ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1942

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/037648-04 en 06/437349-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Borgerhoff Mulder
  • Lagarde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bedrijf voor het niet naleven van vuurwerkvoorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap die vuurwerkshows verzorgt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke geldboete van € 9.000,-- wegens het niet naleven van de aan de vergunning voor het afsteken van professioneel vuurwerk verbonden voorschriften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2004 en 2005, in verschillende gemeenten, opzettelijk de voorschriften niet heeft nageleefd die waren verbonden aan de verleende toestemming voor het afsteken van vuurwerk. Dit betrof onder andere het niet afzetten van het afsteekterrein voor onbevoegden, het niet aanwezig hebben van blusmiddelen en het toelaten van onbevoegden op het afsteekterrein. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de ernst van de feiten, de maatschappelijke positie van de verdachte en het feit dat het om een relatief gering aantal overtredingen ging. De rechtbank heeft ook overwogen dat niet bij alle feiten daadwerkelijk de veiligheid van omstanders in het geding is geweest. De verdachte is vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat deze waren begaan. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de geldboete opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige economische kamer
Parketnummers: 06/037648-04 en 06/437349-05
Uitspraak d.d.: 15 februari 2006
Tegenspraak / 06/037648-04: oip
06/437349-05: dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
de besloten vennootschap [naam] B.V.,
gevestigd te [postcode en plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2006.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/037648-04 en 06/437349-05 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/037648-04:
1.
verdachte op of omstreeks 02 juli 2004, in de gemeente Heiloo, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 11 mei 2004 (kenmerk 2004-6267) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- op het afsteekterrein tijdens het afsteken van het vuurwerk een voertuig
aanwezig was (voorschrift 2.4);
- op het afsteekterrein in de periode tussen de aanvoer van het vuurwerk en
de controle na afloop van het ontsteken een of meer personen werden
toegelaten die niet daadwerkelijk waren betrokken bij het opstellen, het afsteken, de controle en bewaking, de hulpverleningsdiensten noch belast waren met het toezicht op die werkzaamheden (voorschrift 3.4);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
2.
verdachte op of omstreeks 09 juli 2004, in de gemeente Den Helder, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 28 mei 2004 (kenmerk 2004-21775) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- op het afsteekterrein in de periode tussen de aanvoer van het vuurwerk en
de controle na afloop van het ontsteken een of meer personen werden
toegelaten die niet daadwerkelijk waren betrokken bij het opstellen, het
afsteken, de controle en bewaking, de hulpverleningsdiensten noch belast
waren met het toezicht op die werkzaamheden (voorschrift 3.4);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
3.
verdachte op of omstreeks 31 juli 2004, in de gemeente Wieringermeer, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 26 mei 2004 (kenmerk 2004-19861) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- het gebied in een straal van 25 meter rond de afsteekterreinen op de
Wieringermeerdijk nabij gemaal "Lely" niet voor aanvang van de opbouw van
het vuurwerk was afgezet voor onbevoegden, althans de afzetting niet in
stand was gelaten totdat de opstellingen voor het vuurwerk binnen het
afsteekterrein geheel waren verwijderd (voorschrift 3.1);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
4.
verdachte op of omstreeks 31 juli 2004, in de gemeente Beemster, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 5 juli 2004 (kenmerk 2004-22590)
toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- het gebied in een straal van 25 meter rond de afsteekterreinen op/bij de
ijsbaan te Midden-Beemster niet voor aanvang van de opbouw van
het vuurwerk was afgezet voor onbevoegden, althans die afzetting niet in
stand was gelaten totdat de opstellingen voor het vuurwerk binnen het
afsteekterrein geheel waren verwijderd (voorschrift 3.1);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
5.
verdachte op of omstreeks 14 augustus 2004, in de gemeente Blaricum, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 5 juli 2004 (kenmerk 2004-18901) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de
aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de terreincontrole
en het verwijderen van de restanten niet (steeds) op het afsteekterrein
(te weten een weiland aan of nabij de Eemnesserweg) voor onmiddellijk
gebruik gereed waren (voorschrift 8.2);
- nadat een vuurwerkartikel (een 2-inch kogelbom) een onverwacht effect gaf,
alle, althans een aantal, resterende artikelen van hetzelfde type alsnog
werden afgestoken (voorschrift 8.6);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
6.
