Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 77803 / KG ZA 06-105
Uitspraak: 15 juni 2006
Vonnis in kort geding in de zaak van
1. de kerkelijke rechtspersoon DE HERVORMDE GEMEENTE TE DOORNSPIJK,
wonende te Doornspijk,
2. de kerkelijke rechtspersoon
DE DIACONIE VAN DE HERVORMDE GEMEENTE DOORNSPIJK,
gevestigd te Doornspijk,
eiseressen,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. G.C.W. van der Feltz te 's-Gravenhage,
de kerkelijke rechtspersoon
NEDERLANDSE HERVORMDE GEMEENTE (IN HERSTELD VERBAND) TE DOORNSPIJK,
gevestigd te Doornspijk,
gedaagde,
vertegenwoordigd door ouderling M. Muis en juridisch adviseur P. Baijense.
Partijen zullen hierna de Hervormde Gemeente en de Hersteld Hervormde Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Hervormde Gemeente
- de pleitnota van de Hersteld Hervormde Gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 1 mei 2004 zijn de Nederlandse Hervormde Kerk (hierna: de NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland (hierna: de GKN) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: de ELK) verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: de PKN). Het daartoe strekkende besluit van de NHK (hierna: het verenigingsbesluit) is op 12 december 2003 door haar generale synode genomen.
2.2 Ter voorbereiding van de vereniging heeft de synode van de NHK op 8 juni 2001 besloten het door de commissie voor Kerkelijke Aangelegenheden van de NHK opgestelde rapport “Om de eenheid en heelheid van de kerk” te aanvaarden.
2.3. Op 13 december 2002 heeft de synode van de NHK een nieuwe kerkorde voor de PKN (hierna: PKO) vastgesteld, ter vervanging van de voor de NHK geldende hervormde kerkorde van 1951 (hierna: HKO).
2.4. Zowel tegen de in hiervoor onder 2.2. en 2.3 genoemde besluiten als tegen het verenigingsbesluit is door diverse hervormde gemeenten bezwaar gemaakt bij de Generale Commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen van de NHK (hierna: GCBG). De GCBG heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
2.5. De kerkenraad van de Hersteld Hervormde Gemeente heeft laten weten zich niet als onderdeel van de PKN te beschouwen.
2.6. Op 5 maart 2004 hebben drieënvijftig hervormde gemeenten, waaronder de Hersteld Hervormde Gemeente, een - thans nog lopende - bodemprocedure voor de rechtbank Utrecht aanhangig gemaakt tegen de NHK. In die procedure wordt onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart:
a. dat de in bezwaar genomen beslissingen van de GCBG jegens eisers nietig, althans onverbindend zijn;
b. dat eisers uitsluitend aan de HKO gebonden zijn;
c. dat de PKO en de daarbij behorende Ordinanties, Generale regelingen en Overgangsbepalingen jegens eisers nietig, althans onverbindend, zijn, althans dat eisers daaraan niet zijn gebonden;
d. primair dat het verenigingsbesluit nietig, althans onverbindend, is jegens eisers, subsidiair dat eisers het recht hebben om als plaatselijke hervormde gemeenten te beslissen dat zij niet toetreden tot de PKN met de bevoegdheid de naam Hervormde Gemeente te blijven dragen en te blijven beschikken over het kerkelijk vermogen van de betreffende plaatselijke hervormde gemeente.
2.7. Op grond van artikel 28 en verder Overgangsbepalingen PKO heeft de gezamenlijke vergadering van synoden op 1 februari 2004 een commissie van bijzondere zorg met betrekking tot de hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de Evangelisch-Lutherse gemeenten benoemd (hierna: de CBZ). In de Overgangsbepalingen PKO is aan de CBZ een rol toebedeeld voor (bijstand aan) groepen gemeenteleden die tot de conclusie komen dat zij de overgang van “hun” kerk naar de PKN niet kunnen volgen. Op grond van die Overgangsbepalingen is de CBZ (als enige) bevoegd tot het treffen van voorlopige maatregelen en voorzieningen.
