ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1468

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/551866-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Heessels
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door motorrijder in Bronkhorst

Op 10 februari 2006 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een motorrijder die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval op 28 mei 2005 in Bronkhorst. De verdachte, die als bestuurder van een motorfiets reed, negeerde een verkeersbord dat de weg afsloot voor al het gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer. Ondanks dat hij bekend was met de situatie, reed hij de Wichmondseweg op, waar hij in een flauwe bocht naar rechts met een tegemoetkomende fietser in botsing kwam. De fietser, [slachtoffer], overleed als gevolg van het ongeval, wat leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk de dood van het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend had gedragen dat dit had geleid tot het fatale ongeval. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de verkeersregels had overtreden door het bord te negeren en niet voldoende rechts te houden. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

In de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank benadrukte dat het ongeval diepe sporen had nagelaten bij de nabestaanden van het slachtoffer, en dat een strafrechtelijke reactie niet het leed kon ongedaan maken. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/551866-05
Uitspraak d.d.: 10 februari 2006
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2005 in de gemeente Bronckhorst, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets),
heeft gereden over de weg, (de Wichmondseweg), terwijl de omstandigheden als
volgt waren:
- ter plaatse was de weg afgesloten voor al het gemotoriseerd verkeer, met
uitzondering van bestemmingsverkeer, hetgeen voor hem -verdachte- werd
aangegeven door middel van bord C12 van Bijlage 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 (aanduidende: Geslotenverklaring voor
alle motorvoertuigen), welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in
artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens
1990, vooorzien van de tekst "uitgezonderd bestemmingsverkeer" en/of
- ter plaatse was de rijbaan ongeveer 5,2 meter breed, welke rijbaan door
middel van een onderbroken steep was verdeeld in twee rijstroken en/of
- ter plaatse bevond zich, gelet op de rijrichting van verdachte, in de weg
een (flauwe) bocht naar rechts en/of
- verdachte was ter plaatse bekend.
Hij heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, immers heeft hij -verdachte- zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- ter plaatse met een motorrijtuig gereden, terwijl hij -verdachte- geen
bestemmingsverkeer was, waarbij hij -verdachte- voornoemd bord C12 van Bijlage
1 van het Reglement verkeersregels en verkeersregels 1990, heeft genegeerd
en/of
- (bij het inrijden en/of doorrijden van een, gelet op de rijrichting van
verdachte, een (flauwe) bocht naar rechts), niet (voldoende) rechts heeft
gehouden, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig
geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegenmoetkomende verkeer
terecht gekomen, op een moment dat twee, althans één, tegenmoetkomende
fietser(s) hem kort genaderd waren/was en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij -verdachte- zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij -verdachte-
de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een
tegenmoetkomende fietser is gebotst, aangereden en/of aangegleden,
waardoor [slachtoffer] (bestuurder fiets) is overleden, althans ten gevolge van
het ongeval zwaar lichanmelijk letsel (te weten een (gedeeltelijk geamputeerd
en/of verbrijzeld onderbeen, althans ernstig beenletsel, en/of ernstig
inwendig letsel aan de lever en/of milt en/of een nier, althans buikletsel)
heeft bekomen;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 mei 2005 in de gemeente Bronckhorst, als bestuurder van
een motorrijtuig (motorfiets), daarmee heeft gereden op de weg, de
Wichmondseweg, waarbij hij, verdachte,
- voornoemd bord C12 van Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 (aanduidende: Geslotenverklaring voor alle
motorvoertuigen), heeft genegeerd terwijl verdachte niet behoorde tot de
uitzondering (bestemmingsverkeer) zoals was aangegeven op een onderbord (als
bedoeld in artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en
verkeerstekens 1990) en/of
- (bij het inrijden en/of doorrijden van een, gelet op de rijrichting van
verdachte, een (flauwe) bocht naar rechts), niet (voldoende) rechts heeft
gehouden, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig
geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegenmoetkomende verkeer
terecht gekomen, op een moment dat twee, althans één, tegenmoetkomende
fietser(s) hem kort genaderd waren/was en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij -verdachte- zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij -verdachte-
de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een
tegenmoetkomende fietser is gebotst, aangereden en/of aangegleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 mei 2005 in de gemeente Bronckhorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), heeft gereden over de weg (de Wichmondseweg), terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse was de weg afgesloten voor al het gemotoriseerd verkeer, met
