ECLI:NL:RBZUT:2005:AZ4683
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.K. van den Dungen-Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Weigering handhaving tegen illegaal tuinhuisje in Putten
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen geoordeeld over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van een illegaal tuinhuisje. De eiser, wonende te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de bouw van het tuinhuisje dat zonder vergunning was opgericht. De derde partij had op 27 januari 2000 een melding gedaan voor de bouw van het tuinhuisje, dat op 7 maart 2000 door de gemeente was geaccepteerd. Eiser verzocht in 2000 om handhaving, wat leidde tot een intrekking van de vergunning in september 2000. Eiser bleef verzoeken om handhaving, maar de gemeente besloot in 2004 het tuinhuisje onder voorwaarden te gedogen.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 november 2005 vastgesteld dat de gemeente op goede gronden heeft geweigerd om handhavend op te treden. De rechtbank overwoog dat de belangen van de derde partij, de mate van inbreuk op het ruimtelijk regime en de mogelijke precedentwerking bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat handhaving achterwege blijft. De rechtbank concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisering van het tuinhuisje bestond en dat handhaving in deze situatie onevenredig zou zijn ten opzichte van de belangen van de derde partij.
De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om handhavend op te treden. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, en tegen deze uitspraak kon binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.