ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1551

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67839 / HA ZA 05-163
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.M.A.G. van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en beëindiging franchiseovereenkomst tussen franchisegever en franchisenemer

In deze zaak vorderde de franchisegever, DOOR Praktijktraining, betaling van diverse posten van de franchisenemer, Pastoor & Partners, na beëindiging van hun franchiseovereenkomst. In reconventie vorderde Pastoor & Partners schadevergoeding, stellende dat DOOR onzorgvuldig had gehandeld door een belangrijke klant, Renault Nissan, als eigen account binnen te halen. De rechtbank oordeelde dat DOOR zich onzorgvuldig had gedragen jegens Pastoor & Partners, omdat zij de franchisenemer niet had betrokken bij belangrijke communicatie met Renault Nissan, wat leidde tot het verlies van deze klant. De rechtbank benadrukte dat het onzorgvuldig handelen van DOOR mogelijk onrechtmatig was, afhankelijk van de vraag of dit handelen de oorzaak was van het verlies van de account. De rechtbank wees de vorderingen van DOOR in conventie grotendeels toe, maar liet de vorderingen van Pastoor & Partners in reconventie open voor bewijsvoering. De zaak werd aangehouden voor getuigenverhoor om te bepalen of het handelen van DOOR daadwerkelijk de schade had veroorzaakt die Pastoor & Partners had gesteld. De uitspraak werd gedaan op 18 januari 2006.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 67839 / HA ZA 05-163
Uitspraak: 18 januari 2006
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN HEUVEL PERFORMANCE & COACH B.V.
h.o.d.n. DOOR Praktijktraining,
gevestigd te Zeist,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. L.P. Kruidenier te Utrecht
tegen
1. de vennootschap onder firma
PASTOOR & PARTNERS h.o.d.n. DOOR Training Apeldoorn,
gevestigd te Apeldoorn,
2. [naam man],
wonende te Apeldoorn,
3. [naam vrouw],
wonende te Apeldoorn,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. A. Dregmans te Nijmegen.
Eiseres zal hierna onder meer DOOR worden genoemd. Gedaagden gezamenlijk zullen hierna onder meer [Pastoor & Partners] c.s. genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen respectievelijk met [Pastoor & Partners], [naam man] en [naam vrouw] worden aangeduid.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beslagstukken
- het tussenvonnis van 4 mei 2005
- het proces-verbaal van de op 19 juli 2005 gehouden comparitie van partijen
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten in conventie en reconventie
DOOR is een vennootschap die zich bezig houdt met het trainen, adviseren en begeleiden van medewerkers en management in commerciële-, klantgerichte- en managementvaardigheden. Zij maakt daarbij gebruik van het zogeheten DOOR-systeem. Zij exploiteert haar bedrijfsactiviteiten in een franchiseformule waarbij DOOR als franchisegever optreedt.
DOOR heeft met [Pastoor & Partners] op 2 januari 1997 een franchiseovereenkomst gesloten. De meest recente versie van deze overeenkomst luidt - voorzover van belang -:
"ENTREEGELD-FRANCHISEVERGOEDING
10.1 Als vergoeding voor de aan de franchisenemer bij deze overeenkomst toegekende rechten en toegezegde diensten zal de franchisenemer aan het kernbedrijf (DOOR, rb) betalen:
(...)
b. Een franchisevergoeding van 40% over de totale omzet (exclusief BTW) na aftrek van de direkte projectkosten, partijen genoegzaam bekend.
(...)
10.5:
Binnen 7 dagen na ontvangst van de betaling van een klant zal de franchisenemer de over het faktuurbedrag verschuldigde franchisevergoeding aan het kernbedrijf voldoen.
10.6:
Bij overschrijding van de betalingstermijn is de franchisenemer in verzuim. Met ingang van de datum waarop het verzuim is ingetreden is de franchisenemer over het openstaande bedrag een contractuele rente ad 1% per maand verschuldigd.
10.7:
Alle buitengerechtelijke incassokosten, met een minimum van 15% over het openstaande bedrag, komen volledig voor rekening van de franchisenemer.
(...)
ARTIKEL 11 DUUR VAN DE OVEREENKOMST - OPZEGTERMIJN
11.1
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van één jaar ingaande op 1 januari 1999 en derhalve eindigende op 31 december 1999 en kan door ieder der partijen per aangetekende brief of deurwaardersexploot met een opzegtermijn van zes maanden worden opgezegd, waarbij voor het kernbedrijf geldt dat zij slechts tot opzegging kan overgaan indien in redelijkheid niet van haar kan worden verwacht de onderhavige overeenkomst te laten voortduren.
(...)
ARTIKEL 12 TUSSENTIJDSE BEËINDIGING
(...)
12.4
Indien één der partijen de bepalingen van een handboek, deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende aanwijzingen niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, zal de ander partij hem bij aangetekend schrijven of bij deurwaardersexploot aanzeggen welke maatregelen moeten worden genomen om de exploitatie, respectievelijk de situatie, weer in overeenstemming te brengen met het handboek of deze overeenkomst, daarbij aan die ander een maand gunnende om die aangezegde maatregelen te nemen.
