RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton - Locatie Zutphen
BESCHIKKING
zaaknummer: 253526 MR 05-27
verzonden d.d.:
in de zaak van verzoekers:
[verzoeker 1],
verblijvende te [postcode, woonplaats], [adres],
[verzoeker 2],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
[verweerder 1] en
[verweerder 2],
beiden wonende te [postcode], [adres].
Dit blijkt uit:
- een verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 5 september 2005;
- een verweerschrift afkomstig van de heer [verweerder 1] en mevrouw [verweerder 2];
- een (nagezonden) medische verklaring d.d. 13 september 2005 afkomstig van F. van Almenkerk, arts verbonden aan de [naam instelling] gevestigd te [plaats];
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 september 2005.
2.1 Verzoeker [verzoeker 1] (hierna: [verzoeker 1]) is geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. Omstreeks zijn vierde verjaardag is [verzoeker 1] geadopteerd door verweerders (hierna: de adoptieouders). Sinds zijn zesde jaar woont [verzoeker 1] op de [naam] (locatie [plaats]), een antroposofische instelling voor jongeren met een verstandelijke beperking en andere ontwikkelingsproblemen, waar hij op de [afdeling] is geplaatst. Tot voor kort had hij geen enkel contact met zijn biologische ouders.
2.2 Verzoeker [verzoeker 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], is een broer van [verzoeker 1] en evenals zijn broer [naam] geadopteerd door de heer en mevrouw [naam] te [woonplaats]. In of omstreeks 1999 hebben beide broers van [verzoeker 1] een omgangsregeling afgedwongen in die zin dat zij [verzoeker 1] tweemaal per jaar mogen zien.
2.3 Bij beschikking van 5 januari 2005 zijn de adoptieouders per 29 april 2005 (de dag waarop [verzoeker 1] meerderjarig werd) benoemd tot bewindvoerders over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker 1].
2.4 Al sinds jaren komt [verzoeker 1] in vrije weekenden (normaliter om de 14 dagen), in vakanties, op feestdagen e.d. bij mevrouw [naam] (hierna: de beoogd mentor) en haar echtgenoot te [woonplaats], van wie een (eveneens gehandicapt) kind op de [naam instelling] school gaat. Lange tijd was de beoogd mentor zelfs het belangrijkste aanspreekpunt voor de [naam instelling] als het om [verzoeker 1] ging, totdat de [naam instelling] daarin – al dan niet op instigatie van de adoptieouders – verandering in bracht. Sinds de indiening van het verzoek hebben de adoptieouders verboden dat [verzoeker 1] nog naar de beoogd mentor gaat, waaraan de [naam instelling] gevolg heeft gegeven.
3.1 Op 9 augustus 2005 is door de beoogd mentor reeds een gelijksoortig verzoek als het onderhavige ingediend. Nadat de kantonrechter aan verzoekster te kennen had gegeven dat zij niet bevoegd was tot het doen van zodanig verzoek, heeft zij het verzoek ingetrokken.
3.2 Nadat het onderhavige verzoek was ingediend, zijn de adoptieouders – onder bijvoeging van het verzoekschrift - uitgenodigd voor de zitting van 20 september 2005. Vervolgens hebben zij eerst telefonisch laten weten niet in te zien waarom ze naar de zitting zouden moeten komen en daarna hebben zij een verweerschrift ingediend. Zij delen daarin mee (samengevat) dat zij op geen enkele wijze medewerking willen verlenen aan het instellen van een mentorschap over hun zoon [verzoeker 1]. Zij benadrukken dat aan de handtekening van [verzoeker 1] onder het verzoek geen enkele waarde kan worden toegekend, zulks vanwege zijn handicap en omdat [verzoeker 1] zeer gemakkelijk te beïnvloeden is. Ook spreken zij de vrees uit – zo begrijpt althans de kantonrechter - dat de beoogde mentor [verzoeker 1] van de [naam instelling] weg wil halen, wat slecht is voor [verzoeker 1]. Tenslotte delen zij mee met de beoogd mentor geen enkele vorm van samenwerking aan te willen gaan.
