RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460307-06
Uitspraak d.d. 23 augustus 2006
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [land] op [datum],
wonende te [postcode, plaats], [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Achterhoek te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 augustus 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en/of met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg, één of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in en/of in de richting van de (onder)buik van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of heeft geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 juni 2006 in de gemeente Apeldoorn aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((een) darmperforatie(s)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een scherp voorwerp in de (onder)buik te steken en/of te prikken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de nacht van 16 juni 2006 met het mes zijn woning heeft verlaten, met het kennelijke doel [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachte behoort derhalve van het (impliciet) primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is bepleit dat het slachtoffer op het mes van verdachte is ingelopen en dat hij daardoor ernstig gewond is geraakt. Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte het opzet had het slachtoffer te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dient hij van het aan hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt deze verweren. De stelling dat het slachtoffer op het mes is ingelopen wordt weerlegd door de verklaring van getuige [naam getuige] (dossierpagina 52-54), de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer] (dossierpagina 20-23) en het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2006, opgemaakt door [naam]. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte een stekende beweging in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin gericht was op de dood van het slachtoffer. Uit de genoemde bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte ten minste één stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer en dat deze daarop direct naar zijn onderbuik greep en riep dat hij gestoken was.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen verricht de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans aanmerkelijk is dat een messteek met een keukenmes (met een lemmet van 20 cm) in de onderbuik, zodanig dat de darmen worden geperforeerd en fors bloedverlies optreedt, zonder medisch ingrijpen de dood tot gevolg heeft. Deze handeling, bezien in verband met de overige omstandigheden van het geval, te weten het forse postuur van verdachte en de omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol en wist dat hij van alcohol agressief werd, de ruzieachtige sfeer die heerste, is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het intreden van de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 juni 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, in de (onder)buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders subsidiair is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: (subsidiair) poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, zich schuldig heeft gemaakt aan een poging het slachtoffer [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een mes in zijn onderbuik te steken. De omstandigheid dat het slachtoffer daardoor het leven niet verloren heeft is een gelukkige, die geenszins aan de verdiensten van verdachte is te danken. Het door verdachte gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg, waardoor hij heeft bevorderd dat gevoelens van onveiligheid bij de burgers toeneemt, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking de ernstige recidive van verdachte terzake van het plegen van geweldsdelicten.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een keukenmes;
- een foedraal.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Elders en Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2006.