RECHTBANK ZUTPHEN
Strafraadkamer
Op 1 maart 2006 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een klaagschrift – ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – van:
[klager],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres],
De rechtbank heeft de processtukken bezien.
De openbare behandeling van het klaagschrift door de raadkamer heeft op 2 maart 2006 plaatsgevonden. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1. Op grond van de stukken en het onderzoek kan het volgende worden vastgesteld.
- Klager is eigenaar en verzorger van de ruim 2 jaar oude honden Baco en Wodan, zijnde nestbroers uit een kruising van de hondenrassen Rottweiler en Mechelse herder.
- Op 22 november 2004, 8 februari 2005 en 13 juni 2005 hebben zich op of aan de openbare weg voor klagers woning incidenten voorgedaan, doordat een passerende burger plotseling werd aangevallen en gebeten door de aldaar ongemuilkorfd loslopende Baco en Wodan.
- De door deze bijtincidenten veroorzaakte verwondingen, schade, onrust en vrees voor herhaling hebben Burgemeester en Wethouders van de gemeente Montferland (voorheen gemeente Didam) aanleiding gegeven jegens klager bestuurlijk te reageren, bij brief van 11 februari 2005 door oplegging van een muilkorf- en aanlijngebod voor de gelijktijdig als gevaarlijk aangemerkte Baco en Wodan, en bij brief van 16 juni 2005 door oplegging van een last onder dwangsom, strekkende tot nakoming van voormeld gebod en tot het treffen van nadere voorzieningen tegen uitbraak van de honden naar de openbare ruimte.
- Overtreding van voormeld gebod kon en kan voor klager tot strafvervolging leiden, nu dit gebod was en kon worden gebaseerd op de verbodsbepaling van artikel 2.4.19 van de Algemene Politieverordening van de voormalige gemeente Didam en nu zowel deze bepaling als bedoeld gebod ongewijzigd van kracht zijn gebleven. Daarbij merkt de rechtbank als (uit openbare bron kenbare) algemeen bekende feiten aan, dat overtreding van de verbodsbepaling was en is strafbaar gesteld bij artikel 6.1 van voormelde verordening alsmede dat de gemeente Montferland de naam van die verordening per 29 juni 2005 in overeenstemming heeft gebracht met de publiekrechtelijke werkelijkheid.
- Baco en Wodan zijn op 24 februari 2006 in strafvorderlijk beslag genomen nadat de door buurtbewoners gealarmeerde politie had geconstateerd, dat de honden zonder muilkorf en aanlijning in agressieve toestand onbeheerd rondliepen op de openbare weg voor klagers woning, waarin toenmaals kennelijk niemand aanwezig was.
- Door de officier van justitie is aan de justitiële bewaarder van Baco en Wodan inmiddels ex artikel 117 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering machtiging verleend de honden te laten inslapen.
2. Het klaagschrift strekt blijkens zijn inhoud en de daarop gegeven toelichting primair tot beëindiging van het beslag en teruggave van de honden aan klager, zij het dat het petitum tevens betrekking heeft op een uitspraak omtrent (het gebruik van) voormelde machtiging.
3. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkverklaring van klager althans ongegrondverklaring van het klaagschrift.
4. Gelet op het bepaalde in artikel 552a Van het Wetboek van Strafvordering en de beslissing van de Hoge Raad in zijn arrest van 2 maart 1999, NJ 99/416 is de rechtbank van oordeel dat klager in zijn beklag kan worden ontvangen, behoudens voor zover dit beklag (tevens) strekt tot verkrijging van enige beslissing of oordeel omtrent (het gebruik van) voormelde machtiging. Deze situatie brengt mede dat eventuele gegrondverklaring van het klaagschrift en een bevel tot teruggave van de honden aan klager niet in de weg zouden staan aan het gebruik van voormelde machtiging, zolang als het beslag niet is geëindigd en de beslissing omtrent het beklag niet onherroepelijk is geworden.
5. Voor zover klager in zijn beklag kan worden ontvangen is de rechtbank overigens met de officier van justitie van oordeel dat het beklag ongegrond is, waartoe het volgende wordt overwogen:
- voormelde (kennelijk aan de VNG modelverordening ontleende) verbodsbepaling heeft als strekking de bescherming van de openbare orde en veiligheid,
- uit deze strekking vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort, dat de in de bepaling voorkomende termen “laten verblijven” en “laten lopen” ruim dienen te worden opgevat in die zin, dat voor overtreding van het verbod bij de eigenaar van de hond geen bewustheid van de verboden toestand is vereist.
- gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat door klager met betrekking tot Baco en Wodan het strafbare feit van overtreding van artikel 2.4.19 APV Montferland is begaan op 13 juni 2005 en 24 februari 2006.
- uit het onderzoek is naar voren gekomen dat Baco en Wodan niet alleen sterk geneigd zijn tot uitbraak/ontsnapping, naar de openbare ruimte, maar ook tot agressief (bijt)gedrag jegens aldaar (toevallig) aanwezige personen.
Naar de ervaring heeft geleerd zijn de honden terecht als gevaarlijk aangemerkt en is het uitsluiten van herhalingsgevaar, ondanks de bij klager bestaande goede wil, redelijkerwijs niet haalbaar, nog daargelaten dat klager zelf melding heeft gemaakt van sabotage door een onbekende op 24 februari 2006.
- gelet op het voorgaande moet de conclusie zijn dat het ongecontroleerde bezit van Baco en Wodan in strijd is met het algemeen belang en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is, dat ten aanzien van deze honden te zijner tijd de onttrekking aan het verkeer zal worden bevolen, hetzij door de strafrechter, hetzij door de over een afzonderlijke onttrekkingsvordering oordelende rechter.
Verklaart klager niet ontvankelijk voor zover het beklag zich richt tegen de door de officier van justitie ex artikel 117, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering verleende machtiging en verklaart het beklag voor het overige ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Harreveld, voorzitter, en mrs. Van der Hooft en Doll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2006 en ondertekend door de voorzitter.