12.5
Indien de nalatige partij na het verstrijken van de in artikel 12.4 genoemde termijn nog niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, is de andere partij gerechtigd de overeenkomst tegen een termijn van acht dagen op te zeggen en zal de nalatige partij het recht hebben om aan te tonen dat hij binnen acht dagen alsnog zijn verplichting is nagekomen, in welk geval de opzegging vervalt.
(...)"
In november 1998 is [Pastoor & Partners] in contact gekomen met de organisatie van de autofabrikant Renault Nissan. Na circa één jaar kreeg [Pastoor & Partners] van Renault Nissan de opdracht om voor haar trainingen te verzorgen. [Pastoor & Partners] behaalde uit het contact met Renault Nissan over de jaren 2001 tot en met de eerste maanden van 2004 de volgende omzetten:
2001 € 732.751,25
2002 € 894.858,62
2003 € 802.491,90
2004 € 363.709,00
Op 22 april 2004 heeft [naam directeur verkoop dealernetwerk], als directeur verkoop dealernetwerk verbonden aan Renault Nissan, aan M. [naam directeur van DOOR], directeur van DOOR, een brief geschreven. Deze brief luidt - voor zover relevant -:
"(...)
Geachte heeft [naam directeur van DOOR],
Namens de Directie Verkoop delen wij u het volgende mede.
Regelmatig hebben wij samengewerkt met uw medewerker de heer [naam man]. Onze ervaring van de afgelopen periode en de ervaring vanuit het verleden hebben ons doen besluiten geen prijs te stellen op verdere samenwerking met de heer [naam man].
Graag zouden wij een gesprek met de directie van Door wensen om van gedachten te wisselen over de communicatie in de toekomst.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd en wachten uw reactie af.
(...)"
Op 27 april 2004 heeft [naam directeur van DOOR] aan [naam man] een e-mail gestuurd. Deze e-mail luidt - voor zover relevant -:
"Beste [voornaam man]
Gisteren is een brief van Renault binnengekomen, geschreven door [naam directeur verkoop dealernetwerk]. Deze brief is gericht aan mij. [voornaam directeur verkoop dealernetwerk] geeft aan dat zij geen prijs meer stellen op verdere samenwerking met de heer [naam man] (zo letterlijk in de brief geformuleerd). Hij vraagt een gesprek aan met de directie van DOOR aan om van gedachten te wisselen over de toekomst.
Ik heb direct een afspraak gemaakt en deze vindt vandaag plaats om 14.00 uur bij Renault.
(...)
Na het gesprek met [naam directeur verkoop dealernetwerk] neem ik contact met je op.
(...)"
Op 4 mei 2004 heeft [naam directeur van DOOR] onder meer aan [naam man] een memo gestuurd. Dit memo luidt - voor zover van belang -:
"(...)
Gesprek met [naam directeur verkoop dealernetwerk]
Op 27 april met de directeur Verkoop Dealernetwerk van Renault Nederland gesproken: de heer [naam directeur verkoop dealernetwerk]. Dit n.a.v. de brief van 22 april 2004 die op 26 april is ontvangen. Deze brief was direct aan mij gericht, zodat op dezelfde dag nog een afspraak is gemaakt met de heer [naam directeur verkoop dealernetwerk]. De inhoud van de brief was dermate duidelijk dat ik ervoor gekozen heb vooraf geen afstemming te hebben met [voornaam man]. Ik wilde vrij van oordelen en emotie gehoor geven aan de uitnodiging voor een gesprek.
(...)"
Op 28 mei 2004 heeft [naam directeur van DOOR] een gesprek gehad met mevrouw [naam hoofd inkoop] , hoofd inkoop Renault Nissan. [naam directeur van DOOR] heeft van dit gesprek een verslag opgesteld dat hij op 1 juni 2004 aan onder meer [naam man] heeft gestuurd. Dit verslag luidt - voor zover relevant - :
"(...)
Huidige werkwijze
Toen ik haar uitlegde hoe de franchiseconstructie werkt en hoe het RN (Renault Nissan, rb) -team is opgebouwd, gaf ze aan dat ze zich daarin kan vinden. Op een gegeven moment realiseerde ze zich dat Renault Nissan zaken doet met een "eenmansbureau" in de persoon van [voornaam man]. En dat zonder contract/overeenkomst.
(...)
Afspraken
(...)
De facturen worden per 1 juni 2004 door DOOR .Nederland verstuurd. Dit betekent dat alles wordt overgedragen door [voornaam man] aan DOOR Nederland [voornaam medewerker DOOR]. BTW-nummer moet doorgegeven worden."
[Pastoor & Partners] heeft onder meer DOOR op 11 juni 2004 gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht. Inzet van de procedure was de vordering van [Pastoor & Partners] om DOOR, en de andere gedaagden te veroordelen zich te onthouden van contacten met Renault Nissan en hen te verbieden facturen naar Renault Nissan te sturen.
