ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4612

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/802478-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Borgerhoff Mulder
  • Van Hoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee bij opsporing van strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee niet bevoegd waren om de verdachte te onderzoeken, omdat de verdachte geen militair was en er geen redelijk vermoeden bestond dat de opsporing ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de resultaten van de opsporingshandelingen niet als bewijs konden worden gebruikt. De officier van justitie had vrijspraak bepleit, en de rechtbank heeft deze conclusie gevolgd. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij de strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving en jurisprudentie betrokken, en heeft geconcludeerd dat de opsporingshandelingen onrechtmatig waren, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/802478-05
Uitspraak d.d.: 20 december 2006
Tegenspraak
VONNIS
In de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [plaats],
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode juni 2004 tot en met 17 augustus 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) 346 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van juni 2004 tot en met 17 augustus 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vrijspraak
1. Op 17 augustus 2005 is door de Koninklijke marechaussee nabij Beek een grenscontrole uitgevoerd. Tijdens het aanpreken van verdachte gedurende de controle, nemen de verbalisanten een sterke weedlucht waar die uit de auto van verdachte komt. Verdachte geeft desgevraagd op zojuist in de auto een joint te hebben gerookt. Op een daartoe gedane vordering heeft verdachte een klein zakje met als inhoud 2 gram weed uitgeleverd. Verdachte is daarop aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.(voetnoot 1)
Vervolgens is het huis van verdachte doorzocht. In verdachte's huis werd een in werking zijnde professionele hennepkwekerij aangetroffen (voetnoot 2), waarbij de voor de hennepkwekerij benodigde stroom, blijkens een onderzoek van de Nuon buiten de meter om werd afgenomen.(voetnoot 3)
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
a) Het opsporingsonderzoek is volledig door de Koninklijke marechaussee uitgevoerd, zonder enige vorm van overleg met de politie. Blijkens jurisprudentie moet dit leiden tot de conclusie dat het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen.
b) Het proces-verbaal biedt geen aanknopingspunten die een directe aanleiding zouden kunnen geven om de woning van verdachte te doorzoeken. Dit dient eveneens leiden tot de conclusie dat het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen.
3. De advocaat van verdachte heeft zich aan het standpunt van de officier van justitie geconformeerd en vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
4. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
5. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze vrijspraak het volgende. In deze zaak is proces-verbaal opgemaakt door leden van de Koninklijke marechaussee. De militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in art. 141 aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, zijn bevoegd tot het verrichten van opsporingshandelingen in de gevallen, genoemd in art. 6 lid 1 Politiewet 1993.
6. Bij de Aanwijzingsbeschikking opsporingsambtenaren Koninklijke marechaussee (voetnoot 4) zijn als zodanig aangewezen: de officieren, de onderofficieren en beroepsmarechaussees der eerste klasse, aangesteld voor onbepaalde tijd, op wier akte van aanstelling hun bevoegdheid door of namens de commandant der Koninklijke marechaussee is aangetekend.
7. Art. 6 lid 1 aanhef en onder b Politiewet 1993 luidt: ''Aan de Koninklijke marechaussee zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken op-gedragen: b. de uitvoering van de politietaak ten behoeve van Nederlandse en andere strijdkrachten, alsmede internationale militaire hoofdkwartieren en ten aanzien van tot die strijdkrachten en hoofdkwartieren behorende personen.''
8. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee bevoegd zijn tot opsporing, indien de verdachte een militair is óf wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is begaan en dat de opsporing van dat feit geschiedt ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten.
9. Nu in de onderhavige zaak de verdachte geen militair is en de ten aanzien van de verdachte verrichte opsporingshandelingen in geen verband met enig de strijdkrachten dienend belang staan, zijn deze opsporingshandelingen naar het oordeel van de rechtbank onbevoegd verricht. De resultaten daarvan kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt, weshalve de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
10. Nu het eerste door de officier van justitie aangevoerde argument op gaat en tot vrijspraak van het aan verdachte ten laste gelegde leidt, ziet de rechtbank aanleiding het tweede door de officier van justitie naar voren gebrachte argument niet te bespreken.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van Hoorn, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 20 december 2006.
Voetnoot:
1 Proces-verbaal van de Koninklijke marechaussee; aanleiding; pag. 3, 4, 54 en 55.
2 Proces-verbaal van de Koninklijke marechaussee; aantreffen hennepplantage; pag. 5.
gemaakte foto's van de aangetroffen situatie; pag. 20 t/m 28.
3 Proces-verbaal van de Koninklijke marechaussee; aangifte Nuon; pag. 29.
4 Regeling van 29 maart 1994, Stcrt. 1994, 70)