RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
uitspraak d.d.: 22 maart 2006
tegenspraak / dip
in de zaak tegen de minderjarige:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode en woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren
ter terechtzitting van 8 maart 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, althans in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (treinmachinist) [slachtoffer A] van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet een (ballast)steen, althans een zwaar/hard voorwerp, heeft gepakt en/of die steen/dat voorwerp (met kracht) tegen - en/of in de richting van het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer A] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, althans in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten (treinmachinist) [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet een (ballast)steen, althans een zwaar/hard voorwerp, heeft gepakt en/of die steen/dat voorwerp (met kracht) tegen - en/of in de richting van het gezicht,
althans het hoofd van die [slachtoffer A] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, althans in de gemeente Oldebroek opzettelijk mishandelend - een of meer (ballast)ste(e)n(en), althans (een) hard(e)/zwa(a)r(e) voorwerp(en) (met kracht) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd van (treinmachinist) [slachtoffer A] heeft gegooid en/of
- die/dat ste(e)n(en)/voorwerp(en) met zodanige kracht tegen/door een ruit (van de cabine waar die [slachtoffer A] zich op dat moment bevond) heeft gegooid,dat die [slachtoffer A] door het rondvliegend) glas in diens o(o)g(en), althans in diens gezicht werd geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, althans in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (hoofdconducteur) [slachtoffer B] van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet een (ballast)steen, althans een zwaar/hard voorwerp, heeft gepakt en/of die steen/dat voorwerp (met kracht) in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer B] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, althans in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten (hoofdconducteur) [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet een (ballast)steen, althans een zwaar/hard voorwerp, heeft gepakt en/of die steen/dat voorwerp (met kracht) in de richting van het
hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer B] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2005 te Wezep, gemeente Oldebroek, (hoofdconducteur) [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- een of meer (ballast)ste(e)n(en), althans (een) hard(e)/zwa(a)r(e) voorwerp(en) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer B] gegooid en/of
- die/dat ste(e)n(en)/voorwerp(en) door een ruit (van de treincabine waar die [slachtoffer B] zich op dat moment bevond) gegooid;
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel, dat de situatie voor de machinist [slachtoffer A], alleen reeds omdat de trein nog maar langzaam reed, en deze bij uitval van de machinist niet stuurloos wordt en vanzelf tot stilstand komt, veel minder gevaarlijk was dan die van de snel rijdende automobilist die getroffen kan worden door een vanaf een viaduct geworpen stoeptegel.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank overweegt dat naar haar oordeel bij verdachte niet de vereiste opzet aanwezig was, ook niet in de voorwaardelijke vorm, nu verdachte geen reden had aan te nemen of te veronderstellen, dat er nog een andere persoon dan de machinist in de cabine van de trein aanwezig was.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 oktober 2005 te Wezep, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten treinmachinist [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een steen, heeft gepakt en die steen met kracht in de richting van het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer A] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Aangaande verdachtes handelen overweegt de rechtbank dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen, waaronder in het bijzonder de op de gebroken ruit en de steen betrekking hebbende foto’s, in onderlinge samenhang bezien redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Immers was de trein reeds in beweging gezet zodat verdachte wist danwel heeft moeten begrijpen dat de machinist in de cabine van de trein aanwezig was en wel zodanig, dat zijn hoofd zich direct achter het raam bevond. Door het zeer krachtig en gericht gooien van een steen met scherpe punten, waardoor de ruit van de treincabine werd vernield, had niet alleen de steen ernstige verwondingen bij de machinist teweeg kunnen brengen, maar hadden wegspringende glasdelen onherstelbare schade aan het gezichtsvermogen van de machinist tot gevolg kunnen hebben.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank neemt de conclusie over uit het psychologisch rapport van 9 februari 2006 opgemaakt door drs. M.W.A. Quant, G.Z. psycholoog, en maakt deze tot de hare voorzover die conclusie inhoudt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit sprake was van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte uit pure frustratie omdat hij van de conducteur niet met de trein mee mocht, een steen door de cabineruit van die trein heeft gegooid met aanmerkelijke geestelijke schade voor de betrokken machinist en materiële schade voor de Nederlandse Spoorwegen als gevolg. Dat het slachtoffer daardoor geen blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die geenszins aan de verdachte te danken is. Verdachte heeft door aldus te handelen de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.
De rechtbank heeft anderzijds in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een soortgelijk delict. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk zijn opleiding zal hervatten en onder begeleiding van de jeugdreclassering komt, teneinde het recidiverisico weg te nemen danwel te doen verminderen.
Vordering tot schadevergoeding
? De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van € 500.-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
? De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500.-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf is gegrond op de artikelen:
27, 36f, 45, 77a, 77m, 77n, 77o, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 101 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 70 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de afdeling jeugdreclassering van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, of een door haar aan te wijzen andere soortgelijke instelling als bedoeld in artikel 60 lid 1 onder b van de Wet op de Jeugdhulpverlening zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt dat verdachte zal meewerken aan het traject ‘ITB Harde Kern’ en/of behandeling bij de forensische polikliniek Groot Batelaar, of een door de Stichting Reclassering Nederland aan te wijzen soortgelijke instelling.
Geeft de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een leerstraf, zijnde een Chu Shin training, gedurende 36
uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 18 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer A], postbus [postbusnummer], [postcode en plaats] (rekeningnummer [nummers]), van een bedrag van € 500,-- vermeerderd met betaling van kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee zijn verplichting jegens de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat, indien en voorzover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Elders en Doll, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2006.