3.3 Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de kantonrechter (inderdaad) aan twijfel onderhevig of [verzoeker 1] voldoende heeft beseft wat hij heeft ondertekend. Wat daarvan echter ook zij, nu het verzoek mede is ingediend door zijn oudere broer [naam] zijn er geen beletselen om het in behandeling te nemen.
3.4 Blijkens de onder rubriek 1 vermelde medische verklaring is [verzoeker 1] vanwege een verstandelijke beperking en andere ontwikkelingsproblemen niet in staat om zelf zijn
niet-vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, zoals tussen partijen ook niet in geschil is. Bijgevolg zijn er, ondanks het verzet van de adoptieouders, termen [verzoeker 1] onder mentoraat te stellen.
3.5 Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Weliswaar geeft dit artikel in lid 4 een zekere “voorrangspositie” aan ouders boven niet-familieleden, maar die voorrangspositie wijkt voor de voorkeur van de rechthebbende.
3.6 Aan het begin van de zitting heeft de kantonrechter uitvoerig met [verzoeker 1] gesproken buiten aanwezigheid van anderen. Daarbij heeft de kantonrechter onder meer [verzoeker 1] zo duidelijk mogelijk ingelicht over de betekenis van het mentoraat en hem gevraagd wie als mentor zijn voorkeur had. Eén- en andermaal heeft [verzoeker 1] zonder dralen geantwoord dat zijn voorkeur uitgaat naar de beoogd mentor. Uitdrukkelijk heeft [verzoeker 1] geantwoord dat het de beoogd mentor moet zijn die beslist over geneeskundige behandeling, vakanties e.d., terwijl hij expliciet heeft aangegeven ieder vrij weekend naar haar toe te willen gaan. Desgevraagd heeft hij vervolgens, wederom zonder dralen, gezegd dat hij liever niet wil dat een van zijn adoptieouders mentor wordt. Zijn motivering komt er op neer dat het al lange tijd niet klikt tussen hem (en zijn voornoemde broers) enerzijds en zijn adoptiefouders anderzijds, terwijl hij dolgraag gaat naar de beoogd mentor en haar gezin, waar nog bijkomt dat zijn adoptieouders – anders dan de beoogd mentor – contacten tussen hem en zijn broers en tussen hem en zijn biologische moeder tegenwerken. Ondanks daarop gerichte vragen is de kantonrechter van beïnvloeding van [verzoeker 1] niet gebleken. Aan het einde van de zitting heeft [verzoeker 1] zijn voorkeur voor de beoogd mentor nogmaals bevestigd. De kantonrechter is er van overtuigd dat [verzoeker 1] de draagwijdte van zijn voornoemde verklaringen redelijk overziet. De kantonrechter heeft, gezien de uitdrukkelijke en spontane antwoorden, maar ook gelet op het non-verbaal gedrag van [verzoeker 1], geen enkele reden om er aan te twijfelen of die antwoorden de werkelijke wil van [verzoeker 1] weergeven.
3.7.1 Bijgevolg is de volgende vraag of zich gegronde redenen tegen benoeming van de beoogd mentor verzetten.
3.7.2 De kantonrechter begrijpt uit het verweerschrift dat de adoptieouders (ook) tegen benoeming van de beoogd mentor in het geweer komen. De kantonrechter stelt voorop dat hij alle begrip heeft voor het feit dat de adoptieouders (in het contact) met [verzoeker 1] de nodige teleurstellingen te verwerken hebben gekregen en dat zij er moeite mee hebben als een – voor hen – min of meer onbekende derde (een deel van) de zorg voor [verzoeker 1] zou krijgen, met wie zij waarschijnlijk op gezette tijden enig contact zullen moeten onderhouden. Toch is dit enkele feit geen gegronde reden als bedoeld in artikel 1:452 lid 3 BW voornoemd, reeds omdat in casu de belangen van [verzoeker 1] als rechthebbende centraal dienen te staan en niet die van anderen.