2.8. De Hervormde Gemeente telde per 1 januari 2003 1047 belijdende leden, 1369 doopleden en 177 overige leden.
2.9. Een onbekend aantal leden van de voor de fusie bestaande Hervormde Gemeente van Doornspijk heeft, zonder schriftelijk op te zeggen, kenbaar gemaakt geen lid te willen zijn van de PKN. Deze groep heeft zich georganiseerd in de Hersteld Hervormde Gemeente op basis van de kerkorde van de NKH (HKO). De Hersteld Hervormde Gemeente heeft sedert 1 mei 2004 de beschikking en het beheer over de goederen van de Diaconie.
2.10. De kleine synode van de PKN heeft in haar vergadering van 11 februari 2005 besloten dat de ambtsdragers die zich hebben aangesloten bij de Hersteld Hervormde Gemeente met ingang van 1 mei 2004 zijn ontheven van hun ambt van respectievelijk ouderling, diaken en ouderling-kerkrentmeester in de PKN en de Hervormde Gemeente. Dit besluit is bevestigd in een uitspraak van het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen in de PKN van 21 november 2005, naar aanleiding van een bezwaarschrift van een van de ontheven kerkenraadsleden. Het breed moderamen van de Hervormde Classicale Vergadering Harderwijk van de PKN heeft de kerkenraad van de Hervormde Gemeente aangevuld met vijf personen. Deze personen zijn bevoegd om als kerkenraad en colleges van de Hervormde Gemeente op te treden. Met ingang van 6 april 2006 zijn nog zes nieuwe ambtsdragers benoemd.
2.11. Op 5 april 2005 is door de CBZ in samenwerking met de classis Harderwijk in Dorpshuis “De Deel” een avond belegd voor de Hervormde Gemeente, waaraan ongeveer 80 personen hebben deelgenomen. Een aantal van deze deelnemers heeft gevraagd om de hervatting van het kerkelijk leven van de Hervormde Gemeente te Doornspijk.
2.12. De Hervormde Gemeente heeft de Hersteld Hervormde Gemeente uitgenodigd voor een overleg in aanwezigheid van de CBZ. In augustus 2005 heeft de Hersteld Hervormde Gemeente deze uitnodiging aanvaard. Op 26 augustus 2005 heeft een eerste gesprek plaatsgevonden waarin aan de Hersteld Hervormde Gemeente is voorgesteld om gezamenlijk alle (oud)gemeenteleden te benaderen met de vraag of zij voort willen gaan in “hersteld”- of in “PKN”-verband.
De Hersteld Hervormde Gemeente heeft vervolgens zonder te overleggen met de Hervormde Gemeente een peiling gedaan in haar achterban, ten aanzien van de vraag of zij willen behoren tot de Hersteld Hervormde Gemeente dan wel tot de Hervormde Gemeente.
2.13. Bij brief van 5 oktober 2005 hebben de CBZ en de classis aan de (oud)leden van de Hervormde Gemeente bericht dat de onder 2.12. vermelde peiling door de Hersteld Hervormde Gemeente betekenisloos is, omdat deze eenzijdig is gedaan met onvoldoende objectieve en evenwichtige begeleidende informatie.
2.14. Na overleg tussen een delegatie van de CBZ en het college van kerkvoogden en notabelen van de Hersteld Hervormde Gemeente heeft de CBZ een aantal maatregelen en voorzieningen getroffen, die zijn vastgelegd in een bijlage bij een brief aan beide partijen van 1 november 2005. Deze bijlage luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
“(...) Voordat een definitieve voorziening (...) kan worden getroffen, dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. Daartoe behoort een gedocumenteerde opgave van de personen die tot het nieuw gevormde kerkgenootschap buiten de Protestantse Kerk in Nederland zijn overgegaan (...)
CBZ bepaalt dat het verenigingsgebouw Pro Rege van de Hervormde gemeente te Doornspijk met ingang van uiterlijk 26 november 2005 ter beschikking staat van de hervormde gemeente te Doornspijk onder meer om aldaar erediensten en andere activiteiten te beleggen ten behoeve van deze gemeente. Op zondag 27 november 2005 zal om 9.00 uur een kerkdienst gehouden worden. Spoedig daarna zullen ook de middagdiensten ten behoeve van de hervormde gemeente worden hervat.
CBZ bepaalt dat het college van kerkrentmeesters van de Hervormde gemeente te Doornspijk bevoegd is om Pro Rege op zondag op andere tijden ter beschikking te stellen aan de hersteld hervormde gemeente ten behoeve van de zondagschool tegen een door het college te bepalen vergoeding. Deze vergoeding dient een nauwe relatie te hebben met de reële exploitatiekosten.
