ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3769

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800081-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • M. van der Hooft
  • J. Lucassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak met betrekking tot seksuele handelingen onder invloed van alcohol

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde seksuele handelingen met een slachtoffer, die zich in een staat van bewusteloosheid bevond. De zaak kwam voor de meervoudige kamer na een verwijzing door de politierechter op 29 augustus 2006. De zitting vond plaats op 29 augustus en 21 november 2006. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij hij wist dat het slachtoffer niet in staat was om haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende bewijs boden voor een veroordeling. De aangeefster verklaarde dat zij door een plotselinge diepe slaap was overvallen en niets had gemerkt van de handelingen die de verdachte zou hebben verricht. Bovendien ontkende een getuige elke betrokkenheid en was er geen ander bewijs dat de beschuldigingen kon ondersteunen.

De rechtbank oordeelde dat het belastende bewijs slechts herleidbaar was tot één bron, die geen zekerheid kon bieden over de gebeurtenissen. Hierdoor was er onvoldoende basis voor een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldaan werd aan de wettelijke vereisten. De rechtbank besloot uiteindelijk dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het primair of subsidiair tenlastegelegde te hebben begaan en sprak hem vrij. De uitspraak vond plaats op 5 december 2006, onder leiding van voorzitter mr. M. van Harreveld en de rechters mr. M. van der Hooft en mr. J. Lucassen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800081-06
Uitspraak d.d.: 05 december 2006
tegenspraak - oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
De politierechter heeft deze strafzaak op 29 augustus 2006 verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
29 augustus 2006 en 21 november 2006.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gehouden.
art 243 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ter toelichting wordt het volgende overwogen:
- Blijkens haar verklaringen is aangeefster door een plotseling opkomende, maar kortdurende diepe slaap overvallen en heeft zij niets bemerkt van hetgeen in die slaapperiode zou zijn voorgevallen (vingeren door verdachte en/of het betasten van de borsten door de getuige/medebetrokkene [getuige/medebetrokkene]), terwijl zij evenmin melding maakt van in dit verband mogelijk relevante bijzonderheden aan haar lichaam of kleding.
- Voornoemde [getuige/medebetrokkene] heeft niet alleen elke vorm van betrokkenheid ontkend, maar bovendien verklaard niet meer ter plaatse te zijn geweest in de door aangeefster bedoelde periode.
- De voor hemzelf belastende verklaringen die verdachte tegenover diverse getuigen heeft afgelegd en die de enige aanleiding vormde voor de onderhavige aangifte, sluiten niet uit dat de feitelijke gang van zaken een andere is geweest dan uit die verklaringen naar voren komt.
In dit verband is van belang, dat verdachte blijkens het dossier en het ter terechtzitting verhandelde toenmaals (ook) zelf zeer veel alcohol tot zich had genomen, dat zijn geheugen omtrent de voorgaande uren lacunes vertoont, dat hij omtrent enig seksueel contact met aangeefster geen herinnering heeft, dat hij daartoe de volgende dag slechts concludeerde op grond van herkenning van de (vaginale) geur aan zijn vingers en dat hij vervolgens, uit (hoe dan ook misplaatste) bravoure, deze conclusie heeft gepresenteerd als een zekerheid tegenover verscheidene personen in zijn omgeving/leefwereld.
- Nu het belastende bewijsmateriaal feitelijk herleidbaar is tot slechts één bron, die bovendien geen zekerheid stelt te kunnen verschaffen, is de rechtbank van oordeel dat voor een bewezenverklaring geen deugdelijke, althans geen overtuiging rechtvaardigende basis aanwezig is.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 1.050,00, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu, gelet op het bovenoverwogene, niet wordt voldaan aan de wettelijke ontvankelijkheidvereisten betreffende de vordering van de benadeelde partij, zal deze in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 05 december 2006.