RECHTBANK ZUTPHEN
meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 06/460137-06
datum uitspraak : 27 juni 2006
tegenspraak – dip
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woon[plaats], [adres],
thans gedetineerd in P.I.V. Utrecht – HvB Nieuwersluis.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2006.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 13 maart 2006 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker gordijnen en/of papier en/of vitrage in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met gordijnen en/of papier en/of vitrage, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde gordijnen en/of papier en/of vitrage geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor personen in de omliggende woningen (in het wooncomplex) en/of de in de voornoemde woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 13 maart 2006 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker gordijnen en vitrage in brand gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde gordijnen en vitrage geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de omliggende woningen - in het wooncomplex - aanwezige goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is onder meer multidisciplinair gerapporteerd door A. Van der Sligte, psychiater i.o., onder supervisie van S. de Jong, psychiater, op 18 april 2006, en door drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog, op 15 mei 2006.
Uit voornoemde rapporten komt onder meer naar voren - zakelijk weergegeven - dat verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan de ziekte schizofrenie van het paranoïde type, en persoonlijkheidskenmerken had van antisociale trekken, waarbij zij ook ten tijde van het tenlastegelegde chronisch psychotisch was. Daarnaast was er sprake van alcoholmisbruik in combinatie met medicijngebruik.
Verdachte is een psychisch kwetsbare vrouw, die zeer gevoelig is voor misbruik en bedreigingen van buitenaf en daarop anticipeert met agressief, schreeuwend, chaotisch, grensoverschrijdend en provocerend gedrag, wat weer negatieve reacties van haar omgeving oplevert. Er is sprake van erg veel woede, spanning en druk en zij is niet in staat deze woede, spanning en druk, waarvan de wortels in haar jeugd en verleden ervaringen liggen, in de hand te houden. Onder invloed van oplopende stress, mede verband houdende met haar zoon en haar dochter en de permanent ervaren druk vanuit de buurt, die haar weg wil hebben, is verdachte gedecompenseerd en heeft zij onder invloed van paranoïde gehoorhallucinaties in eigen woning brand gesticht.
Er is een causale relatie tussen de stoornis en het tenlastegelegde. De deskundigen concluderen op grond van hun onderzoek, dat verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde, als ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen.
De bewezenverklaarde feiten kunnen verdachte derhalve niet worden toegerekend. Verdachte is dus niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede op grond van de zich in het dossier bevindende omtrent verdachte opgemaakte rapportages.
Uit de multidisciplinaire rapportage blijkt dat de kans op recidive verkleind kan worden door stabilisatie van de schizofrenie met behulp van medicatie (zogenaamde antipsychotica) en een gestructureerde en beschermde leefomgeving, zonder stress. Als deze condities niet aanwezig zijn, kan de risicotaxatie als hooggemiddeld beoordeeld worden.
De deskundigen adviseren unaniem om verdachte op basis van artikel 37 Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrische inrichting (bijvoorbeeld op de Forensisch Psychiatrische Afdeling).
Nu het bewezenverklaarde wegens een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen, zal de rechtbank het advies van de gedragsdeskundigen overnemen en beslissen als na te melden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat een strafbaar feit, te weten opzettelijke brandstichting, is begaan. De rechtbank is van oordeel dat de aanstekers vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het voorwerpen zijn, met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte, gelet op haar geestelijke gezondheidstoestand, in strijd is met het algemeen belang.
De benadeelde partij Hanzewonen, gevestigd te 7204 JN Zutphen, Piet Heinstraat 25, heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.135,00, zijnde blijkens bijgevoegd polisaanhangsel brandverzekering, het eigen risico per (schade)gebeurtenis van de woningbouwvereniging.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering.
De raadsvrouwe heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren of haar vordering af te wijzen, nu bij het voegingsformulier geen specificatie van de schade wordt gegeven en alleen een afschrift van de verzekeringspolis is bijgesloten.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niettemin toewijzen, nu op grond van informatie in het strafdossier, te weten de schade-omschrijving op bladzijde 026 en de fotomap, voldoende vaststaat dat de schade het eigen risico van € 1.135,00 te boven gaat. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het bepaalde in artikel 36f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en op het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2004, LJN: AO3233, is de rechtbank van oordeel dat een schadevergoedingsmaatregel niet kan worden opgelegd indien de verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37, 57 en 157 van het Wetboek van Straf-recht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is ver-klaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 4 (vier) aanstekers.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
Hanzewonen, gevestigd te 7204 JN Zutphen, Piet Heinstraat 25 (rek.nr. [nummer]), voornoemd, tot een bedrag van € 1.135,00, vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, De Bie en Van der Hooft, rechters,
in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, grif-fier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2006.