ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4604

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-552195-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • Elders
  • Van Hoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 20 december 2006 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 augustus 2006 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft tijdens het inhalen van een vrachtwagen een frontale botsing veroorzaakt met een tegemoetkomende auto. In deze auto zaten twee personen, waarvan de bestuurder zwaar lichamelijk letsel opliep en de passagier letsel in lichtere mate. Ook de verdachte en zijn passagier raakten gewond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen door in het donker en onder slechte weersomstandigheden een onoverzichtelijke bocht in te halen zonder de geboden mogelijkheid te gebruiken om veilig in te voegen. Dit leidde tot de botsing en de daaruit voortvloeiende letsels bij de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 20 dagen zal worden opgelegd. Daarnaast is de verdachte voor 8 maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die nog niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de bewijsmotivering en de strafbaarheid van de verdachte hebben beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552195-06
Uitspraak d.d.: 20 december 2006
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1931 te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2006 in de gemeente Berkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Haaksbergseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend te rijden, immers heeft hij -verdachte-, (op een moment dat het donker was en/of er geen straatverlichting aanwezig was en/of het regende),
- (kort) voor een onoverzichtelijke bocht een aantal, althans één, voor hem rijdend(e) voertuig(en) (die langzaam reden) ingehaald op een moment dat een hem tegemoetkomende personenauto reeds kort genaderd was en/of
- tijdens het inhalen van de/het voor hem bevindende voertuig(en) geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om tussen twee voertuigen in op de voor hem -verdachte- rechter rijstrook in te voegen,
ten gevolge van welke gedraging(en) een botsing heeft plaatsgevonden tussen het voertuig van verdachte en voornoemd tegemoetkomende personenauto, waardoor
-de heer [slachtoffer A], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of een gebroken neus en/of gebroken middenvoetsbeen en/of kneuzing van de borstkas, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan en/of
-mevrouw [slachtoffer B], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde borstholte en/of een enkel distorsie en/of een wond op het voorhoofd, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2006 in de gemeente Berkelland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Haaksbergseweg, (op een moment dat het donker was en/of er geen straatverlichting aanwezig was en/of het regende), (kort) voor een onoverzichtelijke bocht een aantal, althans één, voor hem rijdend(e) voertuig(en) (welke langzaam reden), heeft
ingehaald op een moment dat een hem tegemoetkomend voertuig hem reeds kort genaderd was en/of tijdens het inhalen geen gebruik heeft gemaakt van de (geboden) mogelijkheid om tussen twee voertuigen in op de voor hem -verdachte- rechter rijstrook in te voegen, waarbij en/of waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen het door verdachte bestuurde voertuig en voornoemde tegemoetkomende personenauto, waarbij (een) ander(en), ([slachtoffer A] en/of [slachtoffer B]), letsel en/of schade hebben bekomen,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Taal en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
2. De verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. Verdachte verklaart tegenover de politie (voetnoot 1): Op 10 augustus 2006 reed ik als bestuurder van een personenauto over de Haaksbergseweg te Eibergen. Naast mij, voorin, zat mijn vrouw. Voor ons reed een vrachtauto. Ik wilde die inhalen. Ik stuurde naar links om die vrachtauto in te halen. Tijdens het inhalen zag ik dat er voor die vrachtauto ook nog een tankauto reed. Ik zag dat er uit de tegemoetkomende richting een auto naderde. Ik bevond mij met mijn personenauto geheel op het voor mij linker weggedeelte.
4. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van zijn vrouw [getuige A] (voetnoot 2), het slachtoffer [slachtoffer B](voetnoot 3), de getuige [getuige B] (voetnoot 4), en de getuige [getuige C] (voetnoot 5).