3.7.3 Een gegronde reden zou kunnen zijn dat de beoogde mentor ongeschikt is voor het mentoraat, althans geen idee heeft waaraan te beginnen. Dat is met de thans beoogde mentor niet het geval: zij heeft zelf een gehandicapt kind, kent de [naam instelling] “van binnen en van buiten” en ontvangt [verzoeker 1] (en soms zijn broers) al jaren zonder dat is gebleken van problemen. Zij heeft er ter zitting blijk van gegeven te beseffen dat het voor de adoptieouders niet gemakkelijk is, heeft verklaard dat zij alle medewerking wil verlenen aan het contact tussen [verzoeker 1] en zijn adoptieouders als [verzoeker 1] dat wil, dat zij geenszins van plan is om [verzoeker 1] op korte termijn van de [naam instelling] weg te halen en dat het niet aan haar ligt – integendeel – dat er nauwelijks contact is tussen haar en de adoptieouders. De kantonrechter heeft geen enkele aanleiding om aan de oprechtheid van deze antwoorden te twijfelen.
3.7.4 Ter zitting hebben voorts de beide voornoemde broers van [verzoeker 1] - kritisch ondervraagd over feiten, omstandigheden en motieven - gemotiveerd uiteengezet dat zij hebben ervaren dat [verzoeker 1] het zeer naar zijn zin heeft bij de beoogd mentor en daar opbloeit, dat deze veel van [verzoeker 1] houdt en dat ook laat blijken, dat zij ruimte geeft aan het door [verzoeker 1] gewenste contact met zijn twee in Nederland wonende broers en (vooralsnog schriftelijk) tussen [verzoeker 1] en zijn biologische moeder in Suriname, kortom: dat benoeming van de beoogd mentor in het belang is van [verzoeker 1].
3.7.5 De kantonrechter realiseert zich dat – in de gegeven situatie – de verdeling van het bewindvoerderschap en het mentorschap over verschillende personen complicerend kán werken. Toch ziet de kantonrechter hierin geen gegronde reden als vorenbedoeld. Vooreerst betreffen bewind en mentorschap uiteenlopende aandachtsgebieden (namelijk de vermogensrechtelijke versus de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker 1]) en komt het met regelmaat voor dat bewindvoerder en mentor niet dezelfde personen zijn zonder dat dit tot problemen aanleiding geeft. Voorts heeft de beoogd mentor verklaard dat zij het contact met de bewindvoerders niet uit de weg gaat en de kantonrechter vertrouwt er op dat zulks omgekeerd (waar nodig) in de toekomst ook het geval zal zijn. Mochten zich onverhoopt - op raakvlakken tussen bewind en mentoraat - toch problemen voordoen, dan kan de toeziend kantonrechter eventueel knopen doorhakken, terwijl in het uiterste geval het bewindvoerderschap en/of mentorschap later opnieuw bezien kan worden.
3.7.6 Van gegronde redenen die zich tegen benoeming van de beoogd mentor verzetten is de kantonrechter ook overigens niet gebleken.
3.7.7 Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat ter zitting onweersproken naar voren is gekomen dat de adoptieouders, afgezien van het twee maal per jaar kopen van kleren c.a., nauwelijks contact met [verzoeker 1] onderhouden en dat ook hun mededeling niet in te zien waarom zij ter zitting zouden moeten verschijnen – en dat ook niet te doen - niet direct blijk geeft van een grote betrokkenheid bij [verzoeker 1].
3.8 Gelet op de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter het aangewezen zijn hierna te noemen beslissing ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.9 Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
De kantonrechter, beschikkende:
Stelt een mentorschap in over de immateriële belangen van [verzoeker 1] voornoemd;
[naam],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres];
Bepaalt dat ieder der partijen met de eigen proceskosten belast blijft;
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Gegeven op 27 september 2005 en in het openbaar uitgesproken door mr. J.A.M. Smulders, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier deelt mede dat:
van vorenstaande beschikking hoger beroep open staat bij het Gerechtshof te Arnhem:
- voor verzoeker en de verschenen belanghebbenden binnen drie maanden na dagtekening van deze beschikking;
- voor andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat deze beschikking op andere wijze hun bekend is geworden;
dit beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat/procureur.