ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1478

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/551476-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval in Lochem door onoplettendheid bestuurder

Op 10 februari 2006 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 30 januari 2005 in de gemeente Lochem. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich schuldig gemaakt aan onoplettendheid tijdens het rijden. Ter plaatse gold een maximum snelheid van 80 kilometer per uur en bevond zich een dubbele doorgetrokken streep op de rijbaan. De verdachte was bezig met de bediening van zijn autoradio, waardoor hij niet de vereiste aandacht aan de weg en het verkeer besteedde. Dit leidde ertoe dat hij met zijn voertuig op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terechtkwam en frontaal botste op een andere auto, bestuurd door slachtoffer A, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. Ook passagier B, die in de auto van slachtoffer A zat, raakte ernstig gewond.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf op van 80 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden toegepast. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn betrokkenheid bij de slachtoffers, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/551476-05
Uitspraak d.d.: 10 februari 2006
tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2005 in de gemeente Lochem als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
heeft gereden over de weg (de Rondweg West), terwijl de omstandigheden als
volgt waren:
- ter plaatse gold voor hem, verdachte, een maximum snelheid van 80 kilometer
per uur en/of
- ter plaatse bevond zich op de rijbaan tussen de (twee) rijstroken voor
verkeer in beide richtingen een dubbele doorgetrokken streep en/of
- in de rijrichting van hem, verdachte, maakte de weg een (flauwe) bocht naar
rechts.
Hij heeft zich toen, aldaar, gelet op de voornoemde omstandigheden, zodanig
gedragen dat een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed die
van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte, handelingen
verricht aan zijn, verdachtes, (auto)radio en/of
- niet voldoende rechts gehouden (als bedoeld in artikel 3 lid 1 Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- de (voornoemde) dubbele doorgetrokken streep geheel of gedeeltelijk met
zijn, verdachtes, motorvoertuig naar links overschreden en/of zich met zijn,
verdachtes, motorvoertuig, geheel of gedeeltelijk links van de dubbele
doorgetrokken streep bevonden (als bedoeld in artikel 76 lid 1 ahf/ond a
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- niet voortdurend de handelingen verricht die van hem, verdachte, werden
vereist en/of het door hem bestuurde motorvoertuig niet voortdurend onder
controle gehouden, immers is hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde
motorvoertuig rijdend en/of remmend en/of glijdend op de weghelft voor
tegemoetkomende (auto)verkeer, terecht gekomen, op een moment dat een hem,
verdachte, tegemoetkomende (personen)auto (kort) genaderd was, waarbij, hij, verdachte, (vervolgens) tegen een tegemoetkomende (personen)auto (bestuurd door [slacht[slachtoffer A]), is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden,
waardoor;
- [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel, (te weten een gebroken teen en/of een
scheurtje in de bekken en/of meerdere, althans één, ribkneuzing(en)), of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte
of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer B], (zijnde de passagier van voornoemde [slachtoffer A]), zwaar
lichamelijk letsel, (te weten twee gebroken bovenbenen en/of een gebroken
middenvoetsbeentje en/of een wond op het hoofd), of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat hij op of omstreeks 30 januari 2005 in de gemeente Lochem als bestuurder van
een voertuig (personenauto), heeft gereden over de weg Rondweg West,
waarbij hij, verdachte;
- niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed
die van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte,
handelingen verricht, althans zijn aandacht (gedeeltelijk) besteed, aan
zijn, verdachtes, (auto)radio en/of
- niet voldoende rechts heeft gehouden (als bedoeld in artikel 3 lid 1
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- de (voornoemde) dubbele doorgetrokken streep geheel of gedeeltelijk met
zijn, verdachtes, motorvoertuig, gelet op de rijrichting van verdachte, naar
links heeft overschreden en/of zich met zijn, verdachtes, motorvoertuig,
geheel of gedeeltelijk links van de dubbele doorgetrokken streep heeft
bevonden (als bedoeld in artikel 76 lid 1 ahf/ond a Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990) en/of
- niet voortdurend de handelingen heeft verricht die van hem, verdachte,
werden vereist en/of het door hem bestuurde motorvoertuig niet voortdurend
onder controle heeft gehouden, immers is hij, verdachte,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig rijdend en/of remmend en/of glijdend op de weghelft voor tegemoetkomende (auto)verkeer, terecht gekomen, op een moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende (personen)auto (kort) genaderd was, waarbij, hij, verdachte, (vervolgens) tegen een tegemoetkomende (personen)auto
(bestuurd door [slachtoffer A]) is, gebotst en/of aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 30 januari 2005 in de gemeente Lochem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden over de weg (de Rondweg West), terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse gold voor hem, verdachte, een maximum snelheid van 80 kilometer
per uur en
- ter plaatse bevond zich op de rijbaan tussen de (twee) rijstroken voor
verkeer in beide richtingen een dubbele doorgetrokken streep en
- in de rijrichting van hem, verdachte, maakte de weg een flauwe bocht naar
rechts.
