ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ2908

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460396-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Borgerhoff Mulder
  • mrs. Elders
  • mr. Van Breda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stelselmatige belaging met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan stelselmatige belaging van een slachtoffer. De verdachte, geboren te [plaats] en thans gedetineerd in de PI de Achterhoek te Zutphen, werd beschuldigd van het herhaaldelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer in de periode van 1 maart 2005 tot en met 28 juli 2006. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in deze periode meerdere keren contact had gezocht met het slachtoffer door te bellen, sms'en, e-mailen, bloemen te sturen en langs haar huis te rijden. Dit gedrag had geleid tot ernstige psychische problemen voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de delicten, wat voortkwam uit een atypische vorm van autisme en een verstoorde realiteitstoetsing. Desondanks werd de verdachte strafbaar geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, vastgesteld op € 850,-. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor afdoening in het strafgeding. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoontoestel gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de impact daarvan op het slachtoffer, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer(s): 06/460396-06
Uitspraak d.d.: 22 november 2006
tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in de PI de Achterhoek te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 november 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting is het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 10 november 2005 te
Ruurlo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
[slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in bovengenoemde
periode die [slachtoffer] (een groot aantal malen):
- gebeld en/of
- smsjes gestuurd en/of
- gemaild en/of
- langs haar huis gereden en/of
- bloemen gestuurd en/of
- in uitgaansgelegenheid, Radstake, gezocht;
(pn 802711-05)
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2005 tot en met 12 april 2006
te Ruurlo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
[slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in bovengenoemde
periode die [slachtoffer] (een groot aantal malen):
- gebeld en/of
- smsjes gestuurd en/of
- gemaild en/of
- langs haar huis gereden en/of
- advertentie(s) (op internet) geplaatst;
(pn 800361-06)
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2006 tot en met 28 juli 2006
te Ruurlo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer [slachtoffer], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander, te dwingen iets te
doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
in bovengenoemde periode:
- die [slachtoffer] (ongeveer) 391 keer, althans een groot aantal malen,
gebeld en/of
- (daarbij) (ongeveer) 20 keer, althans meermalen, de voicemail van haar
(althans van haar ouders) ingesproken en/of
- haar gemaild en/of
- meermalen, althans eenmaal, langs haar huis gereden;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2005 tot en met 10 november 2005 te
Ruurlo, gemeente Berkelland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk
heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [slachtoffer],
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, immers heeft
verdachte in bovengenoemde periode die [slachtoffer] (een groot aantal malen):
- gebeld en
- smsjes gestuurd en
- gemaild en
- langs haar huis gereden en
- bloemen gestuurd;
2.
hij in de periode van 15 december 2005 tot en met 12 april 2006
te Ruurlo, gemeente Berkelland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk
heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [slachtoffer],
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, immers heeft
verdachte in bovengenoemde periode die [slachtoffer] (een groot aantal malen):
- gebeld en
- smsjes gestuurd en
- gemaild en
- advertentie(s) (op internet) geplaatst;
3.
hij omstreeks de periode van 3 juli 2006 tot en met 28 juli 2006
te Ruurlo, gemeente Berkelland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk
heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [slachtoffer],
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, immers heeft
verdachte in bovengenoemde periode:
- die [slachtoffer] (ongeveer) 391 keer gebeld en
- daarbij ongeveer 20 keer de voicemail van haar (althans van haar ouders)
ingesproken en
- haar gemaild en
- meermalen langs haar huis gereden.
Overweging met betrekking tot het bewezenverklaarde
Het “dwingen iets te doen” ziet, gelet op de verklaringen van verdachte, op het oogmerk van verdachte om het slachtoffer te dwingen tot het voeren van een gesprek met hem.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feiten 1, 2 en 3 telkens: belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is een rapportage (gedateerd 30 oktober 2006) opgemaakt naar aanleiding van een psychologisch onderzoek door mevrouw drs. S. Labrijn, GZ-Psycholoog.
Het rapport houdt als conclusie, onder meer het volgende in -zakelijk weergegeven- :
Bij betrokkene is sprake van een atypische vorm van autisme en een verstoorde realiteitstoetsing die zich uit in een waanstoornis, het grootheidstype.
Betrokkene kan, ten tijde van de delicten, indien bewezen, als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot hare. De (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte gedurende bijna anderhalf jaar de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] heeft beïnvloed, terwijl hij, met name gelet op de aangiftes die het slachtoffer en haar ouders tegen hem hebben gedaan en mails van [slachtoffer] aan hem, wist, althans had moeten begrijpen, dat contact, in welke vorm dan ook, niet langer op prijs werd gesteld. Hij heeft zich daar echter niets aan gelegen laten liggen. Hij heeft via verschillende handelwijzen genoemde [slachtoffer] benaderd, naar zijn zeggen voor het hebben van een (laatste) gesprek. Door de frequentie en de hardnekkigheid van het zoeken van contact, heeft hij de privacy van deze [slachtoffer] aanzienlijk aangetast. Gebleken is dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen te kampen heeft met psychische problemen.
Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat verdachte nooit eerder is veroordeeld, met de mate van toerekeningsvatbaarheid en met de intensieve behandeling die verdachte zal ondergaan. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen door te verklaren dat het slachtoffer en haar familie niet bang hoeven te zijn dat hij in herhaling zal vervallen. Ook daarmee houdt de rechtbank rekening; zij acht een contactverbod wel nog geboden.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de na te melden bijzondere voorwaarden stellen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de veroordeelde.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], bankrekeningnummer [nummers] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.046,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een bedrag van € 850,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij een bedrag van € 350,- aan materiële schade redelijk en billijk acht, nu uit de vordering met bijlagen blijkt dat de therapie tevens op andere problematiek bij het slachtoffer zag.
Ten aanzien van de tot op heden geleden immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 500,- redelijk en billijk, gelet op de duur van de belaging en de gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde:
- zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- dan wel gedurende de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door De Tender te Deventer of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich alsdan houden aan de regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in [straat] te [plaats];
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken met [slachtoffer] of met haar ouders.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een telefoontoestel, zilver, van het merk Samsung.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], bankrekeningnummer [nummers], van een bedrag van € 850,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 850,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 17 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder, voorzitter, mrs. Elders en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2006.