RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460693-05
Uitspraak d.d.: 3 mei 2006
Vord. na voorw. veroord.: 06/800684-04 en 07/000470-04
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 april 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 november 2005 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer A] een
pistool getoond en/of voorgehouden en/of een pistool op/in de rug van die [slachtoffer A] geduwd/gedrukt/gehouden en/of gezet en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Nou ga jij naar buiten, anders schiet ik je dood. Als [verdachte] het zat is, dan gebeurt het zoals [verdachte] zegt" en/of dat hij, verdachte, hem, [slachtoffer A], in elkaar zou trappen als hij, [slachtoffer A], niet naar buiten ging, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Incident 4)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 13 december 2005in de gemeente Harderwijk en/of elders in Nederland een wapen van categorie III, te weten een pistool (Merk: Beretta; type: MOD. 948, kaliber .22) en/of
een hoeveelheid munitie van categorie III (patronen, kaliber .22, merk CI) voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(Incident 1)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3. hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 25 november 2005 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het kantoorpand van de Veluwse Betonmortelcentrale heeft weggenomen twee, althans één, (19TFT) computerscherm(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Veluwse Betonmortelcentrale, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Incident 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4. hij op of omstreeks 13 december 2005 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] één of meermalen (met kracht) tegen/op het hoofd en het het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Incident 6)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. hij op of omstreeks 13 december 2005 in de gemeente opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (ongeveer) 3, althans een of meer, zogenaamde XTC-pillen, in elk geval hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of
- (ongeveer) 23,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Incident 9)
art 2 ahf/ond C Opiumwet
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op 25 november 2005 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer A] een pistool getoond en in de rug van die
[slachtoffer A] geduwd/gedrukt/gehouden en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Nou ga jij naar buiten, anders schiet ik je dood. Als [verdachte] het zat is, dan gebeurt het zoals [verdachte] zegt";
2. hij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 13 december 2005 in de gemeente Harderwijk en/of elders in Nederland een wapen van categorie III, te weten een pistool (Merk: Beretta; type: MOD. 948, kaliber .22) eneen hoeveelheid munitie van categorie III (patronen, kaliber .22, merk CI) voorhanden heeft gehad;
3. hij in de periode van 24 tot en met 25 november 2005 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het kantoorpand van de Veluwse Betonmortelcentrale heeft weggenomen twee (19TFT) computerschermen, toebehorende aan de Veluwse Betonmortelcentrale, waarbij verdachte en zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4. hij op 13 december 2005 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] meermalen (met kracht) op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomenen pijn heeft ondervonden;
5. hij op 13 december 2005 in de gemeente opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (ongeveer) 3 zogenaamde XTC-pillen, bevattende MDMA, en
- (ongeveer) 23,3 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Motivering bewezenverklaring onder 1
Aangaande het onder 1 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat zij verdachtes ontkenning mede ongeloofwaardig acht, nu verdachte omtrent dit feit tegenstrijdig heeft verklaard, in die zin dat hij bij de politie melding heeft gemaakt van het naast zich op de bank neerleggen van zijn pistool, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij dit pistool steeds, onzichtbaar achter de broekband gestoken, bij zich heeft gehouden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: (met betrekking tot het pistool): handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie gegeven verbod, terwijl het feit wordt begaan met betrekking een vuurwapen van categorie III en (met betrekking tot de munitie): handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie gegeven verbod;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4: mishandeling;
feit 5: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte gedurende 4 maanden een Beretta pistool en munitie in zijn bezit heeft gehad en dat gebleken is dat hij dat wapenbezit ook duidelijk kenbaar maakte in zijn directe omgeving. Met name wordt de verdachte verweten dat hij het pistool heeft gebruikt om een bedreiging te uiten. Verder heeft verdachte zich met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak, waarbij ergerlijke schade is ontstaan. De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit veroordelingen voor vermogens- en geweldsdelicten blijken.
De op te leggen gevangenisstraf laat geen ruimte om tegemoet te komen aan het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis, zoals verzocht door de verdediging. Dat verzoek wordt dan ook afgewezen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu de na te melden in beslag genomen middelen, middelen zijn als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij Van Nieuwpoort Betonmortel BV, [adres en plaats], bank [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.510,90 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een bedrag van € 1.211,90 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde-ring is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen, nu zowel de aangifte die namens het bedrijf is gedaan als de tenlastelegging slechts melding maken van twee ontvreemde beeldschermen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 15 juli 2005 (parketnummer 06/800684-04) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand ten uitvoer gelegd te worden.
Om dezelfde reden dient tevens de bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 26 april 2005 (parketnummer 07/000470-04) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie weken ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 91, 285, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 10 gram drugs in blauw plastic zakje (amfetamine)
- 3 pillen (XTC)
- 13,3 gram drugs (amfetamine)
- 2 gram bruine drugs (bevattende THC).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 15 juli 2005, te weten van: één maand gevangenisstraf.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 26 april 2005, te weten: drie weken gevangenisstraf.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Van Nieuwpoort Betonmortel BV, [adres en plaats], bank [nummer], van een bedrag van € 1.211,90, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.211,90, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst voornoemde vordering tot schadevergoeding voor het overige af.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, voorzitter, mrs. Van Harreveld en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2006.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken