ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7289
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K. van Duyvendijk
- Rechtspraak.nl
Hantering van de WOZ-waarde als maatstaf voor de heffing van het rioolrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [plaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn. De eiser had beroep ingesteld tegen de heffing van rioolrecht, waarbij de WOZ-waarde als maatstaf werd gehanteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffing van rioolrecht is gebaseerd op de 'Verordening rioolrechten 2005', die door de gemeenteraad van Apeldoorn is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de gekozen heffingsmaatstaf, de WOZ-waarde, niet in strijd is met de wet of algemene rechtsbeginselen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing, en dat de wetgever de gemeenten een ruime vrijheid heeft gegeven bij het bepalen van heffingsmaatstaven.
De eiser had aangevoerd dat de WOZ-waarde als maatstaf voor de heffing van het rioolrecht onaanvaardbare rechtsongelijkheid met zich meebracht, vooral gezien zijn relatief hoge WOZ-waarde in combinatie met een klein huishouden. De rechtbank weerlegde dit argument door te stellen dat er geen direct verband bestaat tussen de WOZ-waarde van een eigendom en de draagkracht van de gebruiker. De rechtbank benadrukte dat de wetgever niet heeft beoogd dat gemeentelijke belastingen afhankelijk zijn van het inkomen of vermogen van belastingplichtigen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de hoogte van de heffing beoordeeld en geconcludeerd dat de gemeente correct heeft gehandeld bij het vaststellen van het tarief van het rioolrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de heffing van het rioolrecht zoals vastgesteld door de gemeente Apeldoorn in stand blijft. De uitspraak bevestigt de rechtmatigheid van de gekozen heffingsmaatstaf en de toepassing van de verordening door de gemeente.