RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/065002-04
Uitspraak d.d.: 7 juni 2006
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
de [bedrijf] op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet, niet juist of niet volledig is nagekomen,
immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting een juiste en/of volledige loonadministratie te voeren zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 1 lid 1 Loonadministratiebesluit
art 10 lid 1 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
2.
de [bedrijf] op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet, niet juist of niet volledig is nagekomen, immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting opgave te doen aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (tot 1 januari 2002) en/of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (vanaf 1 januari 2002) van het door (al) haar werknemers genoten loon, zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 13 lid 1 ahf/ond a Loonadministratiebesluit
art 10 lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 1 Coördinatiewet sociale verzekeringen
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
de [bedrijf] op tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen, opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet volledig is nagekomen,
immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting een volledige loonadministratie te voeren zulks terwijl hij, verdachte, leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
2.
de [bedrijf] op tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen, telkens opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet juist of niet volledig is nagekomen, immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting opgave te doen aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (tot 1 januari 2002) en/of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (vanaf 1 januari 2002) van het door al haar werknemers genoten loon, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.
Overweging met betrekking tot het bewezenverklaarde.
De raadsvrouw heeft onder punt 2 van haar pleitnotitie aangevoerd dat de [bedrijf] aan haar verplichtingen heeft voldaan door een juiste opgave aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen respectievelijk het UWV van haar medewerkers en het door hen genoten loon. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd raakt echter alleen de werknemers die daadwerkelijk zijn opgegeven aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen respectievelijk het UWV, maar zegt niets van wat van belang is voor de bewezen verklaarde feiten.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet volledig nakomen, begaan door een rechts-persoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet juist of niet volledig nakomen, begaan door een rechts-persoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich langdurig schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten waarbij de organen, belast met de uitvoering van de sociale verzekeringen, zijn benadeeld. Op deze wijze is tevens het door hem geleide bedrijf een onrechtmatig concurrentievoordeel verschaft.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het sluiten van het proces-verbaal en de huidige afdoening van de zaak. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Straf-recht, artikelen 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en artikelen 8 en 13 van het Loonadministratiebesluit.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Hemrica en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
7 juni 2006.