ECLI:NL:RBZUT:2006:AY4966

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460686-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • M. van Hoorn
  • J. Bierbooms
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van licht verminderd toerekeningsvatbare verdachte wegens huiselijk geweld, vernieling en bedreiging van politiefunctionaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een licht verminderd toerekeningsvatbare verdachte. De verdachte werd beschuldigd van huiselijk geweld, vernieling en bedreiging van politiefunctionarissen. De feiten vonden plaats op 11 december 2005 in Zelhem, gemeente Bronckhorst, waar de verdachte zijn vader, moeder en een politieagent bedreigde en verschillende goederen vernielde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn vader een kopstoot heeft gegeven, zijn ouders heeft bedreigd met de dood en meerdere goederen heeft beschadigd, waaronder een auto en ruiten van een woning. De rechtbank oordeelde dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van dit deel van de aanklacht. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen en de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en psychiatrische behandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die onder invloed van middelen handelde, en de impact van zijn daden op zijn ouders. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde politieagent en een andere benadeelde partij. De rechtbank benadrukte dat politiefunctionarissen ook slachtoffers kunnen zijn in strafzaken en dat hun vorderingen serieus genomen moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460686-05
Uitspraak (vervroegd) d.d.: 25 juli 2006
tegenspraak - aangezegd
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats], [adres],
thans verblijvende in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 juli 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
Met toestemming van de procespartijen hervat de rechtbank het onderzoek in de stand, waarin het zich op het tijdstip van de laatste schorsing ter terechtzitting van 25 april 2006 bevond. Voor de eerdere behandelingen wordt verwezen naar de processen-verbaal ter terechtzitting van 14 maart 2006 en 25 april 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijnde de vader van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] een kopstoot tegen het gezicht/hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/ond1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (zijnde de vader van verdachte) een kopstoot tegen het gezicht/hoofd heeft gegeven, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 1] (zijnde de vader van verdachte) en/of [slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie allebei kapot" en/of "Ik maak jou dood, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk:
- meerdere, althans één, ruit(en) (van een woning gelegen aan/nabij [adres]) en/of
- een personenauto (merk Opel, type Agila) en/of
- een tuinbank en/of
- een sokkel van een zonnewijzer en/of
- een stenen kruik en/of
- een melkbus en/of
- een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland) heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "Ik maak jou en je vrouw en je kinderen
dood en ik steek je huis in de brand" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 10 december 2005 te Zelhem, althans in de gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (grijze renault megane scenic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen het onder 1 primair tenlastegelegde, aangezien het geven van een kopstoot, als de onderhavige in de regel niet zal leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 1], zijnde de vader van verdachte, een kopstoot tegen het gezicht/hoofd heeft gegeven, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 1], zijnde de vader van verdachte en [slachtoffer 2], zijnde de moeder van verdachte, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dreigend de woorden toegevoegd :
"Ik maak jullie allebei kapot" en "Ik maak jou dood, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk:
- meerdere, ruiten van een woning gelegen aan [adres] en
- een personenauto (merk Opel, type Agila) en
- een tuinbank en
- een sokkel van een zonnewijzer en
- een stenen kruik en
- een melkbus en
- een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op 11 december 2005 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 3], hoofdagent van politie, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en "Ik maak jou en je vrouw en je kinderen dood en ik steek je huis in de brand";
5.
hij op 10 december 2005 te Zelhem, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (grijze Renault Megane Scenic), toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft beschadigd.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting ten aanzien van de feiten 1-5 en de aangiften van;
- feit 1 en 3: [slachtoffer 1], dossierpagina 23 e.v.;
- feit 2: [slachtoffer 2], dossierpagina 47 e.v.;
- feit 4: [slachtoffer 3], dossierpagina 55-56;
- feit 5: H. Driessen, dossierpagina 61.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting.
Feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychiatrisch advies gedateerd 18 januari 2006 opgemaakt door M.C. van Rossum.
De psychiater concludeert, zakelijk weergegeven, als volgt.