Het college van kerkrentmeesters is verder bevoegd om Pro Rege op doordeweekse dagen ter beschikking te stellen van de hersteld hervormde gemeente op momenten dat de hervormde gemeente hiervan zelf geen gebruik wenst te maken (...)
CBZ bepaalt dat de kerkdiensten van de hersteld hervormde gemeente kunnen plaatsvinden in het kerkgebouw, zoals thans gebruikelijk is (...)
CBZ bepaalt dat een eerste evaluatie van het gebruik van Pro Rege en kerkgebouw zal plaatsvinden na 6 maanden, dat is voor 1 juli 2006. Eerdere evaluatie vindt plaats indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven (...)
De kerkenraad van de hervormde gemeente zal zo spoedig mogelijk aan de hand van het officiële ledenregister van de hervormde gemeente onderzoeken wie lid blijven van de hervormde gemeente en wie zich willen aansluiten bij de hersteld hervormde gemeente. Leden die willen toetreden tot de hersteld hervormde gemeente dienen een verzoek tot beëindiging van de registratie te doen aan de kerkenraad van de hervormde gemeente (...) Indien leden zich niet willen laten uitschrijven uit het register van de hervormde gemeente, maar toch wensen toe te treden tot de hersteld hervormde gemeente, kan de kerkenraad van de hervormde gemeente besluiten tot beëindiging van de registratie (...)
Eerst wanneer de hersteld hervormde gemeente voldoet aan de randvoorwaarden als omschreven in de overgangsbepaling 32-34 PKO kan CBZ bezien of en op welke wijze een definitieve voorziening kan worden getroffen ten behoeve van het ‘komen tot een nieuw kerkelijk leven van betrokkenen’. CBZ ziet een verzoek daartoe, waarin wordt voldaan aan het bepaalde in Overgangsbepaling 33 PKO, tegemoet waarbij tevens nauwkeurig dient te worden aangegeven welke leden van de Hervormde gemeente te Doornspijk zich rekenen tot de nieuwe kerkgemeenschap en zich derhalve (hebben) laten uitschrijven als lid van de Hervormde gemeente te Doornspijk en daarmee van de Protestantse Kerk in Nederland (...)”.
2.15. Op 13 december 2005 heeft een vergadering plaatsgevonden van de leden van de Hervormde Gemeente. Daarbij hebben de leden gevraagd om een tweede dienst in de middag en diensten in het kerkgebouw.
2.16. De Hersteld Hervormde Gemeente heeft de CBZ in een gesprek op 21 februari 2006 laten weten dat zij niet bereid is mee te werken aan het (mede)gebruik van het kerkgebouw voor kerkdiensten van de hervormde gemeente noch aan het (mede)gebruik van de kerktelefoon.
2.17. Vervolgens heeft de CBZ verdere maatregelen en voorzieningen getroffen, die zijn vastgelegd in een bijlage bij een brief aan beide partijen van 24 februari 2006. Deze maatregelen en voorzieningen wijken af van die welke op 1 november 2005 werden getroffen. Voor zover thans van belang betreft het de navolgende afwijking.
“(...) CBZ bepaalt dat het kerkgebouw, nevenruimten en het verenigingsgebouw Pro Rege van de Hervormde gemeente te Doornspijk met ingang van uiterlijk vrijdag 17 maart 2006 ter beschikking staat van de hervormde gemeente te Doornspijk onder meer om aldaar erediensten en andere activiteiten te beleggen ten behoeve van deze gemeente. Met ingang van zondag 19 maart 2006 zullen, onder ambtelijke verantwoordelijkheid van de kerkenraad van de hervormde gemeente om 9.00 en 13.30 uur de zondagse erediensten van de hervormde gemeente worden gehouden (...) CBZ bepaalt dat het college van kerkrentmeesters van de Hervormde Gemeente te Doornspijk bevoegd is om het kerkgebouw op zondag op andere tijden, bij voorbeeld om 11.00 en 15.30, ter beschikking te stellen aan de Hersteld hervormde gemeente, tegen een door het college te bepalen vergoeding. Deze vergoeding dient een nauwe relatie te hebben met de reële exploitatiekosten (...)
Het college van kerkrentmeesters is verder bevoegd om de nevenruimten van het kerkgebouw en verenigingsgebouw Pro Rege op doordeweekse dagen ter beschikking te stellen aan de hersteld hervormde gemeente op momenten dat de hervormde gemeente hiervan zelf geen gebruik wenst te maken, eveneens tegen een vergoeding op basis van de reële exploitatiekosten (...)
Regelingen voor het (mede)gebruik van kerkgebouw, nevenruimten en verenigingsgebouw door de hersteld hervormde gemeente zijn alleen mogelijk voorzover hierdoor de belangen van de hervormde gemeente niet worden belemmerd of geschaad (...)”.
3.1. De Hervormde Gemeente vordert - samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
1. de Hersteld Hervormde Gemeente gebiedt dat zij uiterlijk acht dagen na de betekening van dit vonnis, ter uitvoering van de voorlopige maatregel van CBZ van 24 februari 2006 – totdat deze terzijde is vervangen of terzijde geschoven -
a) zich voor medegebruik van het kerkgebouw zal richten naar de daarvoor in de voorlopige maatregel aangegeven regeling; zal afzien van het gebruik van overige gebouwen anders dan gebruik waarover vooraf overeenkomstemming is bereikt met de kerkenraad respectievelijk het college van diakenen van de Hervormde Gemeente (via diaken L. van den Brink);
b) zal afgeven aan de heer C.A. Bruin, ouderling-kerkrentmeester van de Hervormde Gemeente:
- alle sleutels die toegang geven tot het kerkgebouw en overige gebouwen, depots en kluizen van de Hervormde Gemeente en de Diakonie waarover zij beschikt;
- de ledenadministratie;
- het archief en de doop-, trouw- en overlijdensregisters;
c) aan de Hervormde Gemeente zal overdragen het beheer van eventuele bankrekeningen waarop tegoeden staan die toekomen aan en/of op naam staan van de Hervormde Gemeente, het college van Kerkvoogden, de Diaconie en daarbij de volledige financiële administratie zal overdragen van de Hervormde Gemeente en de Diaconie;
2. een en ander met veroordeling van de Hersteld Hervormde Gemeente in de kosten van de procedure.
3.2. De Hersteld Hervormde Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door de Hersteld Hervormde Gemeente is allereerst aangevoerd, dat ingevolge Ordinantie 11 artikel 2 lid 9 van de PKO voor het voeren van processen voor de burgerlijke rechter een college van kerkrentmeesters de instemming van de kerkenraad behoeft en dat niet duidelijk is of het college van kerkrentmeesters van de Hervormde Gemeente te Doornspijk deze instemming heeft verkregen.
Ter zitting is door de Hersteld Hervormde Gemeente niet weersproken, dat het vereiste procesbesluit op 13 januari 2006 door de kerkenraad van de Hervormde Gemeente is genomen, zodat deze stelling moet worden verworpen.
4.2. De Hersteld Hervormde Gemeente heeft eveneens niet voldoende gemotiveerd weersproken dat de fusie tussen de NHK, de GKN en de ELK op landelijk niveau rechtsgeldig tot stand is gekomen, zodat daarvan in deze procedure zal worden uitgegaan. Door de Hersteld Hervormde Gemeente is echter betoogd, dat die fusie niet bindend is voor de plaatselijke kerken. Ter ondersteuning van deze stelling heeft de Hersteld Hervormde Gemeente aangevoerd dat plaatselijke Hervormde gemeenten als kerkgenootschappen al vanouds volledige rechtspersoonlijkheid hebben bezeten. De omstandigheid dat de plaatselijke Hervormde gemeenten nadien vrijwillig een bredere organisatie met meerdere vergaderingen hebben gevormd en vrijwillig tot dat kerkverband zijn toegetreden, maakt niet dat de plaatselijke hervormde gemeenten hun rechtspersoonlijkheid zouden hebben verloren of dat de landelijke kerk zeggenschap zou hebben verkregen over de plaatselijke kerkelijke goederen en alles wat met het plaatselijke functioneren van de kerken samenhangt. Dientengevolge heeft de kerkenraad van de toen nog in NHK verband bestaande Hervormde Gemeente te Doornspijk rechtsgeldig kunnen besluiten niet toe te treden tot de PKN en heeft zij als gevolg van dit besluit de eigendom van de kerkelijke goederen niet verloren.