Bij vonnis van 8 juli 2004 heeft de voorzieningenrechter de vordering afgewezen daartoe oordelend - voor zover relevant -:
"3.5 Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat Renault Nissan haar schrijven van 22 april 2004 inzake de klachten over de wijze waarop [naam man] functioneerde, aan "DOOR Training & Consulting" heeft gericht omdat Renault Nissan in de veronderstelling verkeerde dat geadresseerde in deze kwestie aanspreekpunt was. Daargelaten of deze veronderstelling juist was, had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van [naam directeur van DOOR] gelegen om - mede gelet op de in de franchiseovereenkomst neergelegde contractuele verplichtingen van de franchisegever, zoals het coachen en adviseren van [naam man] - nadat de klachten van Renault Nissan over [naam man] haar voor het eerst bereikten, deze klachten direct aan [naam man] voor te leggen alvorens Renault Nissan te benaderen. (...) Door direct contact te leggen met Renault Nissan heeft DOOR Praktijktraining [naam man] deze kans ontnomen. Een en ander moet als onrechtmatig jegens [naam man] worden aangemerkt.
3.6 Eveneens moet voorshands als onrechtmatig jegens [naam man] worden beschouwd dat zonder instemming van [naam man] is besloten dat de facturering van de aan Renault Nissan verleende diensten per 1 juni 2004 via DOOR Nederland gaat lopen. (...) Nu [naam man] echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door deze eenzijdige facturering op het financiële vlak wordt benadeeld en nu DOOR Praktijktraining blijkens haar notitie van 12 juni 2004 aan haar franchisenemers (..) niet de intentie heeft om Renault Nissan als klant van [naam man] over te nemen, zal dit in de onderhavige zaak buiten beschouwing blijven.
(...)
3.8 DOOR Praktijktraining heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er naar heeft gestreefd om Renault Nissan voor de DOOR organisatie te behouden en niet voornemens is om Renault Nissan zelf als klant van [naam man] over te nemen. (...) Een en ander leidt ertoe dat het handelen van DOOR Praktijktraining, ondanks hetgeen hiervoor als onrechtmatig is aangemerkt, voorshands niet als onaanvaardbaar kan worden beschouwd."
Per brief van 20 september 2004 heeft Renault de samenwerking met [Pastoor & Partners] beëindigd. Ook heeft Renault Nissan [Pastoor & Partners] medegedeeld dat er geen sprake zal zijn van factuurstromen anders dan afkomstig van DOOR Nederland.
[Pastoor & Partners] heeft ten laste van DOOR conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO bank te Amersfoort en de RABO bank te Zeist. Dit beslag is opgeheven nadat DOOR een bankgarantie heeft afgegeven.
DOOR heeft in de periode september 2004 tot 31 december 2004 Renault Nissan facturen gezonden tot een bedrag van ruim € 544.000,00 exclusief BTW.
DOOR heeft [Pastoor & Partners] rekeningen gestuurd tot een totaalbedrag van € 38.295,89 inclusief BTW. [Pastoor & Partners] heeft deze rekeningen niet betaald.
Op 19 januari 2005 heeft DOOR de franchiseovereenkomst met [Pastoor & Partners] beëindigd.
Op 20 januari 2005 heeft DOOR ten laste van [Pastoor & Partners], [naam man] en [naam vrouw] voor een bedrag van € 50.000,-- conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Rabobank te Apeldoorn.
Het geschil
in conventie
DOOR vordert na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis
A. [Pastoor & Partners] c.s., [naam man] en [naam vrouw], hoofdelijk zal veroordelen om aan DOOR te voldoen het bedrag van € 38.295,89 inclusief 19% BTW te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand - subsidiair de wettelijke rente - over het nog openstaande bedrag, te rekenen vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen, als vermeld op het als productie 2 bij dagvaarding overgelegde overzicht, althans vanaf 21 januari 2005 tot de dag der algehele voldoening;
B. [Pastoor & Partners] c.s., [naam man] en [naam vrouw], hoofdelijk zal veroordelen om aan DOOR te voldoen een bedrag van € 5.744,38 terzake contractueel overeengekomen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
C. [Pastoor & Partners], [naam man] en [naam vrouw], hoofdelijk zal veroordelen om aan DOOR te voldoen de schade die DOOR door de onrechtmatige handelwijze van [Pastoor & Partners], [naam man] en [naam vrouw] heeft geleden en mogelijkerwijs nog zal lijden, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
D. [Pastoor & Partners], [naam man] en [naam vrouw], hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen.
Aan deze vordering legt DOOR in het licht van de vaststaande feiten de volgende stellingen ten grondslag. Ingevolge de franchiseovereenkomst dient [Pastoor & Partners] c.s. haar rekeningen binnen 14 dagen na factuurdatum te voldoen bij gebreke waarvan zij in verzuim is en de contractuele rente van 1% per maand verschuldigd is. Daarnaast is [Pastoor & Partners] c.s. contractueel gehouden 15% van het openstaande bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen. [Pastoor & Partners] c.s. heeft de belangen van DOOR ernstig geschaad. [Pastoor & Partners] c.s. heeft nagelaten adequate actie te ondernemen om Renault Nissan als klant voor de DOOR organisatie te behouden. Dit heeft tot gevolg gehad dat een groot gedeelte van de omzet thans door twee externe bureaus wordt behaald in plaats van door de DOOR organisatie. [Pastoor & Partners] c.s. heeft aldus onzorgvuldig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW.
[Pastoor & Partners] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[Pastoor & Partners] c.s. vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar verklaard vonnis
1. DOOR zal veroordelen om aan [Pastoor & Partners] c.s. te betalen € 57.350,77 subsidiair voor het geval de vordering van DOOR in conventie wordt toegewezen, aan [Pastoor & Partners] c.s. te betalen het bedrag van € 95.646,66 inclusief BTW;
2. DOOR zal veroordelen om aan [Pastoor & Partners] c.s. te betalen de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf 25 januari 2005 tot die der algehele voldoening;
3. tussen partijen voor recht zal verklaren dat DOOR jegens [Pastoor & Partners] en/of [naam man] en/of [naam vrouw] onrechtmatig heeft gehandeld door buiten [Pastoor & Partners] c.s. om in contact te treden met Renault Nissan, deze klant ertoe heeft bewogen haar contract met [Pastoor & Partners] c.s. te verbreken en vervolgens het contract met deze klant zonder instemming van [Pastoor & Partners] c.s. op eigen naam voort te zetten en de facturering van deze klant om te leiden zonder toestemming van [Pastoor & Partners] c.s. en zonder dat laatstgenoemde een passende schadevergoeding is aangeboden, althans op zodanige gronden als de rechtbank in goede justitie goeddunkt;
4. voor recht zal verklaren dat de opzegging van de franchiseovereenkomst als gedaan bij brief van 19 januari 2005 nietig is, immers in strijd met het bepaalde in de overeenkomst zelf, alsmede onrechtmatig is jegens [Pastoor & Partners] en/of [naam man] en/of [naam vrouw] nu deze opzegging is gedaan zonder enige dan wel voldoende feitelijke grond;
5. DOOR zal veroordelen de schade die [Pastoor & Partners] c.s. als gevolg van de onrechtmatige daad van DOOR heeft geleden, lijdt en in de toekomst nog zal lijden, aan deze te vergoeden, de schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6. DOOR zal veroordelen in de kosten van dit geding.
Aan deze vordering legt [Pastoor & Partners] c.s. naast de feiten de volgende stellingen ten grondslag. DOOR heeft in het licht van artikel 10.1 van de franchiseovereenkomst ten onrechte vergoeding ingehouden over kosten die [Pastoor & Partners] c.s. heeft gemaakt. Voorts heeft [Pastoor & Partners] c.s. teveel aan DOOR betaald voor het gebruik dat zij in 2001 heeft gemaakt van de diensten van het projectbureau DOOR. Indertijd heeft [Pastoor & Partners] c.s. door haar eigen inspanningen Renault Nissan als klant geworven. Nadat [naam directeur verkoop dealernetwerk] voormelde mail van 22 april 2004 had gestuurd met als inhoud dat Renault Nissan niet meer met [naam man] wilde samenwerken, heeft DOOR - in plaats van dat hij [naam man] in de kwestie betrok - [naam man] buiten de deur gehouden en zich zodanig gedragen dat zij heeft bewerkstelligd dat DOOR Renault Nissan als haar eigen account heeft kunnen binnenhalen ten koste van [Pastoor & Partners] c.s.. DOOR heeft zo haar eigen belang laten prevaleren boven dat van [Pastoor & Partners] c.s.. DOOR heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens [Pastoor & Partners] c.s. waardoor [Pastoor & Partners] c.s. schade heeft geleden. Per brief van 19 januari 2005 heeft DOOR de franchiseovereenkomst met [Pastoor & Partners] c.s. opgezegd. Deze opzegging is onrechtmatig zodat DOOR de schade moet vergoeden die [Pastoor & Partners] c.s. hierdoor heeft.
DOOR voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
in conventie en in reconventie
Gelet op de samenhang van de vordering in reconventie met de vordering in conventie zullen de geschillen tezamen worden beoordeeld.
[Pastoor & Partners] c.s. heeft de verschuldigdheid van de openstaande facturen van DOOR terzake door DOOR geleverde diensten en zaken en de alsnog af te dragen franchisevergoedingen in zoverre betwist dat zij zich op het standpunt stelt dat zij terzake niets meer aan DOOR behoeft te betalen. Nadat DOOR haar door middel van een e-mail van 29 november 2004 op de hoogte had gesteld van haar vordering, heeft [Pastoor & Partners] direct teruggefaxed dat zij deze vordering wenste te verrekenen met een opeisbare tegenvordering van € 39.000,00 uit hoofde van teveel betaalde franchisevergoeding. Desalniettemin werd [Pastoor & Partners] op 30 december 2004 gesommeerd € 38.295,89 binnen acht dagen te voldoen. Nadien heeft de advocaat van [Pastoor & Partners] c.s. per brief van 18 januari 2005 de tegenvordering nader gespecificeerd in die zin dat [Pastoor & Partners] c.s. in totaal een bedrag van € 52.807,65 exclusief BTW van DOOR te vorderen heeft terzake teveel betaalde franchisevergoeding. Daarnaast heeft [Pastoor & Partners] c.s. nog recht op een nader aan te geven bedrag aan te veel betaalde projectkosten in 2001, aldus [Pastoor & Partners] c.s..
Teneinde de deugdelijkheid van dit verweer te kunnen beoordelen dient, nu DOOR deze tegenvorderingen van [Pastoor & Partners] c.s. gemotiveerd heeft betwist, allereerst te worden onderzocht of [Pastoor & Partners] c.s. inderdaad een opeisbare vordering terzake teveel betaalde franchisevergoeding en projectkosten op DOOR heeft tot het bedrag dat DOOR in conventie van [Pastoor & Partners] c.s. vordert.
