 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van softdrugstransporten naar Italië. De rechtbank heeft te beslissen op de vordering van de officier van justitie, die strekt tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte. De vordering is betekend op 26 augustus 2005 en betreft een bedrag van € 1.027.250,--. De rechtbank heeft de stukken van het dossier bekeken, waaronder rapporten van de politie en adviezen van het Bureau Ontnemingswetgeving OM. Op basis van het onderzoek heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, geschat op € 492.875,--. Dit bedrag is berekend op basis van 34 transporten van gemiddeld 15 kilogram hennep per transport, met een bruto voordeel van € 2.100,-- per kilogram. Na aftrek van transportkosten en andere kosten resteert een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 492.875,--. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd en bepaald dat de verdachte dit bedrag aan de Staat moet betalen. Indien de veroordeelde niet aan deze verplichting voldoet, kan de rechter verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfdwang verlenen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580143-05 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 13 december 2005
Tegenspraak / oip (2x)
VERKORT VONNIS
De rechtbank heeft te beslissen op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats],
welke vordering aan de veroordeelde is betekend op 26 augustus 2005.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 29 november 2005. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Bij vonnis van deze rechtbank van 13 december 2005 is [verdachte] onder meer veroordeeld terzake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
De rechtbank heeft de stukken van het onderhavige dossier bezien, waaronder:
- een rapport genummerd [nummer ] gedateerd 29 juli 2005, opgemaakt en ondertekend door [naam], inspecteur van politie, financieel rechercheur werkzaam bij de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, inhou-dende de berekening van het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel;
- een advies vordering wederrechtelijk verkregen voordeel [verdachte] en [verdachte 2], gedateerd 24 augustus 2005, opgemaakt door [naam], werkzaam bij het Bureau Ontnemingswetgeving OM (B.O.O.M.).
MOTIVERING
1. De officier van justitie heeft ter terechtzitting volhard bij haar schriftelijke vordering, strekkende tot ontneming van een bedrag van € 1.027.250,-- (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
2. Deze vordering is door de verdachte betwist.
3. De rechtbank stelt op basis van het ter terechtzitting gehouden onderzoek in samenhang met de inhoud van voormeld strafdossier en vonnis vast dat [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Zij schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van wettige bewijsmiddelen op een bedrag van € 492.875,--.
De rechtbank volgt voor het merendeel de door de officier van justitie gehanteerde berekeningswijze (zoals geformuleerd in het Advies van B.O.O.M.).
Door de verdediging is aangevoerd dat het aantal transporten moet worden gesteld op 26 in totaal. Mede gelet op de diverse verklaringen van [persoon A], [persoon B], [persoon C] en [persoon D] (zoals gememoreerd in het Advies van B.O.O.M. onder “2. Aantal transporten in die periode”), acht de rechtbank het aannemelijk dat de transporten naar Italië na de door [persoon D] verzorgde transporten zijn voortgezet.
Daarvoor zijn aanwijzingen aanwezig, gelet op de betrokkenheid van ene (niet verder achterhaalde) [betrokkene]. De rechtbank gaat derhalve uit van 34 transporten.
Ten aanzien van het gemiddeld aantal kilo’s hennep per transport gaat de rechtbank, op basis van de verschillende verklaringen en de daarin te bespeuren tendens, uit van een gemiddelde van 15 kilogram per rit.
Voor de berekening van de ver- en inkoopprijs ( punten 4 en 5 van het Advies) van de hennep is steeds een berekeningswijze gehanteerd ten gunste van de verdachte. De rechtbank zal dat uitgangspunt volgen.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de transportkosten (punt 6 van het Advies).
Wat de verpakkingskosten betreft (punt 7 van het Advies) is de rechtbank van oordeel dat deze kosten vrijwel zijn te verwaarlozen. Naast mogelijke vergoedingen (waarvan in casu niet rechtstreeks is gebleken, terwijl mededader en leidinggevende [verdachte 2] zich zelf ook heeft bezig gehouden met het verpakken/sealen van de - vermalen - hennep) zullen er hooguit kosten zijn gemaakt voor het sealen (sealbags e.d.) en de benodigde apparatuur. De rechtbank zal ten gunste van verdachte rekening houden met verpakkingskosten ter hoogte van een eenmalig bedrag van ad € 250,--.
De rechtbank komt aldus tot de volgende berekening:
34 transporten à gemiddeld 15 kilogram tegen een bruto voordeel van € 2.100,-- per kilogram levert op een bedrag van € 1.071.000,--.
Daarop strekt in mindering een bedrag aan transportkosten van € 85.000,-- plus € 250,-- is
€ 85.250,--.
Er resteert derhalve een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 985.750,--.
In dit geval zijn er twee als leidinggevenden te beschouwen daders aanwezig. Uit het onderzoek is niet te herleiden welk deel van het totale voordeel aan elk van hen moet worden toegerekend, zodat een pondspondsgewijze verdeling wordt gehanteerd, hetgeen voor verdachte derhalve neerkomt op een bedrag van € 492.875,--.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Bepaalt het door [verdachte] voornoemd aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen bedrag op € 492.875,-- (vierhonderd tweeënnegentig duizend en achthonderdvijfenzeventig euro).
Indien de veroordeelde niet aan deze verplichting voldoet en volledig verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfdwang van ten hoogste drie jaar verlenen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Elders, voorzitter, Van Apeldoorn en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2005.