ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4667

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
19 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460482-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Breda
  • M. Krijger
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging door verdachte tegen vader en vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 19 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De verdachte was op 10 september 2006 in Braamt betrokken bij een incident waarbij hij zijn vader, [slachtoffer A], en diens vriendin, [slachtoffer B], ernstig bedreigde en mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een schroevendraaier opzettelijk zijn vader in de rug en het gezicht had gestoken, wat leidde tot verwondingen. De verklaringen van zowel het slachtoffer als getuigen ondersteunden deze beschuldigingen. De verdachte had ook geprobeerd [slachtoffer B] te verwonden door een stekende beