RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460251-06
Uitspraak d.d.: 30 augustus 2006
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats (land)] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Doetinchem te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 augustus 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
- Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afgewezen.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachto[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (hak)bijl, althans met een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp een of meermalen in/tegen de zij, althans het lichaam en/of een of meermalen in de richting van de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 6 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachto[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een (hak)bijl, althans een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp een of meermalen in/tegen de zij, althans het lichaam en/of een of meermalen in de richting van de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn voorhanden heeft gehad een molotovcocktail, in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn voorhanden heeft gehad 18, althans een aantal (scherpe) patronen (9 mm Luger), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt in dit verband dat haar te weinig gegevens bekend zijn over de scherpte van de bijl en de wijze waarop met de bijl is geslagen en dat daarmee tevens te weinig bekend is over de kans op dodelijk letsel. Dat verdachte met de bijl in de richting van het slachtoffer heeft geslagen is wel komen vast te staan, maar over de wijze waarop verdachte met de bijl heeft geslagen, lopen de verklaringen uiteen.
De verdachte behoort van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte tijdens een ruzie met het latere slachtoffer een bijl heeft gepakt. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij twee maal met de bijl in de richting van het slachtoffer heeft geslagen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de bijl kort vóór het gebeurde heeft gebruikt om hout te hakken. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen, in samenhang bezien, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel kon toebrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op 6 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een hakbijl meermalen tegen de zij van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn voorhanden heeft gehad een molotovcocktail, een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie categorie II;
3.
hij op 11 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn voorhanden heeft gehad 18 scherpe patronen (9 mm Luger), munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie categorie III.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is aangevoerd dat deze ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit uit noodweer heeft gehandeld.
De rechtbank verwerpt het verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdach-te niet verkeerde in een situatie waarin hij moest vrezen voor een ogen-blikkelijke, wederrechte-lijke aanranding van zijn lijf waar-aan hij zich niet kon onttrek-ken. Bovendien stond verdachtes fiets in de onmiddellijke nabijheid en kon hij de plek daarmee snel verlaten. Van noodweer is dus geen sprake.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich na een woordenwisseling met het latere slachtoffer [slachtoffer] schuldig heeft gemaakt aan geweld tegen die [slachtoffer]. Deze heeft daarbij een verwonding opgelopen die evengoed veel ernstiger had kunnen zijn. Vervolgens is verdachte naar huis gegaan en heeft hij, omdat hij dacht dat er wraak op hem zou worden genomen, een molotovcocktail gemaakt om zich daarmee te kunnen verdedigen. Voorts heeft verdachte een hoeveelheid scherpe patronen in zijn woning aanwezig gehad.
De rechtbank komt tot de oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De officier van justitie is ten aanzien van feit 1 uitgegaan van bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de rechtbank is gekomen tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte datgene wat partijen verdeeld hield, heeft willen uitpraten.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een keukenbijl;
volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is waarmee het onder 1 bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 18 scherpe patronen, 9 mm, Luger;
- een molotovcocktail;
met betrekking tot welke het onder 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de
teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de veroordeelde, te weten:
- een sleutel met zwarte sleutelhoes.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [[slachtoffer], wonende te [postcode, plaats], [adres], gironr. [cijfers], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 853,24 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 91 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een keukenbijl.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 18 scherpe patronen, 9mm, Luger;
- een molotovcocktail.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
- een sleutel met zwarte sleutelhoes.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachto[slachtoffer], wonende te [postcode, plaats], [adres], gironr. [cijfers], van een bedrag van € 853,24, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2006.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], een bedrag te betalen van € 853,24, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 17 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2006.
Mr. Donker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.