ECLI:NL:RBZUT:2006:AW5664

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/460558-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Beuge
  • Elders
  • Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op echtgenoot met gebruik van medicijnen en alcohol

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 april 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die beschuldigd werd van poging tot moord op haar echtgenoot. De verdachte had in 1999 met haar echtgenoot afgesproken dat als zij niet meer wilde leven, hij ook zijn leven zou beëindigen. De echtgenoot leed aan de ziekte van Alzheimer, wat zijn wilsbekwaamheid ernstig aantastte. De rechtbank oordeelde dat de echtgenoot niet in staat was om de implicaties van de keuze die hem werd voorgelegd te begrijpen. De verdachte had in oktober 2005 een combinatie van alcohol, water en medicijnen (diazepam en nitrazepam) aan haar echtgenoot gegeven, met de intentie hem van het leven te beroven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van haar daden volledig te overzien, maar dat er wel sprake was van een poging tot moord. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de echtgenoot zijn wil niet had kunnen bepalen en oordeelde dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, die voorwaardelijk werd opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460558-05
Uitspraak d.d.: 28 april 2006
tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2006.
Tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 januari 2006 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 08 oktober 2005 tot en met 09 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en/of met voorbedachten rade [slachtoffer] (haar echtgenoot) van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg hem (een combinatie van) alcoholhoudende drank en/of water en/of (een (hoge) dosis) medicijnen (, zijnde diazepam en/of nitrazepam) heeft toegediend, althans heeft laten drinken/toch zich heeft laten nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij in of omstreeks de periode van 08 oktober 2005 tot en met 09 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn aan [slachtoffer] (haar echtgenoot) opzettelijk en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk en/of na kalm beraad en rustig overleg (een combinatie van) alcoholhoudende drank en/of water en/of (een (hoge) dosis) medicijnen (, zijnde diazepam en/of nitrazepam) toe te dienen, althans te laten drinken/toch zich te laten nemen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij in of omstreeks de periode van 08 oktober 2005 tot en met 09 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (haar echtgenoot), opzettelijk en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg hem (een combinatie van) alcoholhoudende drank en/of water en/of (een (hoge) dosis) medicijnen (, zijnde diazepam en/of nitrazepam) heeft toegediend, althans heeft laten drinken/toch zich heeft laten nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij in of omstreeks de periode van 08 oktober 2005 tot en met 09 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk en/of met voorbedachten rade mishandelend, [slachtoffer] (haar echtgenoot), opzettelijk en/of na kalm beraad en rustig overleg (een combinatie van) alcoholhoudende drank en/of water en/of (een (hoge) dosis) medicijnen (, zijnde diazepam en/of nitrazepam) heeft toegediend, althans heeft laten drinken/toch zich heeft laten nemen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans pijn en/of letsel heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 08 oktober 2005 tot en met 09 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij, zijnde de echtgenote, verplicht was, in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, terwijl [slachtoffer] dementerend was en/of (aldus) (geheel) hulpbehoevend en/of (aldus) (geheel) afhankelijk was, hebbende verdachte [slachtoffer] niet (tijdig) naar een dokter en/of een ziekenhuis gebracht en/of geen adequate maatregel(en) genomen en/of/althans [slachtoffer] in een situatie gebracht en/of gelaten die voor zijn gezondheid en/of zijn welbevinden gevaarlijk en/of schadelijk was, terwijl er aanwijzingen waren en/of verdachte wist, althans had moeten vermoeden dat [slachtoffer] (door het toegediend gekregen hebben, althans het ingenomen hebben van (een combinatie van) alcoholhoudende drank en/of water en/of (een (hoge) dosis) medicijnen (, zijnde diazepam en/of nitrazepam) levensbedreigend, althans ernstig ziek/niet in orde was.
Artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 258 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 47, ahf en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht
art 255 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij in de periode van 8 oktober 2005 tot en met 9 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (haar echtgenoot) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg hem een combinatie van alcoholhoudende drank en water en een hoge dosis medicijnen, zijnde diazepam en nitrazepam, heeft laten drinken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij in de periode van 8 oktober 2005 tot en met 9 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer], tot wiens onderhoud en verpleging en verzorging zij, zijnde de echtgenote, verplicht was, in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, terwijl [slachtoffer] dementerend was en aldus (geheel) hulpbehoevend en aldus (geheel) afhankelijk was, hebbende verdachte [slachtoffer] niet (tijdig) naar een dokter en/of een ziekenhuis gebracht en geen adequate maatregelen genomen en/of [slachtoffer] in een situatie gebracht en gelaten die voor zijn gezondheid en zijn welbevinden gevaarlijk en/of schadelijk was, terwijl er aanwijzingen waren en verdachte wist, althans had moeten vermoeden dat
[slachtoffer] door het ingenomen hebben van een combinatie van alcoholhoudende drank en water en een hoge dosis medicijnen, zijnde diazepam en nitrazepam levensbedreigend, althans niet in orde was.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het onder 1 primair bewezen verklaarde feit heeft begaan onder meer op de door verdachte afgelegde verklaringen, zowel tijdens het onderzoek ter terechtzitting, als ten overstaan van de politieambtenaren. Verdachte heeft verklaard, dat ze vooraf een smoes heeft verzonnen om haar man mee te kunnen nemen uit Randerode. Ze heeft hem op zaterdagmiddag 8 oktober 2005 opgehaald en mee naar huis genomen. Thuis heeft verdachte het gezellig gemaakt voor haar man en hem voorzien van hapjes en drankjes. Ze heeft hem vervolgens verteld, dat ze zich van kant wilde maken en dat als zij er niet meer zou zijn, hij geen sigaretjes en geen visite meer zou krijgen. Verdachte zou haar man ook hebben verteld, dat hij in 1999 met haar had afgesproken, dat als zij er niet meer zou zijn, hij ook niet meer wilde leven. Verdachte heeft verklaard dat ze ’s avonds een combinatie heeft gemaakt van nitrazepam, diazepam, water en alcoholische drank en dat ze dat aan haar man te drinken heeft gegeven. Zij heeft ook verklaard, dat haar man volgens haar niet wist wat hij van haar te drinken had gekregen en dat hij geen instemmende reactie heeft getoond op wat zij hem voorafgaande aan het drinken van de vloeistof in de beker heeft meegedeeld.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezene levert op het misdrijf:
Poging tot moord.
Geen strafbaar feit
Het onder 2 bewezen verklaarde levert geen strafbaar feit op, nu niet ten laste is gelegd dat het feit opzettelijk is gepleegd. De verdachte moet voor dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verweren
De raadsman van verdachte heeft als verweer gevoerd dat feitelijk niet bewezen kan worden, dat de heer [slachtoffer] zijn wil met betrekking tot de levensbeëindiging van hemzelf en zijn vrouw niet heeft kunnen bepalen.
De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar de verklaringen van de getuige-deskundige Zandstra en verdachte zelf. Zandstra voornoemd, die naar het oordeel van rechtbank competent moet worden geacht om als medicus informatie over de geestesgesteldheid van [slachtoffer] in oktober 2005 te kunnen geven, heeft ter terechtzitting verklaard - zakelijk weergegeven - dat [slachtoffer] lijdt aan de ziekte van Altzheimer. Als gevolg hiervan was de geheugenfunctie van [slachtoffer] gestoord, met name diens korte termijn geheugen. [slachtoffer] kon geen verbanden meer leggen tussen vroegere gebeurtenissen en iets wat hem in het heden werd gevraagd. Voor zover hij nog zou weten, wat hij in 1999 met zijn echtgenote heeft afgesproken, dan heeft hij dat niet kunnen betrekken bij iets wat hem nu is voorgelegd om op grond daarvan een weloverwogen keuze te kunnen maken. Desgevraagd heeft Zandstra te kennen gegeven, dat het onwaarschijnlijk is, dat [slachtoffer] de reikwijdte van wat zijn echtgenote hem in oktober 2005 heeft voorgelegd, heeft kunnen begrijpen. Verdachte heeft verklaard, dat het haar idee was, dat zij en [slachtoffer] dood moesten en dat hij niet heeft aangegeven, dat hij besefte wat zij van plan was te gaan doen. Voorts heeft verdachte verklaard, dat [slachtoffer] niet wist dat zij pillen in zijn drankje had gedaan.
