ECLI:NL:RBZUT:2006:AX7751

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580006-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hemrica
  • A. van Hoorn
  • J. Donker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een dealer in harddrugs en geneesmiddelen in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 juni 2006 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verkopen en verhandelen van harddrugs en ongeregistreerde geneesmiddelen. De verdachte, geboren in [plaats] en thans verblijvende in P.I. Noord, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 17 maart 2003 en 7 februari 2006 in de gemeente Doetinchem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft verkocht en in bezit had, evenals ongeregistreerde farmaceutische producten zoals Viagra en Kamagra. De verdediging voerde aan dat er twijfels bestonden over de samenstelling van de in beslag genomen pillen en dat de verdachte niet de intentie had om deze te verkopen. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de verkoop van deze middelen en dat hij een belangrijke rol speelde in de drugshandel in Doetinchem.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de mogelijke gezondheidsrisico's voor gebruikers van de pillen. Daarnaast is er een bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moet laten behandelen voor zijn verslaving. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580006-06
Uitspraak d.d.: 7 juni 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in P.I. Noord, huis van bewaring De Blokhuispoort te Leeuwarden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2006.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 maart 2003 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als een persoon, die niet bevoegd is tot uitoefening der artsenijbereidkunst, al dan niet opzettelijk
- geneesmiddelen en/of
- ongeregistreerde farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten, dan wel geregistreerde farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten, waarvan de inschrijving is geschorst,
te weten (een) Viagra(pillen) en/of Kamagra(pillen), heeft ingevoerd en/of heeft bereid en/of heeft afgeleverd en/of heeft verkocht en/of heeft verhandeld en/of ter aflevering in voorraad heeft gehad;
art. 2 lid 3 jo 3 lid 4 Wet op de geneesmiddelenvoorziening
artt. 1 sub 1 jo 6 Wet economische delicten
art 6 Wet economische delicten
art 2 lid 3 Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2005 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 07 februari 2006 in de gemeente Doetinchem, als een persoon, die niet bevoegd is tot uitoefening der artsenijbereidkunst, opzettelijk
- geneesmiddelen en/of
- ongeregistreerde farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten,
te weten Kamagra(pillen), heeft verkocht en ter aflevering in voorraad heeft gehad.
Overweging met betrekking tot het bewezenverklaarde.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aan de onder verdachte in beslag genomen pillen de code L3.1 is gekoppeld, terwijl aan de door het NFI onderzochte pillen de code L31 is gekoppeld. Aldus is volgens de raadsvrouw niet duidelijk of de in de woning van verdachte aangetroffen pillen sildenafil bevatten en kan er in de visie van de raadsvrouw niet bewezen worden verklaard dat er sprake was van een geneesmiddel. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad om de pillen te verkopen en dat van enige voorbereiding voor verkoop uit het dossier niet is gebleken.
Tijdens de doorzoeking ter inbeslagneming op het adres [adres] zijn er onder verdachte goederen in beslag genomen. De goederen die op dit adres in beslag zijn genomen zijn geadministreerd onder zogenaamde “L-nrs”, namelijk L1 tot en met L17. Het nummer L31 komt niet op de lijst voor en ook niet overigens in het dossier voor. Op de lijst staan onder L3 onder meer de betreffende pillen, welke pillen naderhand in het dossier nader worden aangeduid als goed L3.1 (pag. 381 van het proces-verbaal).
De rechtbank concludeert derhalve dat er sprake is van een kennelijke verschrijving met betrekking tot L3.1 en L31.
Ten aanzien van het verweer dat verdachte geen bedoeling heeft gehad de pillen te verkopen wijst de rechtbank op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de pillen heeft gekocht met de bedoeling deze te verkopen, dat hij er reeds een aantal verkocht had, maar dat er voor hem geen echte handel in zat.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, vierde lid onder a en b, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte en zijn mededader gedurende de bewezen verklaarde periode een belangrijk verkooppunt in Doetinchem zijn geweest van grote hoeveelheden harddrugs voor een aanzienlijk aantal afnemers. Hij heeft hierdoor direct bijgedragen aan de verslaving van die personen, als gevolg waarvan hun gezondheid ernstig in gevaar is gebracht. Verdachte heeft met zijn handelwijze ook bijgedragen aan de instandhouding van de met cocaïneverslaving gepaard gaande criminaliteit.
Voorts heeft verdachte op kleine schaal pillen verhandeld die een stof bevatten die in soortgelijke hoeveelheden voorkomen in medicijnen die in Nederland geregistreerd zijn. Gelet op de mogelijke schadelijke bijwerkingen zijn die medicijnen in Nederland alleen na een medisch onderzoek op doktersvoorschrift verkrijgbaar. Het valt verdachte te verwijten dat de gebruikers van de pillen die via het illegale circuit worden verkregen aanzienlijke gezondheidsrisico’s kunnen lopen.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn gemotiveerdheid om aan zijn verslaving te gaan werken en de correcte proceshouding die verdachte heeft ingenomen.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a, 47, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 3 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd overigens zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen bij Kairos te Arnhem of een door de Reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een telefoontoestel, Samsung SGH D500.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Van Hoorn en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2006.