ECLI:NL:RBZUT:2006:AW9665

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/460092-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Van Harreveld
  • Van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan veelpleger na diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 3 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veelpleger die op 11 februari 2006 in Harderwijk een diefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft soesjes, een pizza en een smartietaart weggenomen uit een supermarkt. De rechtbank heeft gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar zes keer onvoorwaardelijk is veroordeeld tot gevangenisstraf, en dat deze straffen zijn ten uitvoer gelegd vóór het plegen van het huidige feit. De rechtbank heeft ook een rapportage van de reclassering in overweging genomen, waarin wordt geadviseerd om de ISD-maatregel op te leggen, gezien de kans op recidive en de noodzaak voor gedwongen behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en heeft hem de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van één jaar. De rechtbank overweegt dat, hoewel de ISD-maatregel zwaar is, het belang van de maatschappij om beschermd te worden tegen de criminele activiteiten van de verdachte zwaarder weegt. De rechtbank heeft besloten om de duur van de maatregel te beperken tot één jaar, omdat de verdachte heeft aangegeven hulp te willen bij praktische zaken zoals woonruimte en werk, maar niet openstaat voor klinische behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook een tussentijdse beoordeling afgewezen, gezien de beperkte duur van de maatregel.

De beslissing van de rechtbank is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze niet goed te verenigen is met de oplegging van de ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460092-06
Uitspraak d.d.: 3 mei 2006
Vord. na voorw. veroord.: 06/460647-05
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 april 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2006 in de gemeente Harderwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen soesjes en/of een pizza en/of een smartietaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 11 februari 2006 in de gemeente Harderwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen soesjes en een pizza en een smartietaart, toebehorende aan [naam supermarkt].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal opleggen. Naar de wettelijke omschrijving kan bij veroordeling wegens diefstal een maximum gevangenisstraf voor de duur van vier jaren worden opgelegd, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten.
De rechtbank heeft gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 februari 2006, verdachte betreffende. In de laatste vijf jaren is verdachte niet minder dan zes maal tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld, terwijl die straffen ten uitvoer zijn gelegd vóór het plegen van het onderhavige feit. De rechtbank heeft in dat verband met name gelet op de navolgende onherroepelijke veroordelingen:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 4 juli 2005, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 15 november 2005, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 5 januari 2006, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk.
In het dossier bevindt zich een rapportage van het CAD, reclassering, van 13 april 2006.
Gezien de vele veroordelingen en het in voormelde rapportage vermelde resultaat van het diagnostisch instrument RISc moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van misdrijven.
Genoemde instantie adviseert oplegging van de ISD-maatregel, nu die maatregel een uitstekend kader wordt gevonden waarbinnen betrokkene gedwongen behandeld kan worden. Op basis van de responsiviteit en de motivatie van verdachte biedt een ISD-maatregel meer dan een regulier reclasseringstoezicht externe druk en garanties dat verdachte de behandeling volhoudt.
Bij de oplegging van de ISD-maatregel dient afgewogen te worden het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van personen of goederen door het plegen van misdrijven tegen het -onder meer- in artikel 5 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op persoonlijke vrijheid.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de ISD-maatregel, maar alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden, te prevaleren. Dat maatschappelijke belang kan niet anders dan door oplegging van de ISD-maatregel in voldoende mate worden beschermd . De algemene veiligheid van goederen en het belang de maatschappij zoveel mogelijk te vrijwaren van verdachtes criminele recidive, eisen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank zal verdachte de ISD-maatregel opleggen, maar zal de duur ervan beperken tot 1 (één) jaar. De rechtbank legt de maatregel niet op voor de maximale duur van twee jaren, omdat verdachte meermalen heeft kenbaar gemaakt hulpverlening vooral te wensen op het gebied van praktische zaken als woonruimte, werk en financiën; voor een klinische behandeling van zijn verslavingsproblematiek staat hij allerminst open, hetgeen ook blijkt uit bovenvermelde rapportage.
In de beperkte duur van de op te leggen ISD-maatregel ziet de rechtbank aanleiding om af te zien van een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, nu tenuitvoerlegging zich niet goed verdraagt met het opleggen van de ISD-maatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Legt verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van 1 (één) jaar.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 24 maart 2006, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 5 januari 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van Harreveld en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2006.