Er is geen psychiatrische stoornis in engere zin aantoonbaar met uitzondering van zijn cannabisverslaving en wisselend alcoholmisbruik bij een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Ten tijde van het tenlastegelegde voelde verdachte zich in de steek gelaten door zijn vader die de politie had ingeschakeld, zoals hij zich in zijn jeugd al zo vaak door zijn vader en aan alcohol verslaafde moeder in de steek gelaten had gevoeld: eenzelfde psychodynamiek en gezinsrelationele context. Ook was er sprake van gecombineerd gebruik van alcohol, wiet en psychofarmaca als mogelijk luxerende factoren. Vanuit deze optiek en bevindingen concludeert de deskundige verdachte hooguit licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en zal bij de strafmaat rekening houden met deze conclusie.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 285, 300, 304, 350.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede uit de omtrent verdachte opgemaakte rapportages van de Verslavingszorg.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft onder invloed van verdovende middelen, medicijnen en alcohol zijn vader mishandeld en zijn ouders verbaal bedreigd en de goederen binnen en buiten de woning kort en klein geslagen.
Deze niet op zichzelf staande gedragingen van verdachte hebben veel overlast en gevoelens van angst bij zijn ouders veroorzaakt. Uit onmacht en ten einde raad hebben de ouders aangifte tegen hun zoon gedaan en hem het huis uitgezet.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 26 december 2005, eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte stond aanvankelijk, gezien zijn slechte ervaringen met hulpverlenende instanties in het verleden, afwijzend tegenover een behandeling. Zijn motivatie voor behandeling veranderde in positieve zin, toen hij tijdens zijn detentie psychotisch werd.
In de rapportage van E. Kuijer van De Grift van 17 juli 2006 wordt geadviseerd verdachte klinisch te laten behandelen in het Regionaal Gezondheidscentrum (RGC, de vroegere PAAZ-afdeling), een reguliere (niet forensische) psychiatrische setting in Doetinchem.
Gezien de complexe problematiek en de begeleidbaarheid van verdachte is het echter van belang dat er een goede samenwerking en communicatie is tussen de behandelaars van GGNet en de Verslavingszorg. Verdachte heeft aangegeven zijn medewerking te willen verlenen aan een aantal randvoorwaarden die de behandelaars hebben bepaald, zoals onder meer medicamenteuze ondersteuning en geen cannabisgebruik.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het advies van de deskundigen overnemen en een vrijheidsstraf opleggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, opdat verdachte aansluitend met zijn behandeling kan aanvangen.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 3], p/a [postbus, postcode, plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 3] dient te worden afgewezen, omdat het hierbij een politieagent betreft tijdens de uitoefening van zijn functie. Hij verwijst naar jurisprudentie, gepubliceerd onder LJN AU 0794 en LJN AT 5059.
De rechtbank is echter van oordeel dat ook politiefunctionarissen slachtoffer kunnen zijn van een strafbaar feit en dat zij zich als civiele partij in een strafprocedure kunnen voegen. Zij zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 150,00.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering door betwisting niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor afdoening in het strafgeding. Dit laat onverlet dat de benadeelde partij dit deel van de vordering kan voorleggen aan de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [postcode, plaats, adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 29,30 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde-ring is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregelen
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld telkens ten behoeve van genoemde slachtoffers.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 140 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft:
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- dat veroordeelde aansluitend op zijn detentie zal medewerken aan een klinische behandelopname op een gesloten psychiatrische afdeling in het Regionaal Gezondheidscentrum (RGZ, de vroegere PAAZ-afdeling) in Doetinchem of soortgelijke instelling voor maximaal één jaar en dat veroordeelde zich zal houden aan regels die hem door of namens de leiding van de betreffende afdeling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], p/a [adres, postcode plaats] (gironr. [cijfers] t.n.v. Politie NOG Apeldoorn), van een bedrag van € 150,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 150,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [postcode, plaats, adres] (rek.nr. [cijfers]), van een bedrag van € 29,30, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 29,30, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip
waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde
onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Hoorn en Bierbooms, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2006.
Mr. Bierbooms is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.