ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3789

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2209, 06/2210, 06/2211 en 06/2212
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunningverlening voor dertien eengezinswoningen te Korenbloem, Ermelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 december 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de bouwvergunningverlening voor dertien eengezinswoningen op het perceel Korenbloem in Ermelo. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bouwvergunning niet onrechtmatig is verleend, aangezien het bouwplan in overeenstemming is met het nieuwe bestemmingsplan dat inmiddels in werking is getreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein voorziet, en dat de argumenten van de verzoekers, [verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B], met betrekking tot verkeersveiligheid, rioolproblemen en de kap van monumentale bomen niet relevant zijn voor de bouwvergunningverlening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker [verzoeker/eiser A] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de kapvergunning, maar dat hij wel als belanghebbende voor de bouwvergunning kan worden beschouwd, gezien de nabijheid van de bouwlocatie tot zijn woning.

De rechtbank heeft het beroep van [verzoeker/eiser A] tegen het besluit van de gemeente om de bouwvergunning te verlenen gegrond verklaard, en heeft besluit 1 vernietigd. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht aan [verzoeker/eiser A] moet vergoeden en heeft verweerder in de proceskosten van [verzoeker/eiser A] veroordeeld tot een bedrag van € 25,63. Het beroep van [verzoeker/eiser B] tegen besluit 2 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, en heeft de uitspraak in de plaats gesteld van het vernietigde besluit 1. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, en dat de inhoudelijke gronden van bezwaar en beroep van beide verzoekers identiek zijn, wat heeft geleid tot de beslissing om het bezwaar van [verzoeker/eiser A] ongegrond te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nrs.: 06/2209, 06/2210, 06/2211 en 06/2212
UITSPRAAK
op de verzoeken om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaken, in de geschillen tussen:
[verzoeker/eiser A], te Ermelo, verzoeker/eiser, hierna: [verzoeker/eiser A];
[verzoeker/eiser B], te Ermelo, verzoeker/eiser, hierna: [verzoeker/eiser B],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo, verweerder,
alsmede Woningstichting De Groene Zoom, te Ermelo, derde-partij.
1. Aanduiding bestreden besluiten
- Besluit van verweerder van 30 augustus 2006 met kenmerk 2006/17708, hierna: besluit 1 (reg.nrs.: 06/2209 en 06/2210);
- Besluit van verweerder van 30 augustus 2006 met kenmerk 06/17707, hierna: besluit 2 (reg.nrs.: 06/2211 en 06/2212).
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling van het bestemmingsplan op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het bouwen van dertien eengezinswoningen op het perceel Korenbloem 1 t/m 25 te Ermelo.
Bij het thans bestreden besluit 1 heeft verweerder het tegen het besluit van 6 juni 2006 gerichte bezwaarschrift van [verzoeker/eiser A] – overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie – niet-ontvankelijk verklaard.
Bij het thans bestreden besluit 2 heeft verweerder het tegen het besluit van 6 juni 2006 gerichte bezwaarschrift van [verzoeker/eiser B] – overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie – ongegrond verklaard.
[verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B] hebben bij brief van 3 oktober 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 21 november 2006. [verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B] zijn verschenen, vergezeld door [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Oosterveer, mr. N. van Olst-van Esch en H.J. Zwart. Namens de derde-partij zijn A. van ’t Hoff en N. van Weelden verschenen.
3. Motivering
Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van die bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
Besluit 1
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Niet gebleken is dat [verzoeker/eiser A] vanuit zijn woning zicht heeft op de te realiseren bebouwing.
De in geding zijnde locatie wordt afgeschermd door woningen met (diepe) tuinen. Het binnenterrein is ontsloten door een uitgang aan de Smidsweg. [verzoeker/eiser A] stelt in beroep wel dat de bouw invloed heeft op zijn leefomgeving en wijst in dat verband op de verkeersdrukte, rioolproblemen en de onnodige kap van monumentale bomen.
Eventuele rioolproblemen en kap van monumentale bomen vloeien niet rechtstreeks voort uit realisering van het betrokken bouwplan en kunnen niet maken dat het belang van [verzoeker/eiser A] rechtstreeks bij de bouwvergunning is betrokken. Dat [verzoeker/eiser A] wel als belanghebbende bij de kapvergunning is aangemerkt, maakt dat niet anders.
