ECLI:NL:RBZUT:2005:AV2398

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/037609-04 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Brouns
  • Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen wegens gebrek aan gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 december 2005 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie tegen een besloten vennootschap. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof een bedrag van € 372.500,--, dat later door de officier van justitie werd bijgesteld tot € 122.500,--. Dit bedrag was gerelateerd aan bespaarde kosten door het voltooien van bepaalde orders. Tijdens de behandeling op 14 december 2005 zijn de officier van justitie, de vertegenwoordiger van de veroordeelde en de raadslieden gehoord. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende gegevens beschikbaar waren om een verantwoorde schatting te maken van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Zowel de eerste als de tweede berekeningsmethode die door de officier van justitie werden voorgesteld, konden niet leiden tot een sluitende uitkomst. De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van relevante informatie en gegevens de mogelijkheid om tot een verantwoorde schatting te komen, belemmerde. Daarom werd de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters Elders, Brouns en Van der Hooft, in aanwezigheid van griffier Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Parketnummer 06/037609-04
VERKORT VONNIS
Gezien de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
de besloten vennootschap [naam B.V.] B.V.,
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats], [adres],
welke vordering aan veroordeelde is betekend op 17 maart 2005.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 14 december 2005. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de behandeling zijn gehoord de officier van justitie, de vertegenwoordiger van veroordeelde en de raadslieden.
Gezien het op 28 december 2005 tegen veroordeelde gewezen vonnis van de rechtbank, waarbij deze terzake van:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd,
is veroordeeld tot:
- een geldboete van € 25.000,--, waarvan € 10.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Gezien de stukken van het onderhavige dossier, waaronder een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0620/03-204176, gesloten en ondertekend op 13 augustus 2004 door Bolink en Nijboer, beiden hoofdagent van politie district Apeldoorn, met op pagina 145 de orders waarop het te ontnemen bedrag is gebaseerd, en een memo van 24 januari 2005 van drs. M.R. van Diggelen, forensisch accountant, verbonden aan het Bureau Ontnemingswetgeving OM (BOOM).
Motivering:
De officier van justitie heeft in de aan veroordeelde betekende vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel het te ontnemen bedrag gesteld op een bedrag van € 372.500,--. Deze vordering heeft de officier van justitie ter terechtzitting bijgesteld tot € 122.500,--, te weten het totaal bespaarde boetebeding met betrekking tot de ordernummers 21.145 en 21.146, vermeld op pagina 145 van voornoemd proces-verbaal, nu hij van oordeel is dat verdachte deze kosten heeft uitgespaard door het voltooien van die orders (Berekeningsmethode II).
Met betrekking tot de methode genoemd in “Berekeningsmethode II” in voornoemd rapport zou er naast de besparing van kosten ook rekening gehouden moeten worden met boetes en extrakosten die in het buitenland zouden zijn gemaakt door de werkzaamheden aldaar te laten voltooien. Nu over de boetes en kosten geen duidelijkheid bestaat kan de rechtbank op basis van deze berekening niet komen tot schatting van een wederrechterlijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft nog een andere berekeningsmethode voorgelegd, te weten “Berekeningsmethode I” in voornoemd rapport van het BOOM. De rechtbank heeft evenmin als de steller van genoemd rapport in de stukken informatie aangetroffen met betrekking tot direct gerelateerde kosten welke voor aftrek in aanmerking kunnen komen. De steller van het rapport kon om die reden niet tot een sluitende uitkomst volgens de eerste methode komen, waardoor het de rechtbank aan voldoende gegevens ontbreekt om te komen tot een verantwoorde schatting van het genoten voordeel.
De vordering van de officier van justitie zal dan ook worden afgewezen.
BESLISSING:
Wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Elders, voorzitter, Brouns en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2005.