Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460184-06
Uitspraak d.d.: 8 augustus 2006
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 juli 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 april 2006 in de gemeente Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Smeepoortstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het steken met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 8 april 2006 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond en/of (vervolgens) met dit mes, althans dit scherpe en/of
puntige voorwerp, stekende bewegingen in (de richting van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 april 2006 te Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Stationslaan en/of Oranjelaan en/of Churchillaan en/of Laan van Verenigde Naties, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen zestien, althans meerdere personenauto's en/of een motorfiets, welk geweld bestond uit:
- het lopen over de daken en/of motorkappen en/of ruiten van deze auto's en/of
- het trappen tegen de (auto)ruiten en/of de carrosserie van deze auto's en/of motorfiets en/of
- het verbreken van meerdere ruiten van deze auto's;
(incidenten 3 t/m 20)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdachte behoort van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, aangezien uit de verklaringen van de getuigen van de vernielingen van auto’s en een motorfiets op 8 april 2006 te Harderwijk geen eenduidig signalement van de daders valt op te maken. Bovendien lopen deze verklaringen voor wat betreft het aantal personen dat vernielingen zou hebben aangericht en hun manier van voortbewegen sterk uiteen. De resultaten van het technisch sporenonderzoek in de zaak van verdachte en zijn medeverdachte zijn onvoldoende belastend in de richting van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk geworden dat het in het sporenonderzoek aangetroffen slijtspoor op één van de schoenafdrukken overeenkomt met een slijtspoor op de schoen van medeverdachte. Bovendien is nagelaten duidelijk in kaart te brengen in welke relatie de beschadigde auto’s en motorfiets tot elkaar stonden, zodat onduidelijk is of van elkaar opvolgende vernielingen in een zeker patroon of volgens een zekere (loop)route kan worden gesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 8 april 2006 in de gemeente Harderwijk met een ander aan de openbare weg, Smeepoortstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd van die [slachtoffer 1];
hij op 8 april 2006 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond en met dit mes, althans dit scherpe en/of puntige voorwerp, stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemaakt.
Door de raadsman zijn betrouwbaarheidsverweren gevoerd ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [eigenaar cafe], en de medische verklaring naar aanleiding van het bezoek aan het ziekenhuis door [slachtoffer 1] op 8 april 2006. De rechtbank overweegt dat het door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een later stadium van het onderzoek intrekken van hun aangiftes, niet per definitie de betrouwbaarheid van hun aanvankelijke verklaringen aantast. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er overigens geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de betrouwbaarheid van bovengenoemde verklaringen zodanig aantasten, dat deze verklaringen niet voor het bewijs zouden mogen meewerken. De rechtbank volgt de raadsman niet in de stelling dat het enkele feit, dat [eigenaar cafe] de eigenaar is van een café dat bovengenoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] regelmatig bezoeken en waar zij vermoedelijk voor enige omzet zorgen, moet leiden tot de onbetrouwbaarheid van de verklaring van deze [eigenaar cafe] over een voorval waarbij deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in nadelige zin zijn betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank verschaft de door L.P. Blase, spoedarts bij het S.E.H. ziekenhuis St. Jansdal te Harderwijk, naar P.A.J. Buis, huisarts van [slachtoffer 1], op 8 april 2006 verstuurde brief voldoende inzicht in de aard en de oorzaak van het letsel van deze [slachtoffer 2]. Op basis van deze brief overweegt de rechtbank dat de diagnose omtrent het letsel van deze [slachtoffer 2] het resultaat is van een door een terzake deskundige uitgevoerd lichamelijk onderzoek.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert in eendaadse samenloop op de misdrijven:
feit 1: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch Pro Justitia rapport, gedateerd 12 juli 2006, opgemaakt door drs. R.R. Beth, gedragskundige en orthopedagoog.
Met de conclusies van dit rapport, te weten:
"Betrokkene is lijdend aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling. Bij betrokkene wordt een antisociale persoonlijkheidsstoornis gezien, waar een langdurige gedragsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken aan vooraf is gegaan. Ten tijde van het geweldsdelict was deze problematiek aanwezig. Betrokkene wordt in zijn beleving geprovoceerd door het slachtoffer. Betrokkene reageert op deze (vermeende) provocaties en zet zijn onlustgevoelens op onbegrensde wijze om in agressief handelen, waarbij hij alle controle over zichzelf lijkt te verliezen. Hij wordt in zijn handelen niet geremd vanwege een gebrekkig ontwikkeld empathisch vermogen, in samenhang met een gebrekkige gewetensfunctie. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat alcohol en/of drugsgebruik luxerend hebben gewerkt op reeds aanwezige onderliggende onlustgevoelens. Betrokkene wordt in zijn gedrag in sterke mate beïnvloed door zijn persoonlijkheidsstoornis. Derhalve kunnen hem de delicten slechts in verminderde mate worden toegerekend. Tijdens het multidisciplinaire persoonlijkheidsonderzoek werd regelmatig overleg gevoerd met mevrouw drs. S. Schreuder, kinder- en jeugdpsychiater. De bevindingen van beide onderzoekers kwamen met elkaar overeen."
kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusies over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie
bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden, dat verdachte de feiten heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten, waarvoor hij nog in een proeftijd liep. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden tussen twee groepen van personen in het uitgaansleven, waarbij door verdachte een mes, althans een scherp voorwerp is gebruikt. Tenslotte heeft de rechtbank de jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking genomen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor minderjarigen op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van genoemde maatregel en voorts is deze in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Deze benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 55, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte in een inrichting voor jeugdigen zal worden geplaatst voor een termijn van 2 (twee) jaren.
Bepaalt, dat de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Groot Batelaar. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van deze instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. Vergunst en Van Baaren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Wel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2006.
Mr. Vergunst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.