ECLI:NL:RBZUT:2006:AY6225

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460081-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Borgerhoff Mulder
  • A. Gerbranda
  • M. Schmitz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag in psychiatrische instelling met tbs-maatregel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 15 augustus 2006, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van doodslag op een medebewoonster in een psychiatrische instelling. De feiten vonden plaats tussen 4 en 19 februari 2006, toen de verdachte, die lijdt aan het syndroom van Asperger en een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, de medebewoonster met een klauwhamer op het hoofd sloeg, wat leidde tot haar overlijden op 19 februari 2006. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld, en sprak hem vrij van moord. De rechtbank baseerde haar oordeel op het rapport van het Pieter Baan Centrum, dat concludeerde dat de verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor het feit hem slechts in sterk verminderde mate kon worden toegerekend.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van twee jaar op, maar besloot ook tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gezien de kans op herhaling van dergelijk gedrag. De rechtbank achtte de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk, omdat de verdachte in een gestructureerd en prikkelarm milieu moest verblijven om verdere incidenten te voorkomen. De officier van justitie had dezelfde straf en maatregel gevorderd, en de rechtbank vond de ernst van het bewezenverklaarde feit, doodslag, te ernstig om een lagere straf op te leggen. De benadeelde partij, de nabestaande van het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 2.778,93, die de verdachte moest betalen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. Borgerhoff Mulder, met mrs. Gerbranda en Schmitz als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460081-06
Uitspraak d.d.: 15 augustus 2006
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [Nederlandse Antillen] op [1948],
wonende te Ermelo,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Grave.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2006.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2006 tot en met 19 februari 2006 in de gemeente(n) Ermelo en/of Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Ermelo met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een (klauw)hamer, althans een hard of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 februari 2006 te Utrecht is overleden.
art 289 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in/omstreeks de periode van 4 februari 2006 tot en met 19 februari 2006 in de gemeente(n) Ermelo en/of Utrecht, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Ermelo met een (klauw)hamer meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge die [slachtoffer] op of omstreeks 19 februari 2006 te Utrecht is overleden.
Art 287 Wetboek van Strafrecht
althans dat (meer subsidiair),
hij in/of omstreeks de periode van 4 februari 2006 tot en met 19 februari 2006 in de gemeente(n) Ermelo en/of Utrecht aan [slachtoffer] (al dan niet met voorbedachte rade) zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) schedelfractu(u)r(en) en/of hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk met een (klauw)hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp(met kracht) meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd te slaan,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op/of omstreeks 19 februari 2006 te Ytrecht is overleden;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De redenen voor en de gebeurtenissen rondom de op handen zijnde verhuizing van verdachte zijn hem op 4 februari 2006 teveel geworden. Verdachte is na het gesprek met unitcoördinator [naam] waarbij ook andere bewoonsters aanwezig waren erg boos geworden; hij is naar zijn kamer gegaan om rustig te worden en om afleiding te zoeken. Echter, toen het latere slachtoffer terugkeerde uit het restaurant en zij, zoals verdachte het verwoordt, “weer begon te blèren”, heeft verdachte de hamer gepakt en bij zich gestoken, is hij naar beneden gegaan en heeft hij [slachtoffer] meermalen geslagen.
Door de officier van justitie zijn drie momenten van reflectie genoemd die volgens haar relevant zijn om moord bewezen te kunnen verklaren. Het gaat om:
- de aankondiging die verdachte aan [voornaam] deed (“Als [voornaam slachtoffer] terugkomt, maak ik haar dood”);
- het moment dat verdachte op zijn kamer is en hij [voornaam slachtoffer] hoort en de hamer pakt;
- het moment dat [voornaam slachtoffer] al op de grond ligt en verdachte besluit door te gaan met slaan.
In weerwil van hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank van kalm beraad en rustig overleg op geen enkel moment sprake geweest. Verdachte heeft weliswaar aan [voornaam] voorgaande aankondiging gedaan tussen het gesprek met [naam] en zijn gang naar zijn kamer, maar gebleken is dat verdachte heel vaak verbaal geweld gebruikte. Verdachte is naar zijn kamer gegaan om rustig te worden en om afleiding te zoeken, hetgeen niet lukte omdat er veel gedachten door zijn hoofd gingen. Toen hij [voornaam slachtoffer] hoorde ging er naar zijn zeggen een film draaien en heeft hij de hamer gepakt. De toestand waarin verdachte toen verkeerde past naar het oordeel van de rechtbank niet bij kalm beraad en rustig overleg. Gelet op verdachtes toestand op het moment van of direct voorafgaande aan het doorslaan was er evenmin sprake van een reflectiemoment als door de officier van justitie bedoeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 4 februari 2006 tot en met 19 februari 2006 in de gemeenten Ermelo en Utrecht, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij op
4 februari 2006 in de gemeente Ermelo met een (klauw)hamer meermalen met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] op
19 februari 2006 te Utrecht is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het rapport van het Pieter Baan Centrum van 25 juli 2006.
Het rapport houdt onder meer in: “Betrokkene is een excentrieke, ruim intelligente, 58-jarige man die (…) sinds vier jaar opgenomen is in een psychiatrisch ziekenhuis. Er is bij betrokkene sprake van het syndroom van Asperger hetgeen een autisme spectrumstoornis is. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een obsessieve compulsieve persoonlijkheids-stoornis.”
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Deze conclusie houdt onder meer in dat de verdachte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat het feit hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het onderzoekend team van het Pieter Baan Centrum acht de kans op herhaling van een soortgelijk delict op lange termijn aanzienlijk. “Betrokkene zal immers, gezien zijn voorgeschiedenis, in de toekomst aangewezen zijn op een verblijf binnen een instelling. Hiermee is de mogelijkheid voor betrokkene om zichzelf af te schermen voor prikkels nihil en dient hij zich te onderwerpen aan het geldende regime van de afdeling. Hierdoor zal de spanning, op termijn, opnieuw oplopen. Naar verwachting kan in een dergelijke situatie slechts een kleine stressor voor betrokkene volstaan om – vanuit zijn stoonis – opnieuw te komen tot een ernstig delict.
Daar de stoornis zelf niet te behandelen is en verbetering van de klachten met name bereikt kan worden door te verblijven in een gestructureerd en prikkelarm milieu met een bejegening die duidelijkheid voorstaat, heeft betrokkene blijvend een beschermend milieu nodig. Een tijdelijk of een meer vrijblijvend kader volstaat naar de mening van het onderzoekend team niet.” Daarom wordt de maatregel van terbeschikkingstelling geadviseerd.
Gelet op de bovenvermelde multidisciplinaire rapportage zal de rechtbank terzake van het bewezenverklaarde, zijnde een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, aan verdachte opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a en 37b leden 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als door de verdediging is gesuggereerd, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, onvoldoende.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte medebewoonster [slachtoffer] om het leven heeft gebracht door haar meermalen met een hamer op het hoofd te slaan. Verdachte heeft aan het slachtoffer haar kostbaarste bezit, het leven, ontnomen en heeft aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Een dergelijk feit draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van grote angst en onveiligheid teweeg.
De officier van justitie, die tot bewezenverklaring van moord requireerde, heeft oplegging van dezelfde straf (en maatregel) gevorderd als die de rechtbank thans zal opleggen. De rechtbank acht het bewezenverklaarde levensdelict te ernstig om tot oplegging van een lagere straf te komen.
Een langere gevangenisstraf, die doorgaans wordt opgelegd bij levensdelicten, is gelet op de persoon van verdachte, de mate van toerekenbaarheid en de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging evenmin passend.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [nabestaande, adres en bankrekeningnummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.778,93 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [nabestaande, adres en bankrekeningnummer], van een bedrag van € 2.778,93, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder, voorzitter, mrs. Gerbranda en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2006.