ECLI:NL:RBZUT:2006:AX8492

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/065017-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Hoorn
  • M. Hemrica
  • J. Donker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor niet juiste loonadministratie en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het niet correct voeren van een loonadministratie en valsheid in geschrift. De verdachte, die werkzaam was bij een bedrijf in Ulft, heeft in de periode van januari 1999 tot en met maart 2004 opzettelijk zijn verplichtingen als werkgever niet nagekomen. Dit betrof onder andere het niet juist of volledig opgeven van het aan medewerkers uitbetaalde loon aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (LIVS) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Daarnaast heeft de verdachte valselijke werkbriefjes en rechtmatigheidsonderzoeksformulieren opgemaakt, waarin hij ten onrechte aangaf geen werkzaamheden te hebben verricht en geen inkomsten te hebben genoten, terwijl hij dat wel deed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van het bedrijf en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de misdrijven zoals omschreven in de tenlastelegging. De verdediging voerde aan dat de verdachte aan zijn verplichtingen had voldaan, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met daarnaast een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten en de benadeling van de sociale verzekeringsorganen, alsook met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een blanco strafblad heeft.

De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure en is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om de taakstraf te verrichten op een projectplaats, zoals vastgesteld door de Stichting Reclassering Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/065017-03
Uitspraak d.d.: 7 juni 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
de [bedrijf] op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen, met inachtneming van de door de Minister niet van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet, niet juist of niet volledig is nagekomen,
immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting een juiste en/of volledige loonadministratie te voeren zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 1 lid 1 Loonadministratiebesluit
art 10 lid 1 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
2.
de [bedrijf] op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen, met inachtneming van de door de Minister niet van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet, niet juist of niet volledig is nagekomen,
immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting opgave te doen aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (tot 1 januari 2002) en/of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (vanaf 1 januari 2002) van het door (al) haar werknemers genoten loon, zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 13 lid 1 ahf/ond a Loonadministratiebesluit
art 10 lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 1 Coördinatiewet sociale verzekeringen
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 10 september 2001 tot en met 3 maart 2002 te Megchelen, gemeente Oude Ijsselstreek en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen (te weten met [naam medeverdachte]), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
(telkens) een werkbriefje deel A van Gak Nederland Bv (in de periode van 10 september 2001 tot en met 20 januari 2002) en/of
(telkens) een werkbriefje deel A van UWV Gak (in de periode van 21 januari 2002 tot en met 3 maart 2002)
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) valselijk op voormelde werkbriefjes (zakelijk weergegeven) vermeld dat
hij en/of zijn medeverdachte ([naam medeverdachte]) geen werkzaamheden had(den) verricht en/of geen inkomsten had(den) genoten en/of
(telkens) op dat formulier vermeld, middels het plaatsen van zijn handtekening, (zakelijk weergegeven) dat dat formulier naar waarheid was ingevuld en/of dat hij niets had verzwegen dat van invloed kon zijn op de hoogte van zijn uitkering,
zulks terwijl hij (telkens) werkzaamheden verrichtte bij en/of inkomsten genoot van de [bedrijf] te Ulft;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 3 maart 2003 tot en met 29 februari 2004 te Megchelen, gemeente Oude Ijsselstreek en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen (te weten met [naam medeverdachte]), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
(telkens) een rechtmatigheidsonderzoeksformulier Abw en/of WWB van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Terborg (in de periode van 3 maart 2003 tot en met 29 februari 2004),
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) valselijk op voormelde rechtmatigheidsonderzoeksformulieren Abw en/of WWB (zakelijk weergegeven) vermeld dat
hij en/of zijn medeverdachte ([naam medeverdachte]) geen werkzaamheden had(den) verricht en/of geen inkomsten had(den) genoten en/of
(telkens) op dat formulier vermeld, middels het plaatsen van zijn handtekening, (zakelijk weergegeven) dat dat formulier naar waarheid was ingevuld en/of dat hij niets had verzwegen dat van invloed kon zijn op de hoogte van zijn uitkering,
zulks terwijl hij (telkens) werkzaamheden verrichtte bij en/of inkomsten genoot van de [bedrijf] te Ulft;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
de [bedrijf] op tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen, opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister niet van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet volledig is nagekomen,
immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting een volledige loonadministratie te voeren zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
2.