Gelet op de ter zitting afgelegde verklaringen van Zandstra en de verdachte acht de rechtbank het voldoende aannemelijk, dat [slachtoffer] niet heeft beseft, wat verdachte precies aan hem heeft voorgelegd en vooral niet welke keuze hij op grond daarvan zou moeten maken. Het komt de rechtbank bovendien hoogst onwaarschijnlijk voor, dat [slachtoffer] voldoende wilsbekwaam was om weloverwogen te beslissen, dat hij zich, gelijk met zijn echtgenote, het leven heeft willen benemen. Zo’n beslissing heeft de verdachte ook niet van hem vernomen. De beslissing is genomen door de verdachte, zoals zij - kennelijk - al vele jaren alle belangrijke beslissingen voor hen beiden nam.
De raadsman heeft verder als verweer gevoerd, dat er sprake is van een poging met gebruikmaking van een absoluut ondeugdelijk middel.
De rechtbank verwerpt het verweer dat sprake is van een absoluut ondeugdelijk middel. Uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 5 januari 2006 komt naar voren, dat diazepam en nitrazepam beide behoren tot de benzodiazepinen en dat een overdosering met louter benzodiazepinen zelden gevaarlijk is. Niettemin zijn - kennelijk - in de literatuur enkele dodelijk verlopen intoxicaties met diazepam dan wel nitrazepam beschreven. Daarnaast blijkt uit het rapport, dat bij gelijktijdig gebruik van benzodiazepinen met andere centraal depressieve stoffen als alcohol of opiaten de kans op schadelijke gevolgen voor het menselijk lichaam toeneemt. De rechtbank overweegt, dat verdachte diazepam en nitrazepam heeft gemengd met water en alcohol en dat gelet op het voorgaande, de kans op schadelijke effecten voor haar echtgenoot en haar zelf aanwezig was. Verdachte heeft verklaard, dat zij dacht, dat als zij de door haar gekozen hoeveelheid tabletten zouden innemen in combinatie met behoorlijk wat alcohol, zij en [slachtoffer] zouden sterven.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in het onderhavige geval sprake van een relatief ondeugdelijke poging, nu uit het onderzoek van het NFI is gebleken, dat de hoeveelheid benzodiazepinen die in het bloed van [slachtoffer] is aangetroffen, niet dodelijk was. Het feit dat er sprake is van een relatief ondeugdelijke poging neemt de strafbaarheid van het feit echter niet weg.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een multidisciplinair onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport, gedateerd 20 december 2005 en opgemaakt door H.E.M. van Beek, psychiater, en in het rapport van gedateerd 7 januari 2006 opgemaakt door drs. I.E.I.M. van Eynde, klinisch psycholoog-psychotherapeut. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte voor de haar ten laste gelegde delicten licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank kan zich verenigen met deze conclusie en neemt haar over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot een misdrijf van de allerzwaarste - met levenslange gevangenisstraf bedreigde - categorie en dat nog wel ten aanzien van haar echtgenoot, die dementerend was. Haar echtgenoot is in zorgwekkende toestand opgenomen in het ziekenhuis waar hij vier dagen heeft verbleven.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank anderzijds laten meewegen, dat het gebeurde situatief bepaald lijkt te zijn en verdachte kennelijk toch het beste voor had met haar echtgenoot. Ook heeft verdachte blijk gegeven van inzicht in het verkeerde en strafwaardige van haar handelen.
De rechtbank acht op grond van het vorenoverwogene een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen alsmede ter ondersteuning van een optimale medewerking van verdachte aan de begeleiding door de Reclassering.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich zal laten begeleiden door Spatie, afdeling ouderen. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die haar door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de ten uitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4 tabletten Nitrazepam in doordrukstrip;
- 9 capsules Tramado in doordrukstrip;
- een lege kartonnen verpakking Nitrazepam.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Beuge, voorzitter, Elders en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2006.