RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460185-06
Uitspraak d.d.: 8 augustus 2006
tegenspraak / oip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1985],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem, Ingenieur Molsweg 5.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21 juli 2006 en 25 juli 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
Het door de raadsman namens verdachte gedane verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, nu er door de rechtbank nog steeds ernstige bezwaren tegen verdachte en de gronden voor voorlopige hechtenis aanwezig worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank doet een situatie, zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering, zich niet voor.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 april 2006 in de gemeente Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Smeepoortstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het steken met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 april 2006 te Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Stationslaan en/of Oranjelaan en/of Churchillaan en/of Laan van Verenigde Naties, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen zestien, althans meerdere personenauto's en/of een motorfiets, welk geweld bestond uit:
- het lopen over de daken en/of motorkappen en/of ruiten van deze auto's en/of
- het trappen tegen de (auto)ruiten en/of de carrosserie van deze auto's en/of motorfiets en/of
- het verbreken van meerdere ruiten van deze auto's;
(incidenten 3 t/m 20)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdachte behoort van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, aangezien uit de verklaringen van de getuigen van de vernielingen van auto’s en een motorfiets op 8 april 2006 te Harderwijk geen eenduidig signalement van de daders valt op te maken. Bovendien lopen deze verklaringen voor wat betreft het aantal personen dat vernielingen zou hebben aangericht en hun manier van voortbewegen sterk uiteen. De resultaten van het technisch sporenonderzoek in de zaak van verdachte en zijn medeverdachte zijn onvoldoende belastend in de richting van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk geworden dat het in het sporenonderzoek aangetroffen slijtspoor op één van de schoenafdrukken overeenkomt met een slijtspoor op de schoen van verdachte. Bovendien is nagelaten duidelijk in kaart te brengen in welke relatie de beschadigde auto’s en motorfiets tot elkaar stonden, zodat onduidelijk is of van elkaar opvolgende vernielingen in een zeker patroon of volgens een zekere (loop)route kan worden gesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 8 april 2006 in de gemeente Harderwijk met een ander aan de openbare weg, Smeepoortstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd van die [slachtoffer 1];
Door de raadsman is een betrouwbaarheidsverweer gevoerd ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank overweegt dat het door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een later stadium van het onderzoek intrekken van hun aangiftes, niet per definitie de betrouwbaarheid van hun aanvankelijke verklaringen aantast. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er overigens geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de betrouwbaarheid van bovengenoemde verklaringen zodanig aantasten, dat deze verklaringen niet voor het bewijs zouden mogen meewerken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie
bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden, dat verdachte de feiten heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten, waarvoor hij nog in een proeftijd liep. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden tussen twee groepen van personen in het uitgaansleven, waarbij door medeverdachte een mes, althans een scherp voorwerp is gebruikt. De rechtbank komt, gelet op de beperktere bewezenverklaring, tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie geëist, aangezien zij in de geëiste straf onvoldoende de ernst en omvang van het gepleegde feit tot uitdrukking vindt gebracht.
Deze benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, en mrs. Vergunst en Van Baaren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Wel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2006.
Mr. Vergunst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.