RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/920012-05
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2006
tegenspraak ogv 279 Sv - dnip
[verdachte] ,
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
volgens GBA ingeschreven op adres: [adres],
doch feitelijk woonachtig te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 september 2006.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien van de feiten 2 en 3 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, nu door het ontbreken van onderbouwende stukken niet kan worden vastgesteld of de fiscale boetes die inzake de omzetbelasting aan verdachte zijn opgelegd verzuim- of vergrijpboetes zijn. Volgens de raadsman is aldus niet uit te sluiten dat gehandeld is in strijd met het zogenaamde una via-beginsel, zoals is neergelegd in artikel 69a Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
De rechtbank deelt in deze de mening van de officier van justitie en is van oordeel dat dit verweer niet opgaat, nu de in artikel 69a AWR genoemde artikelen 67d en 67e AWR kennelijk alleen betrekking hebben op een belasting welke bij wege van een aanslag wordt geheven en de omzetbelasting een zogenaamde aangiftebelasting is, zodat een in de sfeer van de omzetbelasting opgelegde boete niet aan strafrechtelijke vervolging in de weg staat.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid wordt derhalve verworpen.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
- De strafzaken tegen [verdachte] (parketnummer 06/920012-05) en [verdachte B] (parketnummer 06/920013-05) worden gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld;
- De door de officier van justitie gevorderde wijziging tenlastelegging ten aanzien van feit 4 is door de rechtbank toegewezen;
- Het namens verdachte door de raadsman gedane verzoek tot schorsing van het onderzoek is afgewezen.
Nadat de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 op de terechtzitting is gewijzigd (de wijzigingen zijn cursief weergegeven) is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 april 2001 tot en met 3 augustus 2005 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de ja(a)r(en) 2000 en/of 2001 en/of 2002 en/of 2003 en/of 2004, niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan en of heeft laten doen, aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], in of omstreeks de periode 23 mei 2000 tot en met 24 december 2002 in de gemeente Winterswijk en/of Heerlen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte omzetbelasting als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten een of meer na te noemen aangifte(n) omzetbelasting, onjuist of onvolledig heeft gedaan en of heeft laten doen, aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl dat feit er toe heeft gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij (telkens) opzettelijk op de/het bij de belastingdienst te Winterswijk ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over de aangiftetijdvak(ken), 1e kwartaal 2000 en/of 2e kwartaal 2000 en/of 3e kwartaal 2000 en/of 3e kwartaal 2002 en/of november 2002 (telkens) (een) onjuist bedrag(en) aan omzet en/of terug te vorderen/te betalen omzetbelasting vermeld en/of doen vermelden;
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], in of omstreeks de periode 31 januari 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte omzetbelasting, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten een of meer na te noemen aangifte(n) omzetbelasting over de aangiftetijdvak(ken), 4e kwartaal 2000 en/of mei 2001 en/of 1e kwartaal 2002 en/of 2e kwartaal 2002 en /of mei 2003 en/of juli 2003 en/of augustus 2003 en/of september 2003 en/of oktober 2003 en/of november 2003 en/of december 2003 en/of januari 2004 en/of februari 2004 en/of maart 2004 en/of april 2004 en/of mei 2004 en/of juni 2004 en/of juli 2004 en/of augustus 2004 en/of september 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004, niet en/of niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft gedaan en of heeft laten doen, aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid
Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 november 2005 in de gemeente Groenlo en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten om en nabij 15.000 muziekwerken, alhans een grote hoeveelheid muziekwerken, waarvan een gedeelte is vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, (een) werk(en), te weten muziekwerken met of zonder woorden, was/waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en/of heeft doen aanbieden, en/of ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, en/of voorhanden heeft doen hebben, en/of heeft ingevoerd en/of heeft doen invoeren, en/of heeft doorgevoerd en/of heeft doen doorvoeren, en/of heeft uitgevoerd en/of heeft doen uitvoeren, en/of heeft bewaard uit winstbejag en/of heeft doen bewaren uit winstbejag, terwijl hij, verdachte van het plegen van de misdrijven, zoals hierboven vermeld, zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van deze misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend;
art 31b Auteurswet 1912
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het overige wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode 1 april 2001 tot en met 3 augustus 2005 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2000 en 2001 en 2002 en 2003 en 2004, niet heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven;
2.
hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], in de periode van 23 mei 2000 tot en met 24 december 2002 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangifte omzetbelasting als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten na te noemen aangiften omzetbelasting, onjuist of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl die feiten er toe hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij telkens opzettelijk op de bij de belastingdienst te Winterswijk ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over de aangiftetijdvakken, 1ste kwartaal 2000 en 2de kwartaal 2000 en 3de kwartaal 2000 en 3de kwartaal 2002 en november 2002 telkens onjuiste bedragen aan omzet en/of terug te vorderen/te betalen omzetbelasting vermeld;
3.
hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], in de periode
31 januari 2001 tot en met 31 januari 2005 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten na te noemen aangiften omzetbelasting over de aangiftetijdvakken, 4de kwartaal 2000 en mei 2001 en 1ste kwartaal 2002 en 2de kwartaal 2002 en mei 2003 en juli 2003 en september 2003 en oktober 2003 en november 2003 en december 2003 en januari 2004 en februari 2004 en maart 2004 en april 2004 en mei 2004 en juni 2004 en juli 2004 en augustus 2004 en september 2004 en oktober 2004 en november 2004 en december 2004, niet heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven;
4.
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 november 2005 in de gemeente Groenlo en/of elders in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk voorwerpen, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk was vervat, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, te weten een grote hoeveelheid muziekwerken met of zonder woorden, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, en heeft bewaard uit winstbejag , terwijl hij, verdachte het plegen van deze misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 en 3, telkens:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledige doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Feit 4:
Het als bedrijf uitoefenen van het plegen van de misdrijven, als bedoeld in artikel 31a, aanhef onder a, b en d van de Auteurswet 1912, meermalen gepleegd;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft gedurende een zeer lange periode in het geheel niet en onjuiste of onvolledige aangiften inkomsten- en omzetbelasting gedaan, met het kennelijke doel dat er minder belasting werd geheven dan in werkelijkheid verschuldigd zou zijn geweest bij correcte aangifte. Verdachte heeft aldus de staatskas en daarmee de gemeenschap benadeeld voor een bedrag van ruim € 500.000,00.
Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte bedrijfsmatig gedurende een zeer groot aantal jaren de Auteurswet 1912 heeft overtreden door onder meer het stelselmatig ongeautoriseerd leveren van het [repertoire] aan horecaondernemingen.
De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij, ondanks diverse door hem verloren civiele procedures, opgelegde en verbeurde dwangsommen en strafrechtelijke veroordelingen, onverdroten met zijn kwalijke praktijken doorgaat, te weten het ongeautoriseerde gebruik van [repertoire]. Verder getuigt zijn “non-coöperatieve” houding niet van enig respect in welke vorm dan ook voor de rechtshandhaving. Het behoeft geen betoog dat de handelwijze van verdachte niet alleen grote schade berokkent aan de auteursrechthebbenden - die immers geen enkele vergoeding ontvangen voor het gebruik van hun repertoire - maar tevens een ernstige verstoring van de markt teweegbrengt. Door niet de voor het gebruik van [repertoire] verschuldigde vergoeding te betalen, verkrijgt verdachte een voorsprong op zijn concurrenten, die wel over de vereiste toestemming beschikken en daarvoor een vergoeding betalen.
Met oplegging van een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, wil de rechtbank enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengen en anderzijds deze strafoplegging dienstbaar maken aan het voorkomen van nieuwe soortgelijke strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht artt. 1, 10, 14a, 14b, 14c, 57, 63, 91
Algemene wet inzake rijksbelastingen artt. 68, 69
Auteurswet 1912 artt. 31a, 31b, 33
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. Van der Hooft, voorzitter,
mrs. De Bie en Donker, rechters,
in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2006.