5. De getuige [getuige D], de bestuurder van de vrachtauto, verklaart: Ik werd ingehaald door een grijze auto. Deze reed gewoon verder over de linkerbaan tot ongeveer naast de tankauto. Op dat moment kwam er een tegenligger aan. Ik dacht nog ga achter die tankauto. Ik weet niet wat die man bezielde om links te blijven rijden. Toen ik dit zag ben ik nog langzamer gaan rijden.(voetnoot 6)
6. Uit de analyse van het ongeval blijk dat er op het moment van het ongeval geen straatverlichting aanwezig was en de lichtgesteldheid kon worden aangeduid als 'nacht'(voetnoot 7), en voorts de verklaring van verdachte ter zitting dat hij bekend was met de situatie ter plaatse.
7. Het ten gevolge van het ongeval opgelopen zwaar lichamelijk letsel blijkt voor het slachtoffer [slachtoffer A], de bestuurder van de verdachte tegemoetkomende personenauto te bestaan uit een hersenkneuzing, een gebroken neus, een gebroken middenvoetsbeen en kneuzing van de borstkas (voetnoot 8).
8. Het ten gevolge van het ongeval opgelopen letsel door het slachtoffer [slachtoffer B] is van zodanige aard dat daaruit voor haar tijdelijke ziekte is ontstaan. (voetnoot 9)
9. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2006 in de gemeente Berkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Haaksbergseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, immers heeft hij -verdachte-, op een moment dat het donker was en er geen straatverlichting aanwezig was,
- kort voor een onoverzichtelijke bocht een voor hem rijdend voertuig (die langzaam reed) ingehaald op een moment dat een hem tegemoetkomende personenauto reeds kort genaderd was en
- tijdens het inhalen van de voor hem bevindende voertuigen geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om tussen twee voertuigen in op de voor hem -verdachte- rechter rijstrook in te voegen, ten gevolge van welke gedragingen een botsing heeft plaatsgevonden tussen het voertuig van verdachte en voornoemd tegemoetkomende personenauto, waardoor
-de heer [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en een gebroken neus en gebroken middenvoetsbeen en kneuzing van de borstkas, en
-mevrouw [slachtoffer B], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. Verdachte heeft in de avond van 10 augustus 2006 tijdens het inhalen van een vrachtwagen een ongeval veroorzaakt waarbij hij met diens auto frontaal op een tegenligger is gebotst. In de hem tegemoetkomende auto zaten twee personen waarvan de bestuurder ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en de passagier letsel in lichtere mate. Ook verdachte zelf en diens passagier hebben door het ongeval letsel bekomen.
2. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
3. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het behoud van zijn rijbewijs essentieel is voor het kunnen afleggen van familiebezoek.
4. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
5. De rechtbank heeft bij de strafmaat aansluiting gezocht bij door rechtbanken gehanteerde oriëntatiepunten, doch heeft daarbij in beschouwing genomen, dat verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest, de leeftijd van verdachte, en het feit dat hij contact heeft gezocht, door tussenkomst van zijn vrouw, met de slachtoffers.
6. De rechtbank acht, naast een werkstraf van na te melden duur, een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is. Enerzijds om verdachte er van te weerhouden opnieuw roekeloos rijgedrag te vertonen en anderzijds om tot uitdrukking te brengen de ernst van het feit en de daaruit voortgekomen gevolgen.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 (oud), 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf, voor een gedeelte van 4 maanden niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Elders en Van Hoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2006.
Voetnoot:
1 Proces-verbaal van verhoor d.d. 29 augustus 2006, pag. 41-42
2 proces-verbaal van verhoor d.d. 29 augustus 2006, pag. 29
3 proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2006, pag. 33
4 proces-verbaal van verhoor d.d. 11 augustus 2006, pag. 36
5 proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2006, pag. 37
6 proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2006, pag. 39
7 Proces-verbaal VerkeesOngevalAnalyse d.d. 23 augustus 2006, pag. 13.
8 de in het dossier gevoegde medische verklaring van de huisarts d.d. 6 november 2006, alsmede de in het proces-verbaal van politie opgenomen medische verklaring d.d. 15 augustus 2006, pag. 32
9 de in het dossier gevoegde formulier medische informatie d.d.14 augustus 2006