ECLI:NL:RBZUT:2005:AU9902

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/580145-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Apeldoorn
  • Elders
  • A. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van drugstransporten en witwassen in Nederland

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 13 december 2005, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder het telen en verhandelen van hennep en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en het deelnemen aan een organisatie die zich bezighield met drugshandel. De feiten vonden plaats in de periode van 1 september 2004 tot en met 28 juni 2005 in verschillende gemeenten in Nederland, waaronder Harderwijk en Hilversum. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de drugstransporten naar Italië, aangezien niet kon worden aangetoond dat de verdachte betrokken was bij georganiseerde drugstransporten. De rechtbank wees erop dat de leasemaatschappij van de verdachte niet was opgericht met het oog op drugstransporten en dat er geen bewijs was dat de voertuigen daadwerkelijk voor dit doel waren gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan witwassen, omdat hij wist dat de auto's die hij verwierf afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580145-05
Uitspraak d.d.: 13 december 2005
tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2004 tot en met 28 juni 2005 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of
Hilversum en/of Barneveld en/of Laren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met één of meer ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk
-buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en/of
-heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
-aanwezig heeft gehad,
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval 720 kilogram hennep,
althans een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(zaak 1)
art 3 ahf/ond B en C Opiumwet
art 3 ahf/ond A Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2004 tot en met 28 juni 2005
in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of Hilversum en/of Barneveld
en/of Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen en/of alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven namelijk:
het opzettelijk
-buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
-telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
-aanwezig hebben
van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval 720 kilogram hennep,
althans een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(zaak 2)
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2004 tot en met 28 juni 2005, in de gemeente(n) Harderwijk en/of Zaanstad
en/of Hilversum en/of Ermelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen,
-van één of meer voorwerp(en), te weten meerdere, althans één, auto('s),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op één of meer
voorwerp(en), te weten meerdere, althans één, auto('s), was/waren of wie
bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had(den),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens)
wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die
auto('s) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), een
bedrijf ([naam bedrijf]) opgericht, althans laten oprichten, en/of in
stand gehouden, en/of voornoemde auto's te naam gesteld, althans te naam laten
stellen, op dat bedrijf,
en/of
-één of meer voorwerp(en), te weten meerdere, althans één, auto('s),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van één of meer voorwerp(en), te weten meerdere, althans één, auto('s)
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens)
wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die
auto('s) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf;
(zaak 7)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420quater lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2004 tot en met 28 juni 2005 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Zaanstad en/of
Hilversum en/of Ermelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen,
meerdere, althans één, auto('s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes,
mededader(s), ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
auto('s) (telkens) wist(en),
althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zaak 7)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, nu hij niet in verband kan worden gebracht met al dan niet in georganiseerd verband opgezette transporten van hennep naar het buitenland.
De rechtbank acht onvoldoende bewijs voorhanden voor de door de officier van justitie geponeerde stelling dat verdachte met zijn leasemaatschappij [naam bedrijf]] auto’s ter beschikking heeft gesteld voor transporten van drugs naar Italie.
Uit het dossier is niet aannemelijk geworden dat de leasemaatschappij is opgericht met het oog op drugstransporten, terwijl voorts niet is gebleken, dat ten name van het bedrijf gestelde auto’s daadwerkelijk zijn ingezet voor dusdanige transporten naar het buitenland op het moment dat deze op naam van het bedrijf stonden.
De enkele omstandigheid dat de [auto] met het kenteken [nummer kenteken] wel op naam van [naam bedrijf] stond acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van verdachtes betrokkenheid bij drugstransporten te kunnen komen, temeer nu het transport met die auto onderschept is. Uit de diverse tapverslagen blijkt evenmin dat verdachte iets heeft gedaan of ondernomen om transporten te bevorderen.
De verdachte behoort dan ook van deze feiten te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2004 tot en met 28 juni 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- van voorwerpen, te weten meerdere auto's, de werkelijke aard, de herkomst en de vervreemding heeft verborgen en/of verhuld,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders telkens wisten dat die auto's - middellijk - afkomstig waren uit misdrijf,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders een bedrijf ([naam bedrijf]) in
stand gehouden en voornoemde auto's te naam gesteld op dat bedrijf,
en
- voorwerpen, te weten meerdere auto's, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders telkens wisten, dat die auto's - middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is onder meer gebaseerd op de verklaring van verdachte (vierde verklaring, pag. 687) dat hij vanaf het moment dat hij wist dat (medeverdachten) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in wiet handelden, hij ook wist dat de auto’s die zijn kochten en die op naam van [naam bedrijf] werden gezet, werden gekocht van de opbrengst van de handel en smokkel in wiet.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte via een constructie van een leasemaatschappij de schijn van legaliteit op heeft willen houden. De door verdachte ter terechtzitting aangegeven oorbare bedoeling van [naam bedrijf] verdraagt zich niet met de gang van zaken in de praktijk. Zo blijkt uit het dossier onder meer dat er geen leasecontracten zijn opgesteld en een deugdelijke boekhouding ontbrak.
Dat verdachte een niet legale weg wilde gaan bewandelen wordt nog eens geïllustreerd door de omstandigheid dat hij zijn uitkeringsinstantie (betrokkene ontvangt een WAO-uitkering) niet heeft gekend in zijn toekomstplannen.
Dergelijke witwaspraktijken maken ernstige inbreuk op de vigerende normen en waarden in het financiële en economisch verkeer.
De rechtbank heeft voorts in ogenschouw genomen de door en namens verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals deze mede uit de opgemaakte reclasseringsrapportage naar voren komen.
De rechtbank ziet daarin evenwel, in het licht van de ernst van het gepleegde strafbare feit, geen aanleiding om de raadsman van verdachte te volgen in zijn voorstel om het onvoorwaardelijk deel van een mogelijk op te leggen straf gelijk te laten zijn aan de tijd reeds in voorarrest doorgebracht. De rechtbank acht een strafoplegging als hierna weergegeven passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63 en 240bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Elders en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2005.