Het verweer van DOOR dat zij voor alle overige weren heeft opgeworpen en dat er op neer komt dat [Pastoor & Partners] c.s. haar recht heeft verwerkt haar vorderingen tegen DOOR in te stellen, nu [Pastoor & Partners] c.s. vanaf 2001 stil heeft gezeten en pas in deze procedure melding heeft gemaakt van haar vordering, gaat niet op. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende.
De franchisevergoeding
DOOR heeft tegen deze vordering daarnaast - samengevat - aangevoerd dat onder de term "directe projectkosten", zoals vermeld in artikel 10.1 van de franchiseovereenkomst, zowel kosten vallen die direct aan het project gekoppeld zijn als kosten die betrekking hebben op de door de franchiseondernemer extern ingehuurde facilitaire ondersteuning, welke kosten aangeduid kunnen worden als "overige kosten" dan wel "indirecte kosten". Geen van deze kosten vallen onder de bruto omzet van de franchisenemer en de franchisenemer is hierover ook geen vergoeding verschuldigd. De door [Pastoor & Partners] c.s. in dit verband genoemde kosten, zo vervolgt DOOR, zijn daarentegen aan te merken als eigen ondernemerskosten, die wel onder de trainingsomzet vallen en waarover dus vergoeding betaald moet worden. DOOR heeft daarbij ook nog betwist dat [Pastoor & Partners] c.s. het in verrekening te brengen bedrag van € 77.919,49 terzake franchisevergoeding aan DOOR heeft voldaan.
[Pastoor & Partners] c.s. heeft dit betoog van DOOR onderschreven voor zover het de uitleg van het begrip "directe projectkosten" betreft. [Pastoor & Partners] c.s. heeft ook erkend dat de door haar opgevoerde kosten waarover - zo stelt zij - ten onrechte franchisevergoeding is betaald - geen directe projectkosten zijn. [Pastoor & Partners] c.s. heeft echter niet nader aangeven wat voor kosten het dan wel zijn - daarbij betwistend dat het eigen ondernemerskosten waren - en waarom deze kosten niet onder de bruto omzet vallen hetgeen zij in het licht van de betwisting van DOOR had moeten doen. De opmerking dat het kosten waren om het project Renault Nissan draaiende te houden en die [Pastoor & Partners] c.s. niet zou hebben gemaakt als zij dat project niet zou hebben gehad, wordt in dit verband ontoereikend geacht.
Ook het verweer van DOOR dat niet is komen vast te staan dat [Pastoor & Partners] c.s. 40% van het door haar opgevoerde bedrag aan kosten van € 194.798,73 is € 77.919,49 terzake franchisevergoeding heeft betaald, treft doel. [Pastoor & Partners] c.s. heeft deze betaling niet nader - bijvoorbeeld door het overleggen van stukken - aangetoond, hetgeen zij in het licht van deze gemotiveerde betwisting van DOOR eveneens had moeten doen.
De projectkosten
[Pastoor & Partners] c.s. heeft ter ondersteuning van haar vordering nog het volgende aangevoerd. In de jaren 2000 en 2001 heeft zij ten behoeve van het Renault Nissan project gebruik gemaakt van de diensten van het projectbureau van DOOR. Met DOOR was afgesproken dat [Pastoor & Partners] c.s. hiervoor 5% van de gefactureerde omzet aan DOOR zou betalen. Op zeker moment heeft DOOR te kennen gegeven dat met ingang van 1 oktober 2000 op basis van werkelijk gemaakte uren zou worden gedeclareerd. [Pastoor & Partners] c.s. wilde wel met deze nieuwe regeling akkoord gaan doch slechts onder de ontbindende voorwaarde dat de nieuwe regeling geen verlies voor haar zou opleveren. Van den Heuvel heeft vervolgens toegezegd dat de nieuwe regeling voor [Pastoor & Partners] c.s. er op neer zou komen dat voor haar de oude 5% regeling van kracht zou blijven welke toezegging door [Pastoor & Partners] c.s. is bevestigd. Tegen deze achtergrond dient zij - gelet op de omzet over 2001 - slechts € 34.007,00 aan projectkosten te voldoen in plaats van de betaalde € 48.903,78, aldus [Pastoor & Partners] c.s..
Deze toezegging wordt evenwel door DOOR betwist. Anders dan [Pastoor & Partners] c.s. stelt, is zij niet duidelijk en ondubbelzinnig af te leiden uit de mails die door [Pastoor & Partners] c.s. ten bewijze van haar stelling in het geding zijn gebracht. Op 26 oktober 2004 heeft John van den Heuvel (Van den Heuvel en directeur van DOOR) aan [naam man] een mail gestuurd die terzake luidt:
"Ik heb je uitvoerig gesproken en aangegeven dat de 5% regeling voor het projectburo vervalt. Die regel bleek niet integer en professioneel. Sommigen betaalden teveel, anderen te weinig en het projectburo draaide met verlies.
(...)
