ECLI:NL:RBZUT:2006:AY5291

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460176-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • M. Elders
  • J. Schmitz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandeling van een ambtenaar in Harderwijk

Op 28 juli 2006 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade en mishandeling van een ambtenaar. De feiten vonden plaats op 31 maart 2006 in Harderwijk, waar de verdachte met een zware paal op een persoon, genaamd [naam slachtoffer], wilde inslaan, maar de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet voltooide. Daarnaast heeft de verdachte een hoofdagent van politie, [naam slachtoffer 2], geschopt tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie, wat resulteerde in letsel voor de ambtenaar.

De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat de videobeelden niet bewezen dat hij [naam slachtoffer 2] had geschopt, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de videobeelden onvoldoende duidelijk waren om het verweer te ondersteunen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 100 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank overwoog dat de aard en ernst van de feiten, evenals de omstandigheden van de verdachte, een taakstraf rechtvaardigden, ondanks de ernst van de poging tot zware mishandeling.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij Politiedistrict Noordwest Veluwe/NOG niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze geen betrekking had op een bewezen feit. Ook de vordering van [naam slachtoffer 2] werd afgewezen, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze in het strafgeding kon worden afgedaan. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte werd vrijgesproken van het derde tenlastegelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen was.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460176-06
Uitspraak d.d.: 28 juli 2006
Tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [poscode, plaats, adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2006.
Ter terechtzitting genomen beslissing
Het verzoek tot opheffing van de (geschorste) voorlopige hechtenis, althans het verzoek tot wijziging van de voorwaarden van de geschorste voorlopige hechtenis, is afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2006, te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om al dan niet met voorbedachte rade aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (grote en zware) paal/balk op voornoemde [naam slachtoffer] in te slaan, althans met grote kracht het lichaam van die [naam slachtoffer] te treffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 31 maart 2006 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] met een (grote en zware) paal/balk op/tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2006, te Harderwijk, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2], hoofdagent van politie, die in dienst was als hondengeleider, en aldus en in ieder geval gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening was, meermalen, althans eenmaal, heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2006, te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Noord- en Oost Gelderland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde is door en namens verdachte naar voren gebracht dat op de videobeelden niet te zien is dat hij [naam slachtoffer 2] geschopt heeft en dat hij mitsdien dient te worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de videobeelden onvoldoende duidelijk zijn en hetgeen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal hieromtrent is neergelegd, aldus niet weerleggen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 31 maart 2006, te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met voorbedachte rade aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (grote en zware) paal/balk op voornoemde [naam slachtoffer] heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 31 maart 2006, te Harderwijk, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2], hoofdagent van politie, die in dienst was als hondengeleider, en aldus gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening was, meermalen heeft geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder feit 1 primair en 2 is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 1 (primair) : poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad;
Feit 2 : mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen het zinloze en grove karakter van het geweld dat verdachte voornemens was toe te passen op het slachtoffer [naam slachtoffer]. De omstandigheid dat deze daardoor geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad is een zeer ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van gevangenisstraf in de orde van grootte als door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank neemt echter tevens in aanmerking – en vindt daarin redenen om te volstaan met een gecombineerde strafoplegging als hierna vermeld – dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, in zijn bedrijf een sleutelrol vervult en inmiddels werd geschorst uit de voorlopige hechtenis onder door hem, naar het zich laat aanzien, correct nageleefde voorwaarden.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om de ernst van de bewezenverklaarde feiten te benadrukken.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij Politiedistrict Noordwest Veluwe/NOG heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 225,76 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde. Dit bedrag bestaat uit de medische kosten voor de hond.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2] heeft zich eveneens met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij, Politiedistrict Noordwest Veluwe/NOG, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
De benadeelde partij, [naam slachtoffer 2], zal eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering, wegens betwisting en onbeantwoorde causaliteitsvragen, niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding en derhalve bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 300, 303 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 215 (tweehonderd-en-vijftien) dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een deel, groot 180 (honderd-en-tachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Verklaart de benadeelde partij Politedistrict Veluwewest/NOG niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, mrs. Elders en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2006.