ECLI:NL:RBZUT:2006:AX6490

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460173-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hemrica
  • A. van Oosten
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen in Terborg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De verdachte heeft op 1 april 2006 in Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, met een vuurwapen meerdere keren geschoten op een rijdende auto waarin het slachtoffer zich bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, maar sprak hem vrij van de poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte rade. De rechtbank vond het wel bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft bedreigd met het vuurwapen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, zoals de druk na een inbraak in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een zeer ongepaste vorm van eigenrichting had toegepast door in de nachtelijke uren op de openbare weg te schieten vanuit een rijdende auto. De rechtbank vond het noodzakelijk om een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De beslissing om geen onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen wapen te bevelen, werd genomen omdat de verdachte al afstand had gedaan van het wapen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460173-06
Uitspraak d.d.: 31 mei 2006
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum, jaar],
wonende te [gemeente],
thans gedetineerd in de PI Achterhoek te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 mei 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 april 2006, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al
dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen,
althans eenmaal, heeft geschoten op, althans in de richting, van een
(rijdende) auto, waarin die [slachtoffer] zich bevond, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 april 2006, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen
meermalen, althans eenmaal, heeft geschoten op, althans in de richting, van
een (rijdende) auto, waarin die [slachtoffer] zich bevond, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 april 2006, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer], die in
een auto reed, met een auto achtervolgd, althans is verdachte met hoge
snelheid de auto van die [slachtoffer] achterna gereden en/of heeft verdachte,
nadat beide auto tot stilstand waren gekomen, en verdachte en die [slachtoffer]
uit de auto's waren gestapt, (vervolgens) opzettelijk dreigend een vuurwapen
tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] gezet en/of gehouden en/of (de loop van)
een vuurwapen gericht op het lichaam van die [slachtoffer], althans heeft verdachte
duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen vastgehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is, dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan, nu niet bewezen is dat bij verdachte sprake was van voorbedachte rade, kalm beraad en rustig overleg.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 01 april 2006, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van
het leven te beroven, met dat opzet, met een vuurwapen meermalen heeft
geschoten op een rijdende auto, waarin die [slachtoffer] zich bevond, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 april 2006, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte die [slachtoffer], die in een auto reed, met een auto
achtervolgd, en heeft verdachte, nadat beide auto’s tot stilstand waren
gekomen, en verdachte en die [slachtoffer] uit de auto's waren gestapt,
vervolgens opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [slachtoffer] gericht.
Door (en namens) verdachte is aangevoerd dat verdachte, gelet op de grootte van het wapen, in de veronderstelling verkeerde dat het wapen dat hij bij zich droeg en waarmee hij heeft geschoten, een alarmpistool was. De rechtbank vat het verweer op als een bewijsverweer met betrekking tot het (ontbreken van) opzet op het van het leven beroven van het slachtoffer.
Ter terechtzitting (en/of ten overstaan van de politie) heeft verdachte verklaard:
- dat hij het wapen jaren geleden (in 1991) heeft aangetroffen in een antiek meubelstuk dat hij had gekocht in het voormalige Oost-Duitsland;
- dat hij er toen aan heeft “geprutst”;
- dat het wapen in een portefeuille heeft gezeten en later in een blikken trommeltje is gedaan;
- dat hij het wapen na de inbraak in zijn woning op 31 maart 2006 bij zich heeft gestoken en ook feitelijk toen zijn vrouw hem in paniek belde op 1 april 2006;
- dat hij het wapen toen ontgrendeld heeft.
Voornoemde verklaringen in samenhang bezien met het feit dat verdachte na het lossen van het eerste schot, en toen een terugslag moet hebben gevoeld, nog drie keer schiet, leiden de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat het niet om een alarmpistool ging.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde onder 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Het hiervoor overwogene alsmede het aantal schoten dat verdachte op de rijdende auto met daarin het slachtoffer heeft gelost (en niet bijvoorbeeld in de lucht heeft geschoten), de vondst van vier hulzen, de omstandigheid dat verdachte naar eigen zeggen geen ervaring met wapens had, de inschotopening van een kogel die is vastgesteld in de carrosserie van de kofferruimte van de auto van het slachtoffer en de tweede vastgestelde inschotopening in een carrosseriedeel onder de hoedenplank nagenoeg horizontaal achter het eerste inschot, in onderling verband en samenhang bezien, laten redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer door zijn handelen zou doden en die kans ten tijde van de gedraging(en) ook bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Zonder daaraan een (rechts)gevolg te verbinden, is door de verdediging benadrukt dat geen deskundigenonderzoek is verricht naar het wapen, zodat de vraag of het wapen een deugdelijk middel, was onbeantwoord is gebleven.
De rechtbank acht een verder onderzoek naar het wapen niet noodzakelijk, nu de doordringendheid van de kogel, zoals hierboven vermeld, reeds feitelijk is vastgesteld en ook door middel van foto’s is onderbouwd.
Met betrekking tot feit 2 is namens verdachte aangevoerd dat aan het vereiste dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen, niet is voldaan en dat vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is het richten van een vuurwapen op een persoon in het algemeen reeds bedreigend. In het onderhavige geval komt daar nog bij dat bewezen is dat verdachte tevoren meermalen heeft geschoten op de rijdende auto, waarin het slachtoffer zich bevond. Daarmee is de bedreiging naar het oordeel van de rechtbank van dien aard geweest en is zij onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte een zeer ongepaste vorm van eigenrichting heeft toegepast door met een vuurwapen in de nachtelijke uren op de openbare weg vanuit een rijdende auto op een andere rijdende auto te schieten. Vervolgens heeft hij, nadat de andere auto tot stilstand was gedwongen, de bestuurder van die auto met een vuurwapen bedreigd.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de druk waaronder verdachte en zijn gezin stonden na de inbraak in hun woning, zijn proceshouding en de omstandigheid dat verdachte reeds in een vroeg stadium de schade heeft vergoed.
Deze ten voordele van de verdachte wegende factoren heeft de officier van justitie onvoldoende tot uitdrukking gebracht in zijn strafeis, zodat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan is gevorderd.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De duur van de, gelet op de ernst van de feiten, op te leggen gevangenisstraf staat aan elektronisch toezicht in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf en oplegging van een taakstraf in de weg (Aanwijzing elektronisch toezicht, College van Procureurs-generaal, Staatscourant 1999,114).
Evenmin acht de rechtbank reclasseringstoezicht geboden, nu van de zijde van de reclassering kenbaar is gemaakt dat het toezicht feitelijk slechts zal inhouden toezicht op de naleving van een eventueel door verdachte te volgen training agressiebeheersing.
Beslag
Nu de rechtbank gebleken is dat verdachte reeds afstand heeft gedaan van het in beslag genomen wapen, zal zij geen beslissing nemen op de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van het wapen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Hemrica, voorzitter, mrs. Van Oosten en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2006.
Mr. Van Oosten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.