verdachte op of omstreeks 4 september 2004, in de gemeente Zandvoort, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 19 juli 2004 (kenmerk 2004-29656) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de terreincontrole
en het verwijderen van de restanten niet (steeds) op het afsteekterrein
(te weten het strand tegenover paviljoen "Take Five") voor onmiddellijk
gebruik gereed waren (voorschrift 8.2);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
Parketnummer: 06/437349-05:
verdachte op of omstreeks 30 april 2005 in de gemeente Renkum, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 15 maart 2005 (kenmerk MPM3879) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4 van het Vuurwerkbesluit, (opzettelijk) niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- een of meer toegangswegen en/of -paden tot de gevarenzone nabij sportpark
Duno te Doorwerth niet van één uur voor het afsteken van het vuurwerk tot en
met de controle na afloop van het ontsteken doelmatig met dranghekken of een
gelijkwaardige afzetting waren afgezet en/of bewaakt (voorschrift 2.4);
- tijdens het afsteken van het vuurwerk binnen de gevarenzone publiek en/of
voertuigen in de open lucht aanwezig waren (voorschrift 2.5);
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen
art 3.3.4 lid 3 Vuurwerkbesluit
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/037648-04 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft ten aanzien van de onder parketnummer 06/037648-04 onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten aangevoerd dat er in die gevallen wel blusmiddelen aanwezig zijn geweest. Ten aanzien van het onder 5 genoemde feit was er een blusmiddel in de auto aanwezig en stond bovendien een volledig ingerichte brandweerwagen direct naast het afsteekterrein en ten aanzien van het onder 6 genoemde feit kon het (droge) zeezand als blusmiddel worden aangewend.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland heeft aan verdachte telkens toestemming verleend tot het ontbranden van professioneel vuurwerk. Zij heeft aan die toestemming voorwaarden verbonden, onder meer onder 8.2 dat blusmiddelen vanaf de start van opbouw aanwezig dienen te zijn. Bovendien is in de toestemmingen telkens opgenomen dat de door verdachte ingediende aanvragen deel uit maken van de vergunningen.
Verdachte heeft in beide gevallen bij de aanvraagformulieren ter verkrijging van de ontbrandingstoestemmingen onder punt 3 van die aanvragen, namelijk de gegevens betreffende de milieu- en veiligheidsaspecten van de vuurwerkevenementen, verwezen naar de inhoud van het daarbij gevoegde werkplan. In het werkplan staat onder punt 31: brandblusmiddelen: vermeld “poederblusser van tenminste 6 kg aanwezig op de afsteeklocatie binnen handbereik van toepasser en/of assistent(en)”.
Verdachte heeft tegen de voorschriften behorende bij de toestemmingen geen rechtsmiddel aangewend, zodat de verdachte telkens zelf verantwoordelijk was voor naleving van de voorwaarden, in dit geval voor het op het afsteekterrein onder handbereik van de afsteker aanwezig zijn van een poederblusser van tenminste 6 kg. Het in een transportauto aanwezig zijn van een brandblusser valt naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als “binnen handbereik” hebben van dat blusmiddel. Ondanks de aanwezigheid van een brandweerwagen bij de tweede locatie in het onder 5 genoemde feit heeft verdachte gehandeld in strijd met de aan haar verleende toestemming.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/037648-04 onder 2, 3, 4, 5 en 6 en onder parketnummer 06/437349-05 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 06/037648-04:
2.
verdachte op 09 juli 2004, in de gemeente Den Helder, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 28 mei 2004 (kenmerk 2004-21775) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet een aan die toestemming verbonden voorschrift heeft nageleefd, aangezien:
- op het afsteekterrein in de periode tussen de aanvoer van het vuurwerk en de controle na afloop van het ontsteken een persoon werd toegelaten die niet daadwerkelijk was betrokken bij het opstellen, het afsteken, de controle en bewaking, de
hulpverleningsdiensten noch belast was met het toezicht op die werkzaamheden;
3.
