RECHTBANK ZUTPHEN
Parketnummer: 06/460105-05
BVS-nummer: 05/351
Op 7 november 2005 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een verzoek als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats],
thans verblijvende in PI de Grittenborgh te Hoogeveen,
nader te noemen verzoeker.
Het verzoekschrift is in het openbaar behandeld op 23 december 2005. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1. Gelet op de stukken, het onderzoek in raadkamer en de wettelijke bepalingen kan het volgende worden vastgesteld.
- ter zake van de onder bovenvermeld nummer bekende strafzaak is aan verzoeker - aanvankelijk ingevolge bevelen tot verzekering en voorlopige hechtenis en vervolgens ingevolge na te melden maatregel – de vrijheid ontnomen sedert 14 februari 2005.
- bij het door deze rechtbank op 5 april gewezen strafvonnis is aan verzoeker opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar en zonder enige bepaling omtrent een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
- genoemd vonnis is onherroepelijk geworden per 20 april 2005 en de tenuitvoerlegging van de maatregel is ook vanaf die datum gaan lopen. Niettemin is verzoeker eerst per 19 augustus 2005 overgeplaatst naar de voor ISD-gedetineerden bestemde afdeling van P.I. de Grittenborgh.
- gelet op het voorgaande en de datum van binnenkomst is het onderhavige verzoek ontvankelijk.
2. Het verzoek strekt tot onmiddellijke beëindiging van de maatregel na tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot verdere tenuitvoerlegging.
In het standpunt van verzoeker valt verdere tenuitvoerlegging tegen de achtergrond van het strafrechtelijke proportionaliteitsbeginsel, niet te rechtvaardigen, nu voor verzoeker geen individueel verblijfsplan is opgesteld, schriftelijke vragen van de raadsman onbeantwoord zijn gelaten en de tenuitvoerlegging tot dusver is geschied volgens het soberste regime terwijl verzoeker gemotiveerd was voor en aanspraak had op een regime met diagnostiek, behandeling, medicatie, programma’s en andere interventies gericht op zijn resocialisatie.
De rechtbank begrijpt het daaromtrent door en namens verzoeker schriftelijk en mondeling gestelde aldus, dat op deze punten bovendien geen snelle en wezenlijke
verbetering valt te verwachten, nu binnen het justitiële circuit, althans bij de Grittenborgh, kennelijk sprake is van een voorshands structureel gebrek aan de voorzieningen, mensen en middelen, die nodig zijn voor een adequate op resocialisatie gerichte tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
3. De officier van justitie heeft, vooral in verband met dat laatste standpunt, geconcludeerd tot het als getuigen verhoren van enige functionarissen; subsidiair heeft zij geconcludeerd tot afwijzing van de verzochte beëindiging, nu het proportionaliteitsbeginsel in dit geval niet aan de orde kan zijn en bovendien aannemelijk is dat verzoeker binnenkort aan zijn resocialisatie zal kunnen gaan werken.
4. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank lijkt de door en namens verzoeker geuite kritiek tenminste in zoverre feitelijk juist, dat in de periode tot 23 december 2005:
- een individueel verblijfsplan ontbrak
- de brief van de raadsman aan de directeur van de Grittenborgh d.d. 12 oktober 2005 onbeantwoord is gebleven
- op eventuele medicatie gerichte diagnostiek achterwege is gebleven
- voor verzoeker het soberste regime heeft gegolden hoewel hij gemotiveerd was voor deelneming aan op resocialisatie gerichte programma’s en andere interventies
Anderzijds blijkt uit de via de officier van justitie ingekomen stukken en het in raadkamer verhandelde, dat er – zij het laattijdig – wel verscheidene voorbereidingen zijn getroffen met het doel verzoeker toe te leiden naar een op zijn persoon afgestemd resocialisatietraject.
5. Nu over de aanvang, concrete invulling en uitvoering van dit traject echter informatie ontbreekt en bovendien in het standpunt van verzoeker geen snelle en deugdelijke uitvoering valt te verwachten, acht de rechtbank het voor de vorming van haar eindoordeel van belang het onderzoek te heropenen teneinde nadere informatie te ontvangen.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank een getuigenverhoor (voorshands) niet opportuun en geeft zij daarom de voorkeur aan justitiële rapportage, waarin desgeraden kan worden ingegaan op de voor 23 december gelegen periode en waarin moet worden vermeld tot welke concrete resultaten vorenbedoelde voorbereidingen inmiddels hebben geleid en wanneer, waar en hoe uitvoering is gegeven of zal worden gegeven aan een op de persoon van verzoeker afgestemd nauwkeurig omschreven resocialisatietraject, met interventies en programma’s als vermeld in de tussentijdse inlichtingen van de trajectbegeleidster [naam], het dagprogramma trajectplaats van de Grittenborgh en het adviesrapport/reïntergratieplan TR van drs. Stolk.
De rechtbank beslist als volgt.
- heropent het onderzoek en schorst dit tot 17 februari 2006 te 11.45 uur met bevel tot oproeping van verzoeker en zijn raadsman tegen het tijdstip van de voortgezette behandeling
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde zorg te dragen voor rapportage als vermeld
- bepaalt dat een exemplaar van de rapportage of een gefaxte versie uiterlijk 10 februari 2006 voor 12.00 uur moet zijn binnengekomen ter griffie van de rechtbank en het kantoor van verzoekers raadsman, mr. M. C. Van Linde, [postbus, postcode/plaats, fax]
Deze beslissing is aldus gegeven door mr. Van Harreveld, voorzitter, mrs. Follender Grossfeld en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2006.