4.3. Tussen partijen staat onweersproken vast dat bij besluit van 8 juni 2001 de generale synode van de NHK met het aanvaarden van het rapport “Om de eenheid en heelheid van de kerk” de HKO aldus heeft uitgelegd dat de hervormde gemeenten zelfstandige onderdelen van de NHK zijn in de zin van artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat een plaatselijke gemeente zich als zodanig niet kan losmaken van de NHK. Slechts individuele leden kunnen bedanken voor het lidmaatschap. Bij besluit van 12 december 2002 heeft de GCBG, zijnde het hoogste kerkelijke beroepsorgaan binnen de NHK, de tegen vorenbedoeld besluit ingebrachte bezwaren ongegrond verklaard en daarbij - voor zover hier van belang - onder meer het standpunt van het rapport en het moderamen van de generale synode onderschreven dat het uittreden van (een groot aantal) gemeenteleden uit het verband van de kerk geen rechtsgevolgen heeft voor het vermogen van de betrokken Hervormde gemeente. Deze blijft in alle opzichte gerechtigd tot haar vermogen en de uitgetreden gemeenteleden kunnen daarop geen aanspraak maken.
Vooropgesteld wordt dat de burgerlijke rechter een besluit van een lichaam, dat is genomen krachtens eigen bevoegdheid, slechts beperkt en niet vol mag toetsen, hetgeen naar Nederlands recht in het bijzonder geldt voor besluiten van (organen van) kerkgenootschappen. Van een dergelijk besluit, dat partijen bindt op de wijze als bedoeld in artikel 7:904 BW, is in dit geval sprake, zowel wat betreft de classicale en synodale beslissingen als ten aanzien van de uitspraken van de GCBG. Door de Hersteld Hervormde Gemeente zijn onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld, die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat gebondenheid aan deze beslissingen en/of uitspraken in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Daarmee is niet gezegd dat het door de Hervormde Gemeente gehanteerde kerkbegrip uiteindelijk de doorslag zal geven in de thans bij de rechtbank Utrecht lopende civiele procedure, wel vormt het in de onderhavige rechtsgang het bepalende gezichtspunt. De kerkrechtelijke discussie tussen partijen is dermate complex, verweven als zij is met sterk uiteenlopende visies op de geschiedenis van de NHK en de binnen de NHK in loop der eeuwen geldende kerkorden, als ook met elementen van belijden – waarvan de civiele rechter zich uiteraard geheel afzijdig dient te houden – dat een verantwoord vooruitlopen op het uiteindelijke oordeel van de civiele rechter in deze kwestie binnen het bestek van dit kort geding niet mogelijk is. Daarbij komt dat in de procedure die is uitgemond in het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2003 de gedachtegang van de Hersteld Hervormde Gemeente in ieder geval geen weerklank heeft gevonden.
4.4. De Hersteld Hervormde Gemeente kan vooralsnog, gelet op het voorgaande, vermogensrechtelijk niet als voortzetting worden beschouwd van de voorheen in NHK-verband bestaande Hervormde Gemeente van Doornspijk, welk van beide kerkverbanden in geestelijk opzicht ook beschouwd zou moeten worden als de ‘ware’ voortzetting van de ‘kerk der vaderen’. Als rechtsopvolgster onder algemene titel is de Hervormde Gemeente dan ook gerechtigd tot de kerkelijke goederen en hoeft zij in beginsel niet te dulden dat de Hersteld Hervormde Gemeente de feitelijke macht over die goederen uitoefent.
Dat enkele feit brengt echter nog niet mee dat de door de Hervormde Gemeente gevorderde onmiddellijke voorzieningen bij voorraad zouden moeten worden getroffen. Dat is immers afhankelijk van een afweging van de wederzijdse belangen, die in het geding zijn bij het wel of het juist niet treffen van die voorzieningen.