verdachte op 31 juli 2004, in de gemeente Wieringermeer, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 26 mei 2004 (kenmerk 2004-19861) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet een aan die toestemming verbonden voorschrift heeft nageleefd, aangezien:
- het gebied in een straal van 25 meter rond de afsteekterreinen op de
Wieringermeerdijk nabij gemaal "Lely" niet voor aanvang van de opbouw van
het vuurwerk was afgezet voor onbevoegden;
4.
verdachte op 31 juli 2004, in de gemeente Beemster, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 5 juli 2004 (kenmerk 2004-22590) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet een aan die toestemming verbonden voorschrift heeft nageleefd, aangezien:
- het gebied in een straal van 25 meter rond de afsteekterreinen op/bij de
ijsbaan te Midden-Beemster niet voor aanvang van de opbouw van
het vuurwerk was afgezet voor onbevoegden;
5.
verdachte op 14 augustus 2004, in de gemeente Blaricum, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 5 juli 2004 (kenmerk 2004-18901) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de terreincontrole
en het verwijderen van de restanten niet steeds op het afsteekterrein,
te weten een weiland aan of nabij de Eemnesserweg, voor onmiddellijk
gebruik gereed waren;
- nadat een vuurwerkartikel (een 2-inch kogelbom) een onverwacht effect gaf,
alle resterende artikelen van hetzelfde type alsnog werden afgestoken;
6.
verdachte op 4 september 2004, in de gemeente Zandvoort, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 19 juli 2004 (kenmerk 2004-29656) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet een aan die toestemming verbonden voorschrift heeft nageleefd, aangezien:
- blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de terreincontrole
en het verwijderen van de restanten niet steeds op het afsteekterrein,
te weten het strand tegenover paviljoen "Take Five", voor onmiddellijk
gebruik gereed waren;
Parketnummer: 06/437349-05:
verdachte op 30 april 2005 in de gemeente Renkum, als degene aan wie door Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 15 maart 2005 (kenmerk MPM3879) toestemming voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk was verleend als bedoeld in artikel 3.3.4 van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk niet de aan die toestemming verbonden voorschriften heeft nageleefd, aangezien:
- een toegangsweg tot de gevarenzone nabij sportpark Duno te Doorwerth niet van één uur
voor het afsteken van het vuurwerk tot en met de controle na afloop van het ontsteken
doelmatig met dranghekken of een gelijkwaardige afzetting was afgezet en bewaakt;
- tijdens het afsteken van het vuurwerk binnen de gevarenzone publiek en voertuigen in de
open lucht aanwezig waren.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
parketnummer 06/037648-04, feiten 2, 3, 4, 5 en 6 en parketnummer: 06/437349-05:
telkens: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank is van oordeel dat de hierna te noemen geldboete in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, mede gelet op de justitiële documentatie, de maatschappelijke positie en de draagkracht van verdachte en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is gepleegd, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank houdt er bij bepaling van de hoogte van de op te leggen geldboete rekening mee dat verdachte een aantal vuurwerkshows heeft verzorgd waarbij niet alle voorschriften in acht werden genomen. Er hebben zich gevallen voorgedaan waarbij onbevoegden zich binnen de gevarenzone hebben bevonden.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat ter terechtzitting is gebleken dat verdachte per jaar een groot aantal vuurwerkshows uitvoert, het derhalve om een relatief gering aantal strafbare feiten handelt en dat een aantal feiten voorkomen had kunnen worden door de voorschriften zorgvuldiger na te leven. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat er door en namens verdachte veel aan wordt gedaan om veilig te werken en dat niet bij alle feiten daadwerkelijk de veiligheid van omstanders in het geding geweest. Er kan niet gesteld worden dat verdachte de voorschriften uit economische gewin heeft overtreden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
- 3.3.4 van het Vuurwerkbesluit.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/037648-04 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/037648-04 onder 2, 3, 4, 5 en 6 en parketnummer 06/437349-05 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 9.000,--.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 6.000,--, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Lagarde, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
15 februari 2006.