Om de bovengenoemde redenen kan een franchisenemer-projectleider kiezen;
? het zelf doen (kruidenieren)
? het uit besteden via een eigen (zal moeilijk blijken voordat die DOOR goed kennen)
? gebruik maken van het DOOR projectburo volgens de afgesproken opzet van uurtarieven.
(...)
Laat mij per omgaande weten of je accoord bent of het allemaal zelf gaat regelen. (...) Mocht je fiat er niet zijn voor dit weekend neem ik aan dat de oplossing buiten DOOR gezocht wordt (...) Als je accoord gaat meld dat dan aan de verantwoordelijke [naam verantwoordelijke] met een copie aan mij en [voornaam dame], Tot 1 oktober krijg je 5% doorberekend. Vanaf die datum of uren of niets. Jij maakt de keuze."
waarna [naam man] op 27 oktober 2000 antwoord:
2. 5% FEE regeling (DUIDELIJKHEID)
(...)
Sinds het voorstel van Nieuwe tarieven heb ik diverse malen mondeling + schriftelijk gevraagd om de nodige FINANCIELE DUIDELIJKHEID VOOR DEZE FRANCHISE NEMER!!
DUS WIE LAAT HET NU OP ZIJN BELOOP????? JAMMER
Vandaar mijn 'slag om de arm' om akkoord te gaan met de urenregeling.
(...)
4. WAT IS NU DE DOOR CULTUUR???
Take it or leave it? Dat schiet mij in het verkeerde keelgat!! Dus als ik niet accoord ga met een debacle van ? 68.000,00 kan ik toch mijn heil voor projectsupport elders gaan zoeken m.i.v. 01.11.00?!
(...)"
Uit deze mails blijkt niet meer dan dat Van den Heuvel de kostenregeling wilde wijzigen, waarbij hij aangaf dat als [Pastoor & Partners] c.s. het hiermee niet eens was, deze naar een ander bureau kon overstappen waarna [naam man] als reactie mededeelde dat hij terzake zijn instemming een slag om de arm hield. Van een bevestigde toezegging dat de oude regeling voor [Pastoor & Partners] c.s. bleef gelden, was dus geen sprake.
Voorts is gesteld noch gebleken dat [Pastoor & Partners] c.s. uit hoofde van de franchiseovereenkomst verplicht was gebruik te maken van het projectbureau van DOOR. [Pastoor & Partners] c.s. heeft er dus indertijd zelf voor gekozen dit bureau in te schakelen. Evenmin is gesteld of gebleken dat [Pastoor & Partners] c.s. en het projectbureau van DOOR een overeenkomst hadden gesloten met een bepaalde looptijd. [Pastoor & Partners] c.s. kon dus op ieder moment de opdracht aan het projectbureau beëindigen en een ander bureau in de arm nemen, zoals Van den Heuvel in zijn mail ook al aangaf.
Indien [Pastoor & Partners] c.s. tegen deze achtergrond er toch voor kiest gebruik te blijven maken van het projectbureau van DOOR nadat DOOR haar betalingscondities had gewijzigd, kan dit niet anders worden uitgelegd dan dat zij akkoord is gegaan met deze wijziging. In deze situatie bestaat er geen aanleiding [Pastoor & Partners] c.s. nog te belasten met aanvullende bewijslevering, welke ook niet is aangeboden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet de conclusie dus luiden dat nu [Pastoor & Partners] c.s. geen vordering heeft of had op DOOR terzake teveel betaalde franchiseovereenkomst en projectkosten. Nu [Pastoor & Partners] c.s. haar beroep op verrekening op deze vorderingen steunt, betekent dit dat dit beroep geen doel kan treffen en de vordering in conventie voor toewijzing in aanmerking komt. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten kunnen worden toegewezen. [Pastoor & Partners] c.s. heeft zich contractueel tot betaling ervan verplicht en de hoogte van het terzake gevorderde, komt niet onredelijk voor. Om proceseconomische redenen zal de eindbeslissing in conventie evenwel worden aangehouden tot over de overige geschilpunten definitief geoordeeld kan worden.
De Renault Nissan kwestie
Samengevat komen de argumenten van [Pastoor & Partners] c.s. die moeten leiden tot het oordeel dat DOOR in deze kwestie jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld op het volgende neer.
Nadat DOOR de brief van [naam directeur verkoop dealernetwerk] had ontvangen heeft zij een gesprek met vertegenwoordigers van Renault Nissan gevoerd. Ten onrechte heeft DOOR [naam man] hierbij buiten de deur gehouden. DOOR heeft [naam man] zo de gelegenheid ontnomen om zijn visie op de klachten te geven en met oplossingen te komen. DOOR heeft [naam man] nadien ook bewust niet betrokken in haar contacten met Renault Nissan. Op 28 mei 2004 had [naam directeur van DOOR] buiten [naam man] om een gesprek met mevrouw [naam hoofd inkoop], hoofd inkoop van Renault Nissan. Zonder [naam man] er in te betrekken heeft DOOR besloten de facturering voor de aan Renault Nissan verleende diensten uitsluitend nog via DOOR Nederland te laten lopen en tot slot heeft DOOR bewerkstelligd dat Renault Nissan op 20 september 2004 de samenwerking met [Pastoor & Partners] c.s. heeft opgezegd.
DOOR heeft aangegeven dat [naam man] - althans tot het moment van de brief van [naam directeur verkoop dealernetwerk] - de contactpersoon voor Renault Nissan was en dat door [naam man] de bij Renault Nissan behaalde trainingsomzet aan DOOR werd verantwoord. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat partijen het er over eens zijn dat Renault Nissan ten tijde van de opzegging de account van [Pastoor & Partners] c.s. was. In dit licht had [naam directeur van DOOR] - toen hij de brief van [naam directeur verkoop dealernetwerk] ontving - bij Renault Nissan moeten informeren waarom zij zich niet met deze klacht direct tot [naam man] wendde. [naam directeur van DOOR] heeft dit ten onrechte nagelaten. DOOR had in ieder geval [naam man] direct van de klachten op de hoogte moeten stellen. Ook verwijt [naam man] DOOR terecht dat hij niet is betrokken in het gesprek dat [naam directeur van DOOR] op 27 april 2004 met Renault Nissan over de in de brief opgenomen klacht heeft gevoerd nu [naam man] de aangewezen persoon was om hierover met Renault Nissan van gedachten te wisselen. Ter rechtvaardiging heeft DOOR weliswaar aangevoerd dat [naam directeur van DOOR] [naam man] er buiten heeft gelaten omdat hij waardevrij en onpartijdig het gesprek met [naam directeur verkoop dealernetwerk] in wilde gaan doch DOOR kan in dit argument niet worden gevolgd. Indien twee partijen een verschil van mening hebben kan een derde slechts dán waardevrij en onpartijdig dit conflict benaderen indien beide partijen over het conflict worden gehoord en de gelegenheid krijgen hun visie erop te geven. Door uitsluitend kennis nemen van de klacht van Renault Nissan en [naam man] niet in de gelegenheid te stellen zich hiertegen te verdedigen heeft DOOR er juist blijk van gegeven partijdig te zijn ten opzichte van [naam man].
Ook de omstandigheid dat DOOR op 27 april 2004 buiten medeweten van [naam man] afspraken met Renault Nissan heeft gemaakt hoe de contacten met laatstgenoemde vanaf dat moment zouden verlopen, dient ten nadele van DOOR te worden uitgelegd nu mede uit de brief van 28 april 2004 van [naam directeur van DOOR] aan Renault Nissan, waarin hij de afspraken bevestigt, kan worden opgemaakt dat DOOR er naar streefde [naam man] definitief buiten spel te zetten waar deze brief luidt:
"(...)
Geachte heer [naam directeur verkoop dealernetwerk],
Tijdens het gesprek op 27 april j.l. heeft u toegelicht wat de argumenten zijn geweest om de samenwerking met de heer [naam man] te beëindigen. Uiteraard wordt uw beslissing gerespecteerd en worden nu adequate maatregelen genomen om de lopende en toekomstige DOOR opdrachten te waarborgen met de door u gewenste kwaliteit. De communicatielijnen zullen verkort worden en ik zal eens per twee maanden met het "Comité Formation" overleggen en afstemmen.
Met [naam medewerker Renault 1] worden afspraken gemaakt over de planning en inzet van trainers. Zowel [naam medewerker Renault 1] als u geven er de voorkeur aan om direct zaken te doen met DOOR Training & Consulting, zodat de communicatie, de kwaliteitsborging, de planning en de facturatie vanuit en door één adres wordt verzorgd.
Met uw collega [naam medewerker Renault 2] neem ik apart contact op om met hem de nieuwe samenwerking te bespreken."
Uit een verslag dat [naam directeur van DOOR] heeft opgesteld van een gesprek met mevrouw [naam hoofd inkoop] op 28 mei 2004 blijkt ook nog dat DOOR buiten [naam man] om met Renault Nissan heeft afgesproken dat facturen met ingang van 1 juni 2004 door DOOR Nederland verstuurd zouden worden. Nu DOOR zelf aangeeft dat [Pastoor & Partners] c.s. tot op dat moment aan Renault Nissan factureerde, had DOOR deze afspraak niet mogen maken zonder [naam man] erbij te betrekken. Dit laatste klemt te meer nu [naam directeur van DOOR] in ditzelfde verslag aangeeft dat ter realisering van deze afspraak actief medewerken van [naam man] vereist was waar hij schrijft:
"De facturen worden per 1 juni 2004 door DOOR Nederland verstuurd. Dit betekent dat alles wordt overgedragen door [voornaam man] [naam man], rb) aan DOOR Nederland (...)"
DOOR heeft tot slot als reden voor haar handelen aangegeven dat er reeds lang onvrede bestond bij Renault Nissan over het optreden van [naam man] en dat [naam man] hiermee bekend was hetgeen [naam man] evenwel heeft betwist. De beantwoording van deze vraag kan evenwel in het midden blijven. Renault Nissan was de account van [naam man] en DOOR had deze relatie mede in het licht van voormeld artikel 7.1 van de franchiseovereenkomst, moeten respecteren en zich afzijdig moeten houden toen deze account onder vuur kwam liggen.
Het voorgaande in onderling verband gelezen en beoordeeld leidt dan ook tot de conclusie dat DOOR zich jegens [Pastoor & Partners] c.s. onzorgvuldig heeft gedragen.
