ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4220

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460485-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Breda
  • A. van Hoorn
  • H. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel en gevangenisstraf opgelegd voor fietsendiefstal door veelpleger

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een damesfiets in Apeldoorn op 23 augustus 2006. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in PI Achterhoek te Zutphen, werd beschuldigd van het samen met een mededader stelen van een fiets, merk Gazelle, type Orange, kleur blauw/grijs, toebehorende aan een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de fiets hebben weggenomen door middel van een valse sleutel. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren geëist, terwijl de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn strafblad en eerdere veroordelingen, een ISD-maatregel opgelegd moest krijgen, maar heeft deze voorwaardelijk opgelegd. Dit houdt in dat de verdachte zich moet laten behandelen door Stichting Miroya en zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 92 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat dit niet in lijn was met de noodzaak om de bijzondere voorwaarden van de ISD-maatregel te handhaven. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer(s): 06/460485-06
Uitspraak d.d.: 13 december 2006
Vord. na voorw. veroord.: 06/460099-06
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Achterhoek te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 november 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 23 augustus 2006 In de gemeente Apeldoorn
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke heeft weggenomen een (dames)fiets, merk Gazelle,
type Orange, kleur Blauw/grijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[mededader] op of omstreeks 23 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn, in elk
geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen, een (dames)fiets, merk Gazelle, type Orange, kleur Blauw/grijs, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader], welk feit hij,
verdachte op of omstreeks 23 augustus 2006 te Apeldoorn, opzettelijk heeft
uitgelokt door die [mededader] Euro 30,-- in het vooruitzicht te stellen/te
beloven, als zij voornoemde (onafgesloten) fiets op zou halen/weg zou nemen,
althans aan hem zou leveren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
2. De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak. Daartoe heeft hij aangevoerd dat - samengevat weergegeven - de getuige [getuige] heeft verklaard dat de fiets is gestolen door een meisje, [mededader], om ongeveer 15.45 uur. Voorts werden politieagenten om 15.55 uur geïnformeerd dat die [mededader], zonder de gestolen fiets, op het Marktplein was. Gelet op de af te leggen afstanden, kan [mededader] volgens de raadsman met geen mogelijkheid in die tussentijd bij het station zijn geweest voor de ontmoeting met verdachte en daarna weer zijn teruggelopen naar het Marktplein, zoals zij heeft verklaard. Dit te meer nu [mededader] verdachte eerst nog bij de plaats van de diefstal had gezien, hem op het Marktplein zou hebben gesproken en [getuige] heeft verklaard dat hij verdachte in de richting van het Caterplein had zien lopen. Uit de verklaringen van voormelde politieagenten blijkt voorts dat zij om 16.00 uur naar het station reden en verdachte tegenkwamen zonder fiets komend uit de Griftstraat, aldus de raadsman.
3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met een ander de fiets heeft gestolen. Uit de aangifte van de eigenaar van de fiets, [slachtoffer] blijkt dat zij haar fiets, een blauw/grijze Gazelle Orange damesfiets met grijze fietstassen, op 23 augustus 2006 omstreeks 9.30 uur had gestald voor de winkel 'De Slegte' in Apeldoorn, waar zij werkzaam is. Zij had de fiets met behulp van een kabelslot afgesloten, maar had de sleutel in dat slot laten zitten. Omstreeks 15.30 uur was zij even naar buiten gegaan. Daar was zij aangesproken door [getuige], die haar vertelde dat haar fiets was gestolen. Zij had onmiddellijk naar de plaats gekeken waar haar fiets had gestaan en gezien dat de fiets weg was.1 Dat [getuige], gelezen zijn verklaring, kennelijk uitgaat van een ander tijdstip brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring van [slachtoffer] over het tijdstip van de diefstal. [slachtoffer] werd immers plotseling, op een bepaald moment in de loop van haar werkdag, geconfronteerd met het feit van de diefstal. [getuige] daarentegen zat langere tijd op een terras tegenover 'De Slegte' en was getuige van meerdere gebeurtenissen rond de diefstal die elkaar met enige tussenpozen opvolgden. Op grond daarvan acht de rechtbank het aannemelijk dat hij minder op exacte tijdstippen zal hebben gelet dan [slachtoffer].
4. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de diefstal om 15.30 uur al had plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat in dat geval het niet onmogelijk is dat verdachte de afstanden, zoals deze uit het dossier blijken, heeft afgelegd. Daarmee ontvalt de grondslag aan het bewijsverweer van de raadsman, zodat dit moet falen.
5. Voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde acht de rechtbank voorts van belang dat voormelde [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een man naar de fiets liep en het slot eraf haalde. Volgens [getuige] wilde de man er met de fiets vandoor gaan, maar liep hij snel weg in de richting van het station, toen hij merkte dat [getuige] naar hem keek. Even later kwam hij terug en liep in de richting van het Caterplein. Later zag [getuige] een meisje op de fiets stappen en wegrijden. [getuige] heeft een gedetailleerd signalement gegeven van de man, die volgens hem een wit T-shirt en een groene broek droeg en twee tatoeages in de nek had.2 Later heeft [getuige] de man afgebeeld op een foto, hem getoond door de politie, herkend als de man waarover hij sprak in zijn verklaring. De foto was van verdachte.3
6. Het meisje dat de fiets had weggenomen, [mededader], verklaarde na haar aanhouding dat zij zich in de middag van 23 augustus 2006 bevond op het Marktplein in Apeldoorn. Een jongen die zij kent als [naam], die een licht T-shirt en een groene legerbroek droeg en veel tatoeages had, kwam naar haar toe en vroeg of ze nog centen wilde verdienen. Ze zei ja en samen liepen ze naar een winkelstraat. Daar wees de man een fiets aan die volgens hem niet op slot stond. Zij moest, zo heeft zij verklaard, met de fiets naar het station komen, waar hij de fiets zou overnemen. Hij zei tegen haar: "Het is wel ? 30,00," waaruit [mededader] begreep dat zij dat bedrag kon verdienen. Daarop stal [mededader] de fiets en fietste ermee naar het station. Onderweg zag zij de man lopen bij de Kijkshop. Bij het station wachtte zij hem op. Even later kwam hij eraan en nam de fiets over. Hij zei tegen haar dat hij over 25 minuten op het Marktplein zou komen om haar het geld te geven, aldus [mededader] in haar verklaring.4 Op het Marktplein teruggekomen werd zij aangehouden.