Dat de Hersteld Hervormde Gemeente al dan niet zwaarwegende belangen heeft bij het behoud van de ledenadministratie, het archief, de doop-, trouw- en overlijdensregisters, de bankrekeningen waar tegoeden op staan en de financiële administratie, is gesteld noch gebleken. Evenmin is betoogd welk belang zij zou hebben bij het behoud van de sleutels, die toegang geven tot gebouwen, depots en kluizen. De Hersteld Hervormde Gemeente heeft zich tot nu toe op het standpunt gesteld gehouden noch bereid te zijn tot afgifte van die goederen. In zoverre is het gevorderde toewijsbaar, zij het dat van de Hervormde Gemeente en de CBZ mag worden verwacht, dat zij ter zake zodanige voorzieningen treffen, die noodzakelijk zijn voor het kerkelijk leven binnen de Hersteld Hervormde Gemeente. Ter zitting is overigens door de Hervormde Gemeente toegezegd dat zij en de CBZ zodanige voorzieningen zullen treffen.
4.5. Het verweer van de Hersteld Hervormde Gemeente, dat zij in 1995 het beheer over de kerkelijke goederen in handen heeft gelegd van de Stichting Vermogensbeheer, kan haar niet baten. Gesteld noch gebleken is immers dat het haar niet vrij zou staan aan dit beheer door de Stichting een einde te maken om vervolgens de onder 4.4 bedoelde goederen af te geven aan de Hervormde Gemeente.
4.6. De CBZ is in het leven geroepen om, ingeval een breuk onvermijdelijk zou zijn, bijzondere voorzieningen te treffen. De CBZ dient zowel maatregelen te nemen, die nodig zijn voor het voortbestaan van de Hervormde Gemeente, die deel blijft uitmaken van de PKN (Overgangsbepaling 32), als al datgene te doen dat nodig is om te komen tot een nieuw kerkelijk leven van degenen, die van overtuiging zijn dat zij niet langer deel kunnen uitmaken van de NHK, nadat deze zich heeft verenigd in de PKN (Overgangsbepaling 33). De CBZ heeft mitsdien een bijzondere zorgplicht zowel jegens de Hervormde Gemeente als ten opzichte van de Hersteld Hervormde Gemeente.
4.7. Ter uitvoering van deze taak en met het oog op het kerkelijk leven van beide groeperingen heeft de CBZ getracht om in overleg met de Hersteld Hervormde Gemeente te komen tot een voor beide partijen aanvaardbare regeling voor onder meer het gebruik van het kerkgebouw en het verenigingsgebouw Pro Rege. Uiteindelijk heeft de CBZ op 1 november 2005 de voorlopige maatregelen en voorzieningen getroffen als genoemd onder 2.14, op basis waarvan sindsdien het kerkelijke leven van beide kerkgemeenschappen in Doornspijk naast elkaar functioneert.
4.8. Op 24 februari 2006 heeft de CBZ de genomen maatregelen en voorzieningen aangepast, als weergegeven onder 2.17. Aan dit besluit heeft het CBZ de stelling ten grondslag gelegd dat het kerkbezoek aan de diensten in Pro Rege duidelijk toeneemt, zodat deze locatie spoedig te klein zal zijn, mede gezien het maximaal aantal van 120 stoelen, dat op grond van de door de Gemeente Elburg verleende gebruiksvergunning zou zijn toegestaan. Tevens heeft de CBZ aangevoerd dat er bij de leden van de Hervormde Gemeente behoefte bestaat om de diensten te kunnen beluisteren via de kerktelefoon, welke faciliteit uitsluitend in het kerkgebouw aanwezig is.
4.9. Blijkens door de Hervormde Gemeente sinds 27 november 2005 tot en met 9 april 2006 gehouden tellingen bezoeken gemiddeld circa 73 kerkgangers de ochtenddiensten in Pro Rege en circa 76 de middagsamenkomsten. In drie van de in totaal 38 in die periode in het verenigingsgebouw gehouden kerkdiensten lag het aantal kerkgangers boven de 100 (104, 103 en 138). Van een stijgende lijn blijkt uit deze tellingen niet.
De Hersteld Hervormde Gemeente heeft gemotiveerd betwist dat er maximaal slechts 120 stoelen in de grote zaal van het verenigingsgebouw mogen worden benut en daarbij aangevoerd dat de capaciteit van de grote zaal tussen de 200 en 250 personen zou bedragen en van de kleine zaal 50 tot 75. Uit de in het geding gebrachte gebruiksvergunning blijkt niet dat er door de Gemeente Elburg een maximum is gesteld. Ook voor de Hersteld Hervormde Gemeente ter zake ingenomen standpunten ontbreken overigens de bewijsstukken. Hoe dit ook zij, op dit moment is deze vraag weinig actueel, nu in ruime mate kan worden voorzien in de thans door de Hervormde Gemeente benodigde capaciteit.
4.10. Het aantal kerkgangers bij de diensten van de Hersteld Hervormde Gemeente bedraagt een veelvoud van het gemiddeld aantal kerkgangers in de Hervormde Gemeente. Het aantal van gemiddeld 1200 kerkgangers, dat door de Hersteld Hervormde Gemeente wordt genoemd, wordt weliswaar tegengesproken door de Hervormde Gemeente, maar ook zij heeft ter zitting erkend dat er zeker wel zo’n 900 tot 1000 kerkgangers de diensten plegen bij te wonen.
4.11. Over het aantal personen dat zich als lid beschouwt van de PKN bestaat tussen partijen geen eenstemmigheid. Het is juist dat dat aantal niet zonder meer kan worden afgeleid uit het aantal kerkgangers in het verenigingsgebouw. Evenmin kan echter worden gesteld dat dit gegeven geheel zonder betekenis is. Dat bij de onder 2.12 genoemde peiling op een aantal van 1724 brieven slechts 65 personen hebben gereageerd met de mededeling dat zij lid wensen te zijn van de PKN, is op zichzelf door de Hervormde Gemeente niet tegengesproken en daarom bepaald niet betekenisloos, zoals zij meent, hoe zeer wellicht ook sprake was van onvoldoende objectieve en evenwichtige begeleidende informatie. In ieder geval zijn deze feiten ‘harder’ dan de blote stelling van de Hervormde Gemeente dat vele honderden zouden wachten met een formeel afscheid van het herstelde gedachtegoed tot het moment dat de Hervormde Gemeente in het eigen kerkgebouw zal kunnen gaan bijeenkomen. Dat deze groep zo omvangrijk zal zijn, blijkt in ieder geval niet uit het aantal bezoekers van de door de Hervormde Gemeente gehouden ledenvergaderingen, circa 80 op 5 april 2005 en circa 60 op 3 april 2006.
De stelling, dat van het gebruik van het kerkgebouw een krachtige impuls zal uitgaan en dat dit zal leiden tot een forse groei van de Hervormde Gemeente, mist tegen de achtergrond van deze gegevens voldoende onderbouwing. Ervaringen in andere plaatsen zijn niet maatgevend voor de situatie in Doornspijk, waar de Hervormde Gemeente zich de afgelopen maanden in alle openheid heeft kunnen manifesteren, onder meer door het beleggen van twee kerkdiensten per zondag. Bovendien kan een substantiële groei van de huidige aantallen kerkgangers vooralsnog ruimschoots worden opgevangen in het verenigingsgebouw, zelfs indien de Hervormde Gemeente gelijk zou hebben met haar stelling dat de maximumcapaciteit in de grote zaal op 120 gesteld moet worden.
4.12. De Hervormde Gemeente heeft niet betwist dat in de behoefte aan kerktelefoon onder haar leden eenvoudig door technische aanpassingen in het verenigingsgebouw kan worden voorzien, nog geheel daargelaten dat de Herstelde Hervormde Gemeente gemotiveerd heeft betwist dat een zodanige behoefte zou bestaan.
4.13. Onder al deze omstandigheden en de wederzijdse belangen tegen elkaar afwegend valt niet in te zien waarom ten aanzien van het gebruik van het kerkgebouw niet zou kunnen worden gewacht tot het moment dat de CBZ in samenspraak met de Hersteld Hervormde Gemeente definitieve maatregelen en voorzieningen als bedoeld in de Overgangsbepalingen 32 en 33 van de PKO kan treffen. Het is immers geenszins zeker dat de CBZ het kerkgebouw uiteindelijk niet zal overdragen aan de Hersteld Hervormde Gemeente, ook al niet omdat naar eigen zeggen van de Hervormde Gemeente de redelijkheid en billijkheid ten opzichte van de uittredende groep in acht genomen dient te worden. Deze beslissing zal uiteraard mede afhangen van het aantal personen in Doornspijk dat aangeeft tot de PKN te willen blijven behoren en het aantal mensen dat lid wil zijn van de Hersteld Hervormde Gemeente. Op basis van de huidige aantallen kerkgangers is een dergelijke overdracht echter beslist niet denkbeeldig te noemen.
