ECLI:NL:RBZUT:2006:AX8742

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77649 / KG ZA 06-94
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.M.A.G. van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging verkoop voormalige echtelijke woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde de man, eiser, dat de voorzieningenrechter hem zou machtigen om de voormalige echtelijke woning te verkopen. De man stelde dat er een spoedeisend belang was bij de verkoop, omdat het huis sinds 3 maart 2006 te koop stond en er slechts één serieuze gegadigde was die een bod van € 600.000,-- had gedaan. De vrouw, gedaagde, weigerde echter om het huis voor dit bedrag te verkopen, omdat zij vasthield aan een hogere vraagprijs. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien het huis pas kort te koop stond en er mogelijk meer gegadigden zouden komen. De rechtbank wees de vordering van de man af en compenseerde de proceskosten tussen de partijen, die voormalige echtelieden zijn. Het vonnis werd uitgesproken op 22 mei 2006.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 77649 / KG ZA 06-94
Uitspraak: 22 mei 2006
Vonnis in kort geding in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. E.J. Verpaalen te Deventer
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. W.A. van Leijden.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn gewezen echtelieden.
2.2. [eiser] heeft de echtelijke woning aan de [adres en plaats], (hierna: de woning) verlaten. [gedaagde] bewoont de woning samen met de kinderen van partijen. De woning is landelijk gelegen, er behoort veel grond bij en is zeer geschikt voor liefhebbers van paarden.
2.3. Op 22 november 2005 is de woning door twee NVM-makelaars getaxeerd. De onderhandse verkoopwaarde is vrij van verhuur en gebruik, vastgesteld op € 590.000,--.
2.4. Op 3 maart 2006 is de woning op internet te koop gezet voor € 635.000,--. Op 23 maart 2006 is er op de woning een bod gedaan van € 575.000,-- k.k. Het bod is inmiddels verhoogd tot € 600.000,-- met als leveringsdatum 1 november 2006.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar verklaard vonnis:
hem zal machtigen tot het te gelde maken (als bedoeld in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de voormalige echtelijke woning plus bijbehorend land en opstallen door de NVM-koopovereenkomst met de door de kopers gewenste aanvullingen te tekenen, waarbij aan de kopers wordt verkocht voor een verkoopprijs van € 600.000,--;
met de bepaling dat dit vonnis in de plaats zal gelden voor de instemming van [gedaagde] met de verkoopovereenkomst en de transportakte;
dat mede op grond van dit vonnis het huis plus bijbehorend land en opstallen per 1 november 2006 a.s. aan de kopers rechtsgeldig kan worden geleverd (artikel 3:300 BW) en
[gedaagde] zal veroordelen en zal bevelen de koopovereenkomst inclusief het aanvullend artikel 20 (toegang tot het onroerend goed voor de kopers en personen in het kader van de voorbereiding van de plannen tot afbraak van de huidige woning en bouw van een nieuwe woning plus de verbouwing van de huidige schuur) ..... op verbeurte van een dadelijk opeisbare en aan kopers te betalen boete/dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat zij daarmede in gebreke is;
en
[gedaagde] zal veroordelen en zal bevelen om met haar kinderen uiterlijk 30 oktober 2006 de woning plus bijbehorende land en opstallen geheel ontruimd en verlaten te hebben, bij gebreke waarvan zij een dadelijk opeisbare boete/dwangsom van € 50.000,00 aan [eiser] verschuldigd zal zijn en
bij gebreke van ontruiming [eiser] zal machtigen om met behulp van de sterke arm van Justitie en Politie zelf de woning plus bijbehorende land en opstallen te doen ontruimen;
subsidiair die voorlopige voorzieningen zal treffen die bij goede justitie passend zijn;
en
[gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 1.500,-- exclusief BTW plus tot betaling van de proceskosten.
Aan deze vordering legt [eiser] in het licht van de feiten de volgende stellingen ten grondslag. Het bod van € 600.000,-- is het enige serieuze bod op het huis. [gedaagde] wil het huis echter alleen verkopen voor een prijs die fractioneel onder de vraagprijs ligt. Doordat [gedaagde] vasthoudt aan een prijs die € 45.000,-- boven de verkoopwaarde ligt, is er sprake van verzuim aan haar zijde. [eiser] heeft een spoedeisend belang dat het huis voor € 600.000,-- wordt verkocht. Dit belang is dat als deze koop niet doorgaat, de kans aanwezig is dat het huis uiteindelijk voor een lager bedrag verkocht moet worden.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Zoals reeds onder de feiten vermeld, staat het huis sinds 3 maart 2006 te koop. Het is een feit van algemene bekendheid dat huizen en dan met name landelijk gelegen huizen in de zomer beter verkopen dan in de winter. Tegen deze achtergrond heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Dat in de korte periode dat het huis te koop staat zich tot nu toe één serieuze gegadigde heeft gemeld, sluit niet uit dat in de loop van het seizoen zich nog meerdere gegadigden aandienen die een hogere prijs voor het huis willen betalen.
4.2. De vordering zal dan ook worden afgewezen. De proceskosten zullen tussen [eiser] en [gedaagde] als voormalige echtelieden worden gecompenseerd als hierna vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. wijst de vorderingen af;
2. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2006.