Met verkeersdrukte wordt blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting evenwel ook gedoeld op (extra) parkeeroverlast na verwezenlijking van het bouwplan. Indien in het kader van het bouwplan te weinig parkeerplaatsen worden gerealiseerd zou dat mogelijk kunnen leiden tot extra parkeerdruk aan de Hoge Wal, ook nabij de woning van [verzoeker/eiser A]. Daarbij is in aanmerking genomen dat het bouwplan op betrekkelijk geringe afstand van de woning van [verzoeker/eiser A] (circa 60 m) zal worden gerealiseerd. Gelet hierop kan verweerder niet worden gevolgd in zijn oordeel dat [verzoeker/eiser A] niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is aan te merken.
Het beroep van [verzoeker/eiser A] is dan ook gegrond en besluit 1 zal worden vernietigd.
Besluit 2
Ter beoordeling staat of verweerder de in rubriek 2 genoemde bouwvergunning in stand heeft kunnen laten.
Bij uitspraak van 10 augustus 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B] met betrekking tot het besluit van gedeputeerde staten van Gelderland tot goedkeuring van bestemmingsplan “De Korenbloem, wijziging nr. 4, bestemmingsplan “Kom Ermelo 1998, herziening 2002”” afgewezen. Nu vervolgens de thans bestreden beslissing op bezwaar is genomen voordat de Afdeling heeft beslist op het beroep tegen het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan, blijft dit bestemmingsplan het toetskader voor de beoordeling van de thans bestreden beslissing op bezwaar in rechte, ook in het geval het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan wordt vernietigd.
Vaststaat en tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan in overeenstemming is met het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan.
Uitgaande van een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per voorziene woning, zijn
22,1 parkeerplaatsen nodig, terwijl in het plan is voorzien in het realiseren van
22 parkeerplaatsen. Verweerder heeft bij het thans bestreden besluit ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 2.5.30, eerste lid, van de in verweerders gemeente geldende bouwverordening (voor het realiseren van 0,1 extra parkeerplaats), aangezien er voldoende parkeerruimte is in de nabije omgeving van de Korenbloem. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat verweerder niet van deze in de gemeentelijke parkeernota neergelegde normen mocht uitgaan, dan wel dat de parkeerbehoefte na verwezenlijking van het bouwplan groter zal zijn dan is voorzien.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de betreffende ontheffing dan ook – voor zover al benodigd – in redelijkheid kunnen verlenen.
Hetgeen [verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B] in beroep hebben aangevoerd met betrekking tot de kapvergunning, de verkeersveiligheid (in verband met de te realiseren uitweg) en de riolering, kan gelet op het limitatief-imperatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet niet leiden tot gegrondverklaring van het onderhavige, op de bouwvergunning betrekking hebbende, beroep.
Het beroep van [verzoeker/eiser B] is dan ook ongegrond.
Tenslotte
Omdat de inhoudelijke gronden van bezwaar en beroep van [verzoeker/eiser A] en [verzoeker/eiser B] volstrekt identiek zijn, zal verweerder niet anders kunnen dan ook het bezwaar van [verzoeker/eiser A] ongegrond verklaren. Daarom is er aanleiding te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het te vernietigen besluit 1.
Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding.
Er zijn termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten die [verzoeker/eiser A] in verband met de behandeling van zijn beroep heeft moeten maken. Ter zake van reis- en verblijfkosten kent de rechtbank een bedrag van € 25,63 toe. Niet gebleken is dat [verzoeker/eiser A] andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. In dit verband is van belang dat de verletkosten van [verzoeker/eiser A] niet zijn gespecificeerd en [persoon A] niet als getuige of deskundige aan het geding heeft deelgenomen.
Voor een veroordeling van verweerder in proceskosten van [verzoeker/eiser B] zijn tenslotte geen termen aanwezig.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
in de hoofdzaken
- verklaart het beroep van [verzoeker/eiser A] tegen besluit 1 gegrond;
- vernietigt besluit 1;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van besluit 1;
- bepaalt dat verweerders gemeente het betaalde griffierecht van € 141,- aan [verzoeker/eiser A] vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [verzoeker/eiser A] tot een bedrag van € 25,63, ter zake van reis- en verblijfkosten, te betalen door verweerders gemeente;
- verklaart het beroep van [verzoeker/eiser B] tegen besluit 2 ongegrond;
op de verzoeken om een voorlopige voorziening
- wijst de verzoeken af.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaken kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.