Waar thans al geen afgewogen prognose te maken valt over de uiteindelijke beslissingen van de CBZ ten aanzien van de noodzakelijke ontvlechting, valt evenmin te voorspellen hoe het oordeel van de bodemrechter zal gaan luiden, indien zijn oordeel over de alsdan getroffen definitieve voorzieningen ooit ingeroepen zou worden.
Het moge zo zijn dat ook de leden van de Hervormde Kerk graag in het oude kerkgebouw kerken en het gevoelen hebben uit hun eigen kerkgebouw te zijn weggedrukt, dat gevoelen op zichzelf rechtvaardigt nog niet dat dienaangaande door de civiele rechter in kort geding een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt getroffen, te meer daar dit gevoelen in andere nuances ook bij de wederpartij leeft en daar de gemoederen evenzeer emotioneert. Gesteld noch gebleken is dat het kerkgebouw voor doordeweekse trouw- en begrafenisdiensten niet ter beschikking zou staan van de Hervormde Gemeente.
De Hervormde Gemeente heeft al met al geen voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad, indien deze mede zou inhouden dat de Hersteld Hervormde Gemeente zich voor wat betreft het gebruik van het kerkgebouw zal hebben te richten naar de daarvoor door de CBZ getroffen voorlopige maatregel van 24 februari 2006. De lopende exploitatiekosten, voor zover deze thans al voor rekening zouden komen van de Hervormde Gemeente, dienen ter zijner tijd bij de algehele ontvlechting te worden betrokken.
4.14. Ten overvloede wordt nog het navolgende overwogen.
Een noodzakelijke stap richting definitieve maatregelen is dat door beide partijen in onderling constructief overleg aan de hand van de officiële ledenregisters wordt onderzocht wie lid willen blijven van de Hervormde Gemeente en wie nu juist niet bij de PKN betrokken willen raken, maar zich verbonden weten met de Hersteld Hervormde Gemeente. Beide partijen dienen zich hierbij, ook naar elkaar, verantwoordelijk te gedragen, enerzijds door formuleringen te kiezen waarbij rekening wordt gehouden met de binnen de kring van de Hersteld Hervormde Gemeente levende gemoedsbezwaren als het gaat om de verwoording van hun keuze, anderzijds door een ieder volop ruimte te laten en die ruimte ieder ook te gunnen om die keuze te maken overeenkomstig het eigen geweten en de persoonlijke geloofsopvattingen, dit alles in het volle besef dat een proces van kerksplitsing op ieder (dus ook de ander!) die daarbij betrokken is zware emotionele wissels trekt, te meer indien zo’n splitsing plaatsvindt in een kleine dorpsgemeenschap met hechte sociale en familieverbanden als Doornspijk.
4.15. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd aldus, dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. bepaalt dat de Hersteld Hervormde Gemeente uiterlijk acht dagen na betekening van dit vonnis, ter uitvoering van de voorlopige maatregel van de CBZ van 24 februari 2006 – totdat deze ofwel zal zijn vervangen door een definitieve maatregel van de CBZ of totdat (/voor zover) de voorlopige maatregel door het GCBG en/of de civiele rechter terzijde zal zijn geschoven
a) zal afzien van het gebruik van de andere gebouwen dan het kerkgebouw anders dan gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad;
b) zal afzien van het gebruik van roerende en (on)roerende zaken met uitzondering van het kerkgebouw van de Hervormde Gemeente en van de Hervormde Diaconie anders dan voor het gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad respectievelijk het college van diakenen van de Hervormde Gemeente (via diaken L. van den Brink);
c) zorg zal hebben gedragen voor overhandiging aan de heer C.A. Bruin, ouderling-kerkrentmeester van de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Doornspijk van:
- alle sleutels die toegang geven tot alle gebouwen met uitzondering van het
kerkgebouw en tot de depots en kluizen van de Hervormde Gemeente en de
Diaconie waar zij over beschikt;
- de ledenadministratie;
- het archief en de doop-, trouw- en overlijdensregisters;
d) het beheer zal hebben overgedragen van alle eventuele bankrekeningen waar tegoeden staan die toekomen aan (op naam staan van) de Hervormde Gemeente, het college van Kerkvoogden, de Diaconie en daarbij de volledige financiële administratie zal hebben overgedragen van de Hervormde Gemeente en de Diaconie;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft;
5.4. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2006