7. Aan de overtuigingskracht van de verklaringen van [getuige] en [mededader] draagt bij dat de door hen gegeven beschrijving van de kleding van verdachte overeenstemt met de verklaring van [namen hoofdagenten], hoofdagenten van politie, dat zij, toen zij na de aanhouding van [mededader] het Marktplein afreden, verdachte zagen, komende uit de Griftstraat, gekleed in een wit shirt met een groene camouflagebroek.5
8. Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde als na te melden heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets,merk Gazelle, type Orange, kleur blauw/grijs, toebehorende aan [slachtoffer],waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel wordt opgelegd tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. In dat verband heeft de officier erop gewezen dat aan alle voorwaarden die de wet stelt aan het opleggen van die maatregel wordt voldaan en dat er voldoende capaciteit is voor plaatsing van verdachte. De officier van justitie voelt zich in die vordering gesteund door het rapport van de heer Florentinus, reclasseringsmedewerker, van 22 november 2006 en de aanvulling daarop van 23 november 2006.
2. De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel en subsidiair voor het opleggen van een ISD-maatregel voor de duur van een jaar, met een evaluatie na hoogstens een half jaar.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte heeft door de diefstal inbreuk gemaakt op andermans eigendom, met de hinderlijke gevolgen van dien. Daarbij heeft verdachte een uitgebreid strafblad. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 1993 meer dan tien keer is veroordeeld, onder meer wegens het plegen van vermogensdelicten. Die delicten hebben nadeel toegebracht bij bedrijven en particulieren en hebben gevoelens van onveiligheid in de maatschappij aangewakkerd.
5. Verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Voorts is verdachte in de laatste vijf jaren ten minste drie maal tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld, terwijl die straffen ook ten uitvoer zijn gelegd. Daarmee is aan alle voorwaarden, die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, in beginsel voldaan.
6. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd zeer gemotiveerd te zijn om een behandeling bij Miroya te Amersfoort te ondergaan, waarvoor hij reeds een intakegesprek had gepland op 15 september jongstleden, en heeft meegedeeld bij zijn vriendin te kunnen verblijven. Uit de rapportage van 22 november 2006 van de heer Florentinus is naar voren gekomen dat zijn vriendin hem voor de keuze heeft gesteld of voor haar te kiezen of voor de drugs.
Verdachte heeft ter terechtzitting tevens aangegeven niet te willen meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel.
7. Gelet op de omstandigheid dat verdachte in de afgelopen twee jaar niet zeer frequent is veroordeeld en zijn motivatie om een behandeling bij de Stichting Miroya te ondergaan, die ook hieruit blijkt dat hij daaraan ook al een begin van uitvoering heeft gegeven, ziet de rechtbank aanleiding om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op het aanvullende adviesrapport van de heer Florentinus van 23 november 2006 die schrijft over de ISD-maatregel als een "stok achter de deur".
8. De voorwaardelijke maatregel strekt ertoe verdachte in te scherpen dat hij zélf aan zijn toekomst dient te werken en daarbij hulp van anderen - waaronder de reclassering - dient te aanvaarden teneinde recidive van het plegen van strafbare feiten - en dus een eventuele tenuitvoerlegging van de op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel - te voorkomen. De rechtbank acht de voorwaardelijke oplegging van deze maatregel passend en geboden. Zij zal daarbij na te melden bijzondere voorwaarden opleggen.
9. Daarnaast is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het ondergane voorarrest op zijn plaats gelet op het hiervoor onder 4 overwogene.
Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, nu tenuitvoerlegging daarvan zich niet verdraagt met de door de rechtbank gevoelde noodzaak om onmiddellijk uitvoering te geven aan de bijzondere voorwaarden die zij verbindt aan de voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 38m, 38n, 38p, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden
- dat veroordeelde zich zal laten behandelen door Stichting Miroya, Centrum voor onderzoek naar en behandeling van verslaving te Amersfoort en aldaar de nazorg zal ondergaan;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering , zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 20 november 2006, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 9 maart 2006 voorwaardelijk opgelegde 2 weken gevangenisstraf.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Breda, voorzitter, mrs. Van Hoorn en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2006.
1 Zie dossierpagina's 16-17 (aangifte [slachtoffer]) van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 13 september 2006 van [naam], hoofdagent van politie Team Apeldoorn Binnenstad (proces-verbaal nummer [nummer]).
2 Zie dossierpagina's 21-22 (verklaring [getuige]) van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 1.
3 Zie dossierpagina 20 (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal [naam] hoofdagent van politie Team Apeldoorn Binnenstad) van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 1.
4 Zie dossierpagina's 27-28 (verklaring [mededader]) van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 1.
5 Zie dossierpagina 19 (op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt proces-verbaal van [namen hoofdagenten], beiden hoofdagent van politie Team Apeldoorn Binnenstad) van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 1.