ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1473

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/500589-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval veroorzaakt door vrachtwagenchauffeur met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend vrachtwagenchauffeur, die verantwoordelijk werd geacht voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval op de Nieuwe IJsselbrug tussen Brummen en Zutphen op 29 april 2005. De verdachte, die op dat moment als bestuurder van een vrachtauto reed, heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden met een te hoge snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 kilometer per uur bedroeg. Bovendien heeft hij niet tijdig kunnen remmen, waardoor hij in botsing kwam met meerdere voertuigen, waaronder een VW-Passat en een Ford Mondeo, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee slachtoffers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie. Ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verdachte door nevelig weer tijdelijk geen zicht had op de file, oordeelde de rechtbank dat hij alerter had moeten zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 90 dagen kan worden opgelegd. Daarnaast werd de verdachte voor 15 maanden de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2005 en 27 januari 2006, waarbij de rechtbank tot de conclusie kwam dat de verdachte strafbaar was en het bewezenverklaarde feit als een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 kwalificeerde.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/500589-05
Uitspraak d.d.: 10 februari 2006
tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode] [geboorteplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2005 en 27 januari 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2005 (op of omstreeks 08.04 uur) in de
gemeente(n) Brummen en/of Zutphen als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede heeft gereden over de
weg, de N 348 (ter plaatse bekend als de Nieuwe IJsselbrug), terwijl de
omstandigheden als volgt waren:
- de N 348 liep ter plaatse van de aanrijding over een brug en/of
- de N 348 was ter plaatse van de aanrijding een rechte weg en/of de rijbaan
was door middel van een doorgetrokken dubbele streep was verdeeld in twee
rijstroken en/of aan beide zijden van de rijbaan bevond zich een vangrail en/of
- de maximumsnelheid ter plaatse van de aanrijding bedroeg 80 kilometer per
uur en/of
- ten tijde van de aanrijding regende het en/of het wegdek voor en/of ter
plaatse van de aanrijding was nat en/of vochtig en/of
- ten tijde van de aanrijding was het druk ten gevolge van de (ochtend)spits,
althans was de verkeersintensiteit op de N348 groot en/of
- in de rijrichting van verdachte gezien, bevond zich voor hem een langzaam
rijdende en/of stilstaande file, althans hadden een aantal voertuigen snelheid
verminderd.
Hij, verdachte, heeft zich, onder bovengenoemde omstandigheden, toen daar,
zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, althans
sneller dan de wettelijk toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk
geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse
en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover hij hij die weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, tegen een
personenauto (VW-Passat, [kenteken]) en/of een personenauto (Peugeot, [kenteken 2])
is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of waardoor (vervolgens)
- genoemde VW-Passat op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer terecht is gekomen op een moment dat een hem tegemoetkomende
personenauto (Ford Mondeo, [kenteken 3]) reeds kort genaderd was en/of
- (vervolgens) genoemde VW-Passat (frontaal) tegen voornoemde Ford Mondeo is
aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) die VW-Passat en/of die Ford Mondeo tegen de vangrail is/zijn
aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) een achter de Ford Mondeo rijdend motorvoertuig (MAN, [kenteken 4]) tegen die Ford Mondeo is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst
en/of
- genoemde Peugeot ([kenteken 2]) tegen een daarvoor bevindende bedrijfsauto
(Mercedes, [kenteken 5]) is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst,
ten gevolge van welke aanrijding(en);
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggewervel
(breuk 3e lende wervel) en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten whiplash en/of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 april 2005 in de gemeente(n) Brummen en/of Zutphen als
bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee heeft gereden op de weg, de
N-348 (ter plaatse bekend als de Nieuwe IJsselbrug), welk rijgedrag hieruit
heeft bestaan dat hij, verdachte;
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, althans
sneller dan de wettelijk toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk
geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse
en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover hij hij die weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, tegen een
personenauto (VW-Passat, [kenteken]) en/of een personenauto (Peugeot, [kenteken 2])
is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of waardoor (vervolgens)
- genoemde VW-Passat op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer terecht is gekomen op een moment dat een hem tegemoetkomende
personenauto (Ford Mondeo, [kenteken 3]) reeds kort genaderd was en/of
- (vervolgens) genoemde VW-Passat (frontaal) tegen voornoemde Ford Mondeo is
aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) die VW-Passat en/of die Ford Mondeo tegen de vangrail is/zijn
aangereden en/of aangegleden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) een achter de Ford Mondeo rijdend motorvoertuig (MAN, [kenteken 4]) tegen die Ford Mondeo is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst
en/of
- genoemde Peugeot ([kenteken 2]) tegen een daarvoor bevindende bedrijfsauto
(Mercedes, [kenteken 5]) is aangereden en/of aangegleden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 april 2005 (omstreeks 08.04 uur) in de gemeente Brummen of Zutphen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede heeft gereden over de weg, de N 348 (ter plaatse bekend als de Nieuwe IJsselbrug), terwijl de
omstandigheden als volgt waren:
- de N 348 liep ter plaatse van de aanrijding over een brug en
- de N 348 was ter plaatse van de aanrijding een rechte weg en de rijbaan
was door middel van een doorgetrokken dubbele streep was verdeeld in twee
rijstroken en aan beide zijden van de rijbaan bevond zich een vangrail en
- de maximumsnelheid ter plaatse van de aanrijding bedroeg 80 kilometer per
uur en
- ten tijde van de aanrijding regende het en het wegdek voor en ter
plaatse van de aanrijding was nat of vochtig en
- ten tijde van de aanrijding was het druk ten gevolge van de (ochtend)spits,
althans was de verkeersintensiteit op de N348 groot en
- in de rijrichting van verdachte gezien, bevond zich voor hem een langzaam
rijdende of stilstaande file, althans hadden een aantal voertuigen snelheid
verminderd.
