RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460030-06
Uitspraak d.d.: 25 april 2006
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in PI Achterhoek te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
- Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2005 in de gemeente Elburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg Oost en/of Hongingsveldweg en/of Het Straatje, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans éénmaal, met kracht op/tegen het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] slaan en/of
- het meermalen, althans éénmaal, met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer A], terwijl deze [slachtoffer A] op de grond lag schoppen/trappen en/of
- het geven van een (karate)trap tegen de borst, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans éénmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer B] trappen/schoppen en/of
- het meermalen, althans éénmaal, met kracht op/tegen het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer B] slaan en/of
- het geven van meerdere, althans een kopsto(o)t(en) tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 december 2005 te Elburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] en/of [slachto[slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]
- meermalen, althans éénmaal, met kracht op/tegen het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] heeft geslagen en/of
- het meermalen, althans éénmaal, met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer A], terwijl deze [slachtoffer A] op de grond lag heeft geschopt/getrapt en/of
- een (karate)trap tegen de borst, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer B] heeft gegeven en/of
- meermalen, althans éénmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer B] heeft getrapt/geschopt en/of
- meermalen, althans éénmaal, met kracht op/tegen het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer B] heeft geslagen en/of
- meerdere, althans een kopsto(o)t(en) tegen het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] heeft gegeven,
waardoor voornoemde [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 december 2005 in de gemeente Elburg met een ander, op de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg Oost en Het Straatje, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C], welk geweld bestond uit:
- het meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] slaan en
- het meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer A], terwijl deze [slachtoffer A] op de grond lag, schoppen/trappen en
- het geven van een (karate)trap tegen de borst van voornoemde [slachtoffer B] en
- het meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer B] trappen/schoppen en
- het meermalen met kracht tegen het hoofd voornoemde [slachtoffer B] slaan en
- het geven van een kopstoot tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer C].
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.
De aangevers hebben onafhankelijk van elkaar nagenoeg gelijkluidende verklaringen afgelegd. Die verklaringen worden bovendien door de verklaring van een getuige bevestigd, zodat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de aangevers.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde “openlijk in vereniging geweld plegen” bewezen. Vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader gericht op het gewelddadig handelen jegens de slachtoffers, nu zij beiden achter de slachtoffers zijn aangelopen en elkaar tijdens de vechtpartij hebben geholpen. Dit is gepleegd op een voor publiek waarneembare plaats, terwijl het gebeurde ook daadwerkelijk door een passant, de latere getuige, is waargenomen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
- Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte en zijn mededader onder invloed van alcohol op de openbare weg de confrontatie hebben opgezocht en vervolgens uiterst gewelddadig fysiek geweld hebben gebruikt tegen personen. Feiten als het onderhavige verpesten een gezellige avond voor andere deelnemers aan het uitgaansleven en versterken bovendien gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij meerdere malen is veroordeeld terzake delicten met een geweldscomponent.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachteroffer A], [adres], [postcode en woonplaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.091,55 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Door en namens verdachte is niet weersproken dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, maar is alleen de omvang van deze schade betwist in verband met gevorderde no-claim schade van de ziektekostenverzekering.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 220 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 100 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd overigens zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen bij Groot Batelaar te Lunteren of een door de Reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachteroffer A], [adres], [postcode en woonplaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.091,55, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2005.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het [slachteroffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.091,55, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2005, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 21 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Hemrica en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
25 april 2006.