Hij heeft zich toen, aldaar, gelet op de voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onoplettend,
- niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer besteed die
van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte, handelingen
verricht aan zijn, verdachtes, (auto)radio en
- niet voldoende rechts gehouden (als bedoeld in artikel 3 lid 1 Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990) en
- de (voornoemde) dubbele doorgetrokken streep gedeeltelijk met
zijn, verdachtes, motorvoertuig naar links overschreden en/of zich met zijn,
verdachtes, motorvoertuig, gedeeltelijk links van de dubbele
doorgetrokken streep bevonden (als bedoeld in artikel 76 lid 1 ahf/ond a
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en
- niet voortdurend de handelingen verricht die van hem, verdachte, werden
vereist en het door hem bestuurde motorvoertuig niet voortdurend onder
controle gehouden,
immers is hij, verdachte, vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde
motorvoertuig rijdend en/of remmend en/of glijdend op de weghelft voor
tegemoetkomende (auto)verkeer terechtgekomen, op een moment dat een hem,
verdachte, tegemoetkomende personenauto kort genaderd was,
waarbij, hij, verdachte, vervolgens tegen een tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [slachtoffer A]), is aangereden
waardoor;
- [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken teen en een
scheurtje in het bekken en meerdere ribkneuzingen) werd toegebracht en
- [slachtoffer B] (zijnde de passagier van voornoemde [slachtoffer A]) zwaar
lichamelijk letsel (te weten twee gebroken bovenbenen en een gebroken
middenvoetsbeentje en een wond op het hoofd) werd toegebracht.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Zijdens de verdediging is betoogd dat het daadwerkelijke verwijt dat verdachte door de officier van justitie wordt gemaakt is gelegen in het moment dat verdachte zijn aandacht had gericht op zijn CD-speler in plaats van op de weg. Dit kan volgens de verdediging in dit geval niet worden geschaard onder schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de feitelijke omstandigheden, verdachte zijn aandacht niet in die mate bij het verkeer heeft gehad als van een redelijk automobilist mag worden verlangd. Dat hier sprake zou zijn van een inschattingsfout is, gelet op het feit dat zich op verdachtes weghelft geen situatie voordeed waarop hij diende te reageren, niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 30 januari 2005 betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Rondweg te Lochem. Verdachte reed aldaar in zijn personenauto in de richting Laren. Terwijl verdachte een flauwe bocht naar rechts inreed, was hij bezig met de bediening van zijn autoradio, waardoor hij niet de aandacht bij de weg had en vervolgens op de rijbaan van het hem tegemoetkomende verkeer belandde. Tengevolge daarvan is een frontale aanrijding ontstaan, waarbij - naast het feit dat verdachte zelf ook letsel heeft opgelopen - de inzittenden van de verdachte tegemoetkomende personenauto ernstig letsel hebben opgelopen.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze mede uit de opgemaakte reclasseringsrapportage van 21 december 2005 voor voren komen, en de omstandigheid dat verdachte zich betrokken heeft getoond bij de beide slachtoffers.
In het vorenstaande ziet de rechtbank, mede gelet op uitspraken die door deze rechtbank in vergelijkbare zaken zijn gedaan, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 tachtig uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2006.