2.5 De Gemeente heeft de [naam 1], destijds hoofd van de afdeling Handhaving en veiligheid bij de Gemeente, als tegengetuige doen horen. Hij heeft verklaard: “(…)Het klopt dat ik, voorafgaand aan de geplande grote vergadering op 19 maart 2003 over de gedwongen verwijdering van de woonwagen van [eigenaar woonwagen], een kort overleg heb gehad met [naam directeur] en [naam 2] in de burgemeesterskamer van het gemeentehuis van Pijnacker-Nootdorp. Die kamer ligt naast de ruimte waar later de grote vergadering was. Ik weet niet meer van wie het initiatief uit is gegaan voor dat overleg. Mogelijk is dat van mijn kant geweest, omdat ik hen nog moest inlichten over de bezwaren van de kant van de provincie tegen de opslag van de verwijderde woonwagen op het terrein van de [locatie]. Maar het kan ook uitgegaan zijn van [naam directeur] en [naam 2]. (…)Een hoofdaspect van dit overleg was de vraag hoe [eigenaar woonwagen] bewogen kon worden om zijn woonwagen vrijwillig te verwijderen, en ook dat de druk op [eigenaar woonwagen] door Klomp moest worden opgevoerd en eventueel ook door de gemeente. (…)
Ook is overwogen dat de gemeente een afkoopsom zou betalen aan [eigenaar woonwagen]. Het was mij bekend dat [eigenaar woonwagen] in een eerder gesprek bij de gemeente had aangegeven dat hij dat wel wilde. (…) Toen in het korte overleg het betalen van een afkoopsom door de gemeente werd overwogen heb ik tegen [naam directeur] en [naam 2] gezegd dat de gemeente dat niet zou doen. Hoe zij daarop gereageerd hebben weet ik niet meer. Volgens mij is in het korte overleg ook overwogen dat die afkoopsom door Klomp Transport B.V. betaald zou worden, maar dat weet ik niet zeker. Of ik dat uitdrukkelijk heb afgewezen, weet ik ook niet meer.
De conclusie van het korte overleg was dat [naam directeur] en [naam 2], eventueel samen met mensen van [firma 1], diezelfde dag nog na de grote vergadering naar de woonwagen van [eigenaar woonwagen] zouden gaan om met [eigenaar woonwagen] te spreken, teneinde de druk op [eigenaar woonwagen] op te voeren. (…) Bij de grote vergadering is niet aan de orde geweest dat [naam directeur] en [naam 2] en eventueel nog mensen van [firma 1] later op die dag naar [eigenaar woonwagen] zouden gaan voor een gesprek met hem. Ik neem aan dat [naam directeur] en [naam 2] diezelfde dag nog bij [eigenaar woonwagen] zijn geweest. Ik weet niet of ik diezelfde dag daar nog iets over gehoord heb. U houdt mij voor dat 2 eerdere getuigen in deze zaak hebben verklaard dat zij u diezelfde dag nog opgebeld hebben en telefonisch hebben meegedeeld hoe het gesprek bij [eigenaar woonwagen] was gelopen. Dat kan zo zijn, maar ik kan het mij niet meer herinneren (…)”
De drie aanwezigen bij de betreffende bijeenkomst verklaren derhalve alle dat zij kort voor de geplande grote vergadering op 19 maart 2003 een gesprek hebben gehad in de burgemeesterskamer, alsmede dat het belangrijkste thema van het gesprek was hoe [eigenaar woonwagen] met inzet van Klomp bewogen kon worden om alsnog vrijwillig zijn woonwagen te verwijderen en voorts dat daarbij het betalen van een afkoopsom aan de orde is gekomen. Dat [naam 1] aan Klomp heeft verzocht om namens de Gemeente [eigenaar woonwagen] een bedrag van € 85.000,-- te bieden voor zijn vrijwillig vertrek, zoals de getuigen [naam directeur] en [naam 2] eensluidend hebben verklaard, acht de rechtbank door [naam 1] in zijn getuigenverklaring tegenover deze rechtbank onvoldoende weersproken. De rechtbank concludeert dat op grond van het navolgende:
-[naam 1] weet niet meer hoe [naam directeur] en [naam 2] reageerden toen hij zei dat de Gemeente geen afkoopsom zou betalen;
-hij weet ook niet meer zeker of toen overwogen is of Klomp de afkoopsom aan [eigenaar woonwagen] zou betalen, maar denkt dat wel.
-hij weet ook niet meer of hij dat uitdrukkelijk heeft afgewezen.
-[naam 1] verklaart verder dat hij aanneemt dat [naam directeur] en [naam 2] nog diezelfde dag bij [eigenaar woonwagen] zijn geweest, maar weet niet of hij diezelfde avond of later van hen iets heeft gehoord over hoe het gesprek met [eigenaar woonwagen] is gelopen.
De inhoud van de in deze procedure door [naam 1] als tegengetuige afgelegde verklaring leidt derhalve niet tot een ander oordeel over de bewijslevering door Klomp.