RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460090-06
Uitspraak d.d.: 7 juni 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2006.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 november 2005 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte gedurende een weliswaar korte periode drugs heeft vervoerd en afgeleverd ten behoeve van de afnemers van zijn medeverdachte, mede om daardoor in zijn eigen verslaving te voorzien. Als gevolg hiervan heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van verslaving van de afnemers van zijn medeverdachte, waardoor hun gezondheid ernstig in gevaar is gebracht. Verdachte heeft met zijn handelwijze voorts bijgedragen aan de instandhouding van de met cocaïneverslaving gepaard gaande criminaliteit
De rechtbank houdt er daarbij ook rekening mee dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld terzake Opiumwetdelicten.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan dan wel voorwerpen die door middel van het bewezen verklaarde zijn verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een sim-kaart
aan de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 weken.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 16 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd overigens zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen bij Kairos te Arnhem of een door de Reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 250,--;
- een telefoontoestel, Samsung SGH D600;
- een telefoontoestel, Nokia.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten:
- een sim-kaart.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Van Hoorn en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2006.