ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4590

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-552094-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • Elders
  • Van Hoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid van bestuurder

Op 20 december 2006 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 juli 2006 in de gemeente Aalten een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft door onvoorzichtigheid en onoplettendheid een fietser aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bekend was met de drukte ter plaatse en de aanwezigheid van een verhoging in de weg, wat haar verplichtte om extra voorzichtig te zijn. De verdachte heeft geen voorrang verleend aan de fietser, ondanks het verkeersbord dat dit vereiste. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte ter zitting terzijde gelegd, omdat deze niet overeenkwam met de getuigenverklaring van een omstander die het ongeval had waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fietser, als gevolg van de aanrijding, een verbrijzeld sprongbeen, een gebroken ruggewervel en een gekneusd borstbeen heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 30 dagen kan worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte is strafbaar verklaard op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552094-06
Uitspraak d.d.: 20 december 2006
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 juli 2006 in de gemeente Aalten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Varsseveldseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (zonder zich te vergewissen dat de weg vrij was) de kruising met de Ringweg op te rijden, alwaar voor haar -verdachte- een bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (aanduidende:
verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), waarbij zij -verdachte- geen voorrang heeft verleend aan een fietser, waarbij of waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen deze fietser en
het door haar bestuurde motorrijtuig, waarbij of waardoor de heer [slachtoffer], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld sprongbeen van de linkerenkel en/of een breuk van een ruggewervel en/of een gekneusd borstbeen heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 22 juli 2006 in de gemeente Aalten als bestuurster van een motorrijtuig, personenauto, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Varsseveldsestraatweg, ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het verkeer openstaande weg, de Ringweg, een bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst - aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg - geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers de bestuurder van een op die kruisende weg rijdende fiets niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, waarbij of waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen deze fietser en het door haar bestuurde motorrijtuig, waarbij of waardoor de heer [slachtoffer] letsel heeft bekomen, althans letsel aan een persoon is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht.
Taal en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
2. De advocaat van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte geen schuld te verwijten valt.
3. Op 22 juli 2006 reed het slachtoffer [slachtoffer] als fietser over de Ringweg te Aalten.
Bij de kruising Varsseveldseweg/Ringweg/Grevinkweg volgde een aanrijding met een
personenauto.(voetnoot 1)
4. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij als automobilist van een auto de kruising is overgestoken en niemand heeft gezien. Zij heeft gekeken, doch zag geen verkeer de kruising naderen.(voetnoot 2)
5. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er aan de linkerzijde van de weg werkzaamheden werden uitgevoerd en om die reden pylonnen op de weg waren geplaatst die zij diende te ontwijken en om die reden mogelijk was afgeleid en niet naar rechts heeft gekeken. Zij heeft voorts verklaard de situatie ter plaatse goed te kennen en dat het er altijd druk is.
6. De rechtbank zal de verklaring van verdachte ter zitting dat zij 2 à 3 minuten heeft moeten wachten alvorens zij de kruising kon oversteken, terzijde leggen. De rechtbank vindt de weerlegging van verdachtes verklaring in de verklaring van de getuige [getuige], die vanaf zijn dakterras een uitstekend overzicht had op de genoemde kruising. Getuige [naam] heeft verklaard dat hij een fietser het kruispunt zag naderen. Tegelijkertijd zag hij een auto het kruispunt naderen en het kruispunt oprijden waarna de auto in aanraking kwam met de fietser. De personenauto remde pas af nadat de auto de fietser had geraakt.(voetnoot 3)
7. Het ten gevolge van het ongeval opgelopen zwaar lichamelijk letsel blijkt voor het slachtoffer [slachtoffer] te bestaan uit een verbrijzeld sprongbeen van de linkerenkel, een breuk van een ruggewervel en een gekneusd borstbeen.(voetnoot 4)
8. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 juli 2006 in de gemeente Aalten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Varsseveldseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, (zonder zich te vergewissen dat de weg vrij was) de kruising met de Ringweg op te rijden, alwaar voor haar -verdachte- een bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (aanduidende:
verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), waarbij zij -verdachte- geen voorrang heeft verleend aan een fietser, waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen deze fietser en
het door haar bestuurde motorrijtuig, waardoor de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld sprongbeen van de linkerenkel en een breuk van een ruggewervel en een gekneusd borstbeen heeft bekomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit ter zake het primair ten laste gelegde. Ingeval er een veroordeling mocht volgen acht de verdediging een taakstraf de juiste strafmodaliteit. Een ontzegging van de rijbevoegdheid acht zij niet op haar plaats.
3. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
4. Verdachte heeft door onvoorzichtigheid en onoplettendheid een ongeval veroorzaakt tengevolge waarvan een fietser zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Verdachte was bekend met de drukke situatie ter plaatse en de aanwezigheid van een 'bult' waar fietser met een grotere snelheid dan normaal vandaan zouden kunnen komen. Dientengevolge had zij extra voorzichtig en oplettend moeten zijn.
5. De rechtbank heeft bij de strafmaat aansluiting gezocht bij door rechtbanken gehanteerde oriëntatiepunten. Zij heeft daarbij enerzijds in aanmerking genomen, dat verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest en anderzijds de ongelijkwaardigheid van de verkeersdeelnemers, het bij het slachtoffer veroorzaakte letsel, alsmede dat verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende initiatieven heeft ontplooid om in contact te treden met het slachtoffer.
6. De rechtbank acht, naast een werkstraf van na te melden duur, een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend, nu onvoldoende is onderbouwd waarom het behouden van de rijbevoegdheid voor verdachte noodzakelijk is.
7. De rechtbank wijkt met haar straf af van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Zij is van oordeel dat de op te leggen straf meer aansluit bij de oriëntatiepunten en meer recht doet aan de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 (oud), 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf, voor een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Elders en Van Hoorn, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 20 december 2006.
1 Proces-verbaal van verhoor d.d. 29 juli 2006, pag. 15.
2 Proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juli 2006, pag. 16.
3 Proces-verbaal van verhoor d.d.22 juli 2006, pag. 10.
4 Bij het proces-verbaal van politie gevoegde medische informatie d.d. 18 september 2006-12-08, alsmede een brief van de huisarts A.H. Nijhoff d.d. 27-0ktober 2006.