uitzondering van bestemmingsverkeer, hetgeen voor hem - verdachte - werd
aangegeven door middel van bord C12 van Bijlage 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 (aanduidende: Geslotenverklaring voor
alle motorvoertuigen), welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in
artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens
1990, voorzien van de tekst "uitgezonderd bestemmingsverkeer" en
- ter plaatse was de rijbaan ongeveer 5,2 meter breed, welke rijbaan door
middel van een onderbroken streep was verdeeld in twee rijstroken en
- ter plaatse bevond zich, gelet op de rijrichting van verdachte, in de weg
een (flauwe) bocht naar rechts en
- verdachte was ter plaatse bekend.
Hij heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij - verdachte - aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- ter plaatse met een motorrijtuig gereden, terwijl hij - verdachte - geen
bestemmingsverkeer was, waarbij hij - verdachte - voornoemd bord C12 van Bijlage
1 van het Reglement verkeersregels en verkeersregels 1990, heeft genegeerd
en
- bij het inrijden en doorrijden van een, gelet op de rijrichting van
verdachte, een flauwe bocht naar rechts, niet voldoende rechts heeft
gehouden, immers is hij - verdachte - met het door hem bestuurde motorrijtuig
geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer
terechtgekomen, op een moment dat twee tegemoetkomende
fietsers hem kort genaderd waren en
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij - verdachte - zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover deze vrij was,
waarbij hij - verdachte - met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een
tegemoetkomende fietser is aangereden,
waardoor [slachtoffer] (bestuurder fiets) is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewezenverklaarde samenstel van door verdachte gepleegde gedragingen, dat het rijden op de behoudens voor bestemmingsverkeer geslotenverklaarde weg meer een omstandigheid vormt waaronder het feit is begaan, dan dat het van belang is voor het schuldverband in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet.
Door de raadsman is ten aanzien van het verwijt, dat verdachte niet voldoende rechts heeft gehouden en hij met zijn motor geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, aangevoerd dat niet uitgesloten moet worden geacht - zoals door de raadsman gesuggereerd - dat het stuur van de fietser en het stuur van de door verdachte bestuurde motor met elkaar in contact zijn gekomen. Die suggestie is in de tweede aanvullende VerkeersOngevalsAnalyse verworpen, maar niet aan de hand van sporen en onderzoek daarvan.
Ter terechtzitting is daarover door de getuige/deskundige Zwierenberg verklaard, dat ter plaatse van het ongeval geen andere sporen of aanwijzingen zijn aangetroffen dan de sporen en aanwijzingen (recente veegsporen en lichaamsvocht) als aangegeven in het rapport van 9 juni 2005. Sporen of aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat de aanraking tussen motorrijder en fietser op de weghelft van verdachte heeft plaatsgevonden, zijn niet aangetroffen.
De rechtbank volgt de door technische recherche opgemaakte ongevalsanalyse, temeer nu de suggestief opgeworpen vraagstelling van de raadsman enkel is gerelateerd aan de verklaring van verdachte, zoals ter terechtzitting aangegeven, dat hij naar zijn idee op zijn eigen weghelft reed. Verdachte heeft echter ook aangegeven tegenover de politie dat hij tegen de tegen de middenas reed. Het sporenonderzoek wijst naar het oordeel van de rechtbank anders uit.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 28 mei 2005 betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Wichmondseweg te Bronkhorst. Verdachte was ter plaatse goed bekend en was een proefrit aan het maken met een door hem gehuurde motorfiets. Verdachte is in een flauwe bocht naar rechts op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en is daarbij in aanraking gekomen met een door hem niet opgemerkte fietser.
Tengevolge van dit ongeval is de bestuurster van de fiets, [slachtoffer], overleden.
Het behoeft geen betoog dat dit fatale ongeval diepe sporen achterlaat bij de nabestaanden en vrienden van dit jeugdige slachtoffer, zoals ook aangegeven in de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door dit verlies veroorzaakte intense leed niet ongedaan kunnen maken.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder terzake dit soort delicten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verder heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van dit ongeval, zijn betrokkenheid bij de nabestaanden en zijn schuldbewuste houding ter terechtzitting.
In het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Door verdachte is aangevoerd dat hij is aangewezen op zijn rijbewijs in verband met zijn woon/werkverkeer. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid echter onvermijdelijk en ook passend bij de aard van het bewezenverklaarde.
In dat opzicht moet het persoonlijk belang van verdachte wijken voor het algemeen belang, wat ook met een strafoplegging wordt beoogd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdentachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Heessels en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2006.