Voor de vraag nu of DOOR door dit onzorgvuldige gedrag onrechtmatig jegens [Pastoor & Partners] c.s. heeft gehandeld is van belang of vast komt te staan dat - zoals [Pastoor & Partners] c.s. als grond voor haar vordering heeft aangevoerd - voormelde wijze van optreden van DOOR de oorzaak ervan is geweest dat [Pastoor & Partners] c.s. Renault Nissan als haar account heeft verloren waardoor zij schade heeft geleden. DOOR heeft betwist dat zij hiervan de oorzaak is geweest nu het de keuze van Renault Nissan zelf is geweest de relatie met [Pastoor & Partners] c.s. te verbreken. Omdat [Pastoor & Partners] c.s. dat niet wilde accepteren heeft Renault Nissan dit nog eens per brief van 20 september 2004 bevestigd.
Nu [Pastoor & Partners] c.s. zich aldus beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten die door DOOR gemotiveerd worden betwist zal [Pastoor & Partners] c.s. worden toegelaten tot het bewijs ervan, als hierna vermeld.
Opzegging franchiseovereenkomst door DOOR
[Pastoor & Partners] c.s. vordert ook vergoeding wegens de opzegging door DOOR van het tussen partijen bestaande contract aangezien deze opzegging ten onrechte is geschied. Subsidiair voert [Pastoor & Partners] c.s. aan dat de opzegging onredelijk is en dus ongeoorloofd is zolang DOOR zelf haar verplichtingen jegens [Pastoor & Partners] c.s. niet is nagekomen. DOOR heeft bovendien de in artikel 12 lid 4 van de franchiseovereenkomst dwingend voorgeschreven wijze van beëindiging niet nageleefd. Meer subsidiair betwist [Pastoor & Partners] c.s. dat DOOR voldoende gronden had om de overeenkomst te beëindigen. DOOR heeft volstrekt geen rekening gehouden met de belangen van [Pastoor & Partners] c.s. hetgeen DOOR gelet op het gestelde in artikel 11.1 van die overeenkomst had moeten doen en DOOR heeft nagelaten [Pastoor & Partners] c.s. een passende schadevergoeding te betalen.
Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 4.2 is overwogen volgt reeds dat [Pastoor & Partners] c.s. haar verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst niet is nagekomen. Uit dien hoofde heeft DOOR op grond van artikel 12.4 in verband met 12.5, die overeenkomst dan ook kunnen opzeggen. Het subsidiair gevoerde verweer zal ook worden gepasseerd nu [Pastoor & Partners] c.s. terzake dit argument niet voldoet aan haar stelplicht door niet aan te geven welke bepalingen uit het contract door DOOR niet zijn nageleefd. Het is juist dat DOOR zich niet aan de in artikel 12.4 voorgeschreven wijze van beëindiging heeft gehouden doch [Pastoor & Partners] c.s. verbindt aan dit argument geen juridisch relevant gevolg. De stelling van [Pastoor & Partners] c.s. dat DOOR geen goede gronden had de overeenkomst te beëindigen zal ook worden gepasseerd nu het contract in artikel 12.4 de beëindigingsgronden met name noemt en een van deze gronden - zoals hiervoor vermeld - zich ook voordeed. Ook kan [Pastoor & Partners] c.s. niet worden gevolgd in haar standpunt dat DOOR niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [Pastoor & Partners] c.s. Artikel 11.1 van het contract is slechts van toepassing gedurende het eerste jaar van het contract, een situatie die zich hier niet voordeed. Overigens - anders dan [Pastoor & Partners] c.s. meent - schrijft artikel 11.1 niet voor dat er een belangenafweging dient plaats te vinden. De conclusie luidt dus dat de vordering zal worden afgewezen.
Wellicht ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Nu de vordering in conventie voor een deel gegrond is, de vorderingen in reconventie voor een deel ongegrond en de beslissing over de overblijvende vorderingen onderhevig zijn aan te leveren bewijs dan wel worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van deze bewijslevering geeft de rechtbank partijen in overweging te bezien of zij alsnog overeenstemming in der minne kunnen bereiken. Dit ook, mede gelet op de kosten die met de voortzetting van deze procedure gemoeid zijn.
Gelet op het voorgaande luidt de beslissing als volgt. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
laat [Pastoor & Partners] c.s. toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat het handelen dan wel nalaten van DOOR zoals hiervoor onder 4.6.1 tot en met 4.6.5 beschreven, de door [Pastoor & Partners] c.s. gestelde schade als gevolg van het verlies van de account Renault Nissan, rechtstreeks heeft veroorzaakt;
bepaalt dat, zo [Pastoor & Partners] c.s. het bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank, Martinetsingel 2 in Zutphen op een nader te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de enquêterol van 1 februari 2006 om partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van het aantal en de personalia van de te horen getuigen bij (tegen)getuigenverhoor alsmede om de verhinderdata over de periode maart tot en met mei 2006 over te leggen, voor welk overleggen geen uitstel zal worden verleend, derhalve ambtshalve peremptoir;
bepaalt dat partijen, indien zij zich willen beroepen op nieuwe bescheiden, deze zullen overleggen door toezending in kopie aan de wederpartij en aan de griffie van deze rechtbank, uiterlijk twee weken voor de dag van de comparitie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2006.