de [bedrijf] op tijdstippen in de periode van januari 1999 tot en met 12 maart 2004, te Ulft, gemeente Gendringen, telkens opzettelijk haar verplichting als werkgever in de zin van de Coordinatiewet Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister niet van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, niet juist of niet volledig is nagekomen, immers heeft de [bedrijf] niet voldaan aan haar verplichting opgave te doen aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (tot 1 januari 2002) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (vanaf 1 januari 2002) van het door al haar werknemers genoten loon, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 10 september 2001 tot en met 3 maart 2002 te Megchelen, tezamen en in vereniging met een ander (te weten met [naam medeverdachte]), meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een werkbriefje deel A van Gak Nederland BV (in de periode van 10 september 2001 tot en met 20 januari 2002) en
- een werkbriefje deel A van UWV Gak (in de periode van 21 januari 2002 tot en met 3 maart 2002)
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander, telkens valselijk op voormelde werkbriefjes (zakelijk weergegeven) vermeld dat
hij geen werkzaamheden had verricht en telkens op dat formulier vermeld, middels het plaatsen van zijn handtekening, (zakelijk weergegeven) dat dat formulier naar waarheid was ingevuld en dat hij niets had verzwegen dat van invloed kon zijn op de hoogte van zijn uitkering, zulks terwijl hij telkens werkzaamheden verrichtte bij [bedrijf] te Ulft;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 3 maart 2003 tot en met 29 februari 2004 te Megchelen, tezamen en in vereniging met een ander (te weten met [naam medeverdachte]), meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten telkens een rechtmatigheidsonderzoeksformulier Abw en/of WWB van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Terborg (in de periode van 3 maart 2003 tot en met 29 februari 2004), valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander, telkens valselijk op voormelde rechtmatigheidsonderzoeksformulieren Abw en/of WWB (zakelijk weergegeven) vermeld dat hij geen werkzaamheden had verricht en
telkens op dat formulier vermeld, middels het plaatsen van zijn handtekening, (zakelijk weergegeven) dat dat formulier naar waarheid was ingevuld en dat hij niets had verzwegen dat van invloed kon zijn op de hoogte van zijn uitkering, zulks terwijl hij telkens werkzaamheden verrichtte bij [bedrijf] te Ulft.
Overweging met betrekking tot het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
De raadsvrouw heeft onder punt 2 van haar pleitnotitie aangevoerd dat de [bedrijf] aan haar verplichtingen heeft voldaan door een juiste opgave aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen respectievelijk het UWV van haar medewerkers en het door hen genoten loon. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd raakt echter alleen de werknemers die daadwerkelijk zijn opgegeven aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen respectievelijk het UWV, maar zegt niets van wat van belang is voor de bewezen verklaarde feiten.
Ten aanzien van feiten 3 en 4:
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte wel in het bedrijf aanwezig is geweest en daar werkzaamheden heeft verricht, maar dat hij dat niet heeft gezien als het verrichten van werkzaamheden die hij op moest geven nu hij daar volgens eigen zeggen geen inkomsten voor heeft ontvangen.
Gelet op vraag 7 van de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren, namelijk “Verricht u vrijwilligerswerk of andere onbetaalde arbeid” had verdachte de verplichting ook deze door hem verrichtte werkzaamheden op te geven aan de uitkerende instantie, maar hij heeft dit nimmer vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet volledig nakomen, begaan door een rechts-persoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet juist of niet volledig nakomen, begaan door een rechts-persoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
4. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich langdurig schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten waarbij de organen, belast met de uitvoering van de sociale verzekeringen, zijn benadeeld. Op deze wijze is tevens het door hem geleide bedrijf een onrechtmatig concurrentievoordeel verschaft.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift door aan de uitkerende instanties te verzwijgen dat hij werkzaamheden heeft verricht.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het sluiten van het proces-verbaal en de huidige afdoening van de zaak. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 51, 57, 91 en 225 van het Wetboek van Straf-recht, artikelen 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en artikelen 8 en 13 van het Loonadministratiebesluit.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Hemrica en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2006.