Hij, verdachte, heeft zich, onder bovengenoemde omstandigheden, toen daar, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan
dat hij:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur en
- het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, tegen een
personenauto (VW-Passat, [kenteken]) en een personenauto (Peugeot, [kenteken 2])
is aangereden of aangegleden en waardoor vervolgens
- genoemde VW-Passat op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer terecht is gekomen op een moment dat een hem tegemoetkomende
personenauto (Ford Mondeo, [kenteken 3]) reeds kort genaderd was en
- (vervolgens) genoemde VW-Passat (frontaal) tegen voornoemde Ford Mondeo is
aangereden of aangegleden en
- (vervolgens) die VW-Passat en die Ford Mondeo tegen de vangrail zijn
aangereden of aangegleden en
- (vervolgens) een achter de Ford Mondeo rijdend motorvoertuig (MAN, [kenteken 4]) tegen die Ford Mondeo is aangereden of gebotst
en
- genoemde Peugeot ([kenteken 2]) tegen een daarvoor bevindende bedrijfsauto
(Mercedes, [kenteken 5]) is gebotst,
ten gevolge van welke aanrijding(en);
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rugwervel
(breuk 3e lende wervel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan en
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten whiplash of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Namens verdachte zijn een aantal omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan de verdediging concludeert dat verdachte niet onachtzaam of onoplettend heeft gereden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie ter plaatse. Uit de verklaring van verdachte en de tachograafgegevens blijkt, dat verdachte die dag doorgaans met de maximum of harder dan de toegestane snelheid heeft gereden. Door de verdediging is gesteld dat verdachte op de helling van de brug even geen zicht had op de file die zich voor hem ontwikkelde, temeer het op de brug nevelig was en het zicht daardoor werd bemoeilijkt.
Onder die omstandigheden had verdachte in de gegeven situatie nog alerter dienen te zijn, hetgeen de bestuurster van de eveneens door verdachte aangereden Peugeot wel had gedaan, immers, anders dan het door de raadsvrouwe daaraan verbonden verontschuldigende karakter, reed zij met een snelheid van circa 30 kilometer per uur, terwijl verdachte met een bijna drievoudige snelheid naderde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 29 april 2005 met de door hem bestuurde vrachtauto (waarop hij die dag voor het eerst reed) op de Nieuwe IJsselbrug tussen Brummen en Zutphen een kettingbotsing veroorzaakt. Daardoor hebben twee bestuurders van betrokken voertuigen zwaar lichamelijk letsel opgelopen en zijn zij geruime tijd niet in staat geweest om te werken. Daarnaast was er sprake van forse materiele schade.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze mede uit de opgemaakte reclasseringsrapportage van 31 oktober 2005 voor voren komen, alsmede de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt.
De rechtbank acht het onvermijdelijk om naast een werkstraf een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. Gelet op de ernst en de omstandigheden van dit geval - zoals hiervoor al aangegeven - moet het persoonlijk belang van verdachte bij het behoud van zijn rijbewijs naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikt te worden gemaakt aan het algemeen belang, gelet op de preventieve werking die van een dergelijke straf uitgaat, alsmede het vergeldend element dat eveneens met deze strafoplegging wordt beoogd.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf enigszins matigen op het punt van de ontzegging van de rijbevoegdheid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2006.