ECLI:NL:RBZUT:2006:AY6718

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580137-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elders
  • A. Hemrica
  • J. Vegter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing en vernieling op parkeerplaats en in woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing, vernieling en poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op 9 en 18 september 2005 in Apeldoorn geweld heeft gebruikt tegen slachtoffers om hen te dwingen tot de afgifte van goederen, waaronder een mobiele telefoon en autosleutels. De rechtbank concludeert dat er sprake was van stilzwijgende samenwerking tussen de verdachten, wat hen schuldig maakt aan medeplegen van de delicten. De verdachte heeft het slachtoffer op de grond geduwd en met geweld gedreigd, waarbij een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd gebruikt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de recidive van de verdachte en de traumatische gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de delicten schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van deze schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580137-06
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2006
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan doe [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of
- [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- [slachtoffer 1] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld,geld" en/of "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud, metalig voorwerp in de nek van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd/gehouden, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd/gehouden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
voorzover het bovenstaande op één of meer punten niet tot een
bewezenverklaring leidt,
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of
- [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- [slachtoffer 1] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld,geld" en/of "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud, metalig voorwerp in de nek van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd/gehouden, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd/gehouden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 18 september 2005 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voormelde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- een ruit heeft/hebben ingegooid van de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- de woning (met (een) bivakmuts(en)) is/zijn binnengedrongen en/of
- (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond, althans zichtbaar heeft/hebben vastgehouden en/of (vervolgens) op [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- (daarbij) één of meermalen heeft/hebben geroepen "we willen geld, of we schieten" en/of "pak de koevoet" en/of "geld, geld, ik ben bewapend", althans woorden van gelijkde (dreigende) aard of strekking en/of
- de enkel van [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt (terwijl hij op de trap stond) en/of
- [slachtoffer 2] (met een koevoet en/of knuppel) heeft/hebben geslagen , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 18 september 2005 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- een ruit heeft/hebben ingegooid van de woning van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- de woning is/zijn binnengedrongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- (een) bivakmuts(en) heeft/hebben gedragen en/of
- (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond, althans zichtbaar voor hen/hem/haar heeft/hebben vastgehouden en/of (vervolgens) op [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "we willen geld of we schieten" en/of "geld, geld, ik ben bewapend" en/of "pak de koevoet", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- de enkel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt (terwijl hij op de trap stond) en/of
- die [slachtoffer 2] (met een koevoet en/of een knuppel) heeft/hebben geslagen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
Uit een getapt telefoongesprek dat tussen medeverdachte [verdachte 3] en [naam] kort voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten plaatsvond en de over dit telefoongesprek afgelegde verklaringen blijkt, dat verdachte samen met medeverdachten [verdachte 4], [verdachte 1] en [verdachte 3] en een onbekend gebleven vrouw naar de parkeerplaats Bruggelen aan de rijksweg A1 is gereden om aldaar ‘homo’s te pesten’. Tijdens dit telefoongesprek wordt op de achtergrond gesproken over ‘9 mm’ en ‘gaspatronen’ en wordt gezegd: “Dan sluiten we de hekken. Dan kunnen ze geen kant meer op, dan pak ik ze allemaal jongen” (dossierpagina: 230-232). Uit de verklaringen van verdachte (dossierpagina 723-725) en medeverdachte [verdachte 1] (dossierpagina: 780) blijkt dat dit laatste wordt gezegd door laatstgenoemde. Bovendien, zo concludeert de rechtbank, blijkt hieruit dat verdachte en zijn medeverdachten ervan op de hoogte waren dat [verdachte 1] die avond een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had, waarvan uit de later afgelegde verklaringen van verdachte (dossierpagina: 738 en 749) en [verdachte 4] (dossierpagina: 844) duidelijk is geworden dat het een balletjespistool en/of gaspistool betrof. De rechtbank is van oordeel dat verdachten, door met voormeld doel en met dit balletjespistool gezamenlijk op stap te gaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het wapen ook daadwerkelijk zou worden gebruikt. Aangekomen op de parkeerplaats is het slachtoffer door verdachte met een slag naar de grond geduwd. Vervolgens heeft [verdachte 1] het initiatief genomen het slachtoffer naar diens geld te vragen en heeft hij daarbij het bolletjespistool bij het slachtoffer in de nek gelegd. Hij heeft het slachtoffer gedwongen zijn autosleutels af te geven. Verdachte heeft daarop de mobiele telefoon van het slachtoffer weggenomen teneinde te voorkomen dat het slachtoffer alarm zou kunnen slaan. Nadat het slachtoffer de sleutels van zijn auto had afgegeven, zijn verdachte, medeverdachte [verdachte 1] en de onbekende vrouw met de auto van het slachtoffer weggereden. De twee andere medeverdachten ([verdachte 3] en [verdachte 4]) hebben het slachtoffer nog korte tijd onder controle gehouden en boden daarmee aan de anderen de gelegenheid weg te gaan met de ontvreemde autosleutels, de auto en de mobiele telefoon. Daarna hebben zij zich naar hun eigen auto begeven.
Vervolgens heeft tussen verdachten telefonisch overleg plaatsgevonden, onder meer met behulp van de ontvreemde telefoon en zijn zij weer bij elkaar gekomen. Zij hebben geprobeerd de weggenomen auto in een kanaal te laten verdwijnen vanwege het willen wissen van achtergelaten sporen. Dat is niet gelukt. Verdachten zijn in de auto van [verdachte 4] naar het huis van [verdachte 1] gereden om benzine te halen, waarmee de auto van het slachtoffer tenslotte in brand is gestoken. (Het vorenstaande is gebaseerd op de verklaringen van verdachte en medeverdachte [verdachte 4], onder meer dossierpagina’s: 737-743 en 841-845.)
De rechtbank stelt vast dat voor bewezenverklaring van medeplegen uitdrukkelijke en vooraf gemaakte afspraken niet zijn vereist, en dat ook stilzwijgende samenwerking medeplegen kan opleveren. Gelet op de hiervoor vermelde gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat, nu op geen enkele wijze is gebleken dat een van de (mede)verdachte(n) zich heeft gedistantieerd van de handelingen van medeverdachte [verdachte 1], doch integendeel is gebleken dat zij allen actief, ieder op zijn eigen wijze, hebben bijgedragen aan de beroving van het slachtoffer en het wegnemen van de auto en de mobiele telefoon, sprake is van medeplegen van afpersing en medeplegen van vernieling.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Door en namens verdachte is ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij en zijn mededaders slechts wilden inbreken en geen opzet hadden op het plegen van het tenlastegelegde geweld. Naar aanleiding van informatie verstrekt door een onbekend gebleven persoon dat de bewoners van het pand aan de [adres] op 18 september 2005 niet aanwezig zouden zijn, zijn verdachte en diens mededaders de woning binnengegaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat op het moment dat voor verdachte en zijn mededaders duidelijk werd dat de bewoners van voornoemd pand aanwezig waren, verdachte en zijn medeverdachte niet van hun voornemen afzagen en niet zijn weggegaan, maar ertoe zijn overgegaan om geweld te gebruiken. Mogelijk was het opzet van verdachte aanvankelijk slechts gericht op de diefstal (met braak), maar verdachte en zijn medeverdachten zijn verder gegaan met het uitvoering geven aan hun voornemen echter met gebruikmaking van geweld en bedreiging met geweld. Door dat te doen, hebben zij zich schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot afpersing.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. (primair)
hij in de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en (auto)sleutels en een auto, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- [slachtoffer 1] op de grond hebben geduwd en
- [slachtoffer 1] hebben geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en
- [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld, geld" en "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud voorwerp in de nek van [slachtoffer 1] hebben geduwd/gehouden;
2.
hij in de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield;
3. (primair)
hij en zijn mededaders op 18 september 2005 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan voormelde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],
- een ruit hebben ingegooid van de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en
- de woning met bivakmutsen zijn binnengedrongen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer 2] hebben getoond en op [slachtoffer 2] hebben gericht en
- hebben geroepen "we willen geld, of we schieten" en "pak de koevoet" en "geld, geld, ik ben bewapend", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- de enkel van [slachtoffer 2] hebben vastgepakt terwijl hij op de trap stond en
- [slachtoffer 2] (met een koevoet en knuppel) hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is op de volgende bewijsmiddelen gebaseerd:
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten:
- de aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 582-583);
- de bekennende verklaringen van medeverdachte [verdachte 4] (pagina 841-845 en 855-860); en
- de bekennende verklaringen van verdachte (pagina 737-743 en 749-751).
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaard feit:
- de aangifte van [s[slachtoffer 3] (pagina 870-873);
- de aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 882-889); en
- de bekennende verklaringen van verdachte (pagina 1011-1014 en 1033-1038).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 primair, 2 en 3 primair is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. (primair) : medeplegen van afpersing;
2. : medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
3. (primair) : medeplegen van een poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zij heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte door te handelen als bewezen is verklaard, op gewelddadige wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. Vooral ook de poging tot afpersing in de woning van de [slachtoffer 2 en 3] rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Zij neemt in dit verband in het bijzonder in aanmerking de aard van het op slachtoffer [slachtoffer 2] gepleegde geweld. Dergelijke ernstige feiten, gepleegd op de plaats waar de slachtoffer [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen, namelijk in hun woning, veroorzaken veel onrust in de maatschappij.
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die hun handelen voor de slachtoffers zouden kunnen hebben. Het is bekend dat slachtoffers een dergelijke ingrijpende gebeurtenis als zeer traumatisch ervaren en dat zij nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking de ernstige recidive van verdachte terzake van het plegen van geweldsdelicten.
In de proceshouding van verdachte en de omstandigheid dat hij ter terechtzitting heeft laten blijken – enig – inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen te hebben en het laakbare van zijn handelen te zien, alsmede gelet op de hoogte van de aan de andere verdachten opgelegde straffen, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank acht de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 31 maart 2006.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich met vorderingen tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.535,53 respectievelijk € 1.750,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De vordering van [slachtoffer 2] zal de rechtbank toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, tot het bedrag van € 2.794,10 (post immateriële schade € 1.750,- en post schilderwerkzaamheden € 1.044,10), nu de vordering tot dit bedrag niet is weersproken en de vordering tot dit bedrag rechtstreeks verband houdt met het onder 3 bewezenverklaarde. De verdachte is voor de schade – naar burgerlijk recht – hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dat overige deel niet rechtstreeks betrekking heeft op het onder 3 bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal de rechtbank tot het gevorderde bedrag toewijzen, nu niet is weersproken dat deze benadeelde partij, als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47, 48, 57, 63, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 primair, 2 en 3 primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2005.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 2]
[adres]
[postcode, woonplaats]
bankrekeningnummer: [cijfers] € 2.794,10
2 [slachtoffer 3]
[adres]
[postcode, woonplaats]
bankrekeningnummer: [cijfers] € 1.750,00
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag vervangende
hechtenis
1. [slachtoffer 2] € 2.794,10 55 dagen
2. [slachtoffer 3] € 1.750,00 35 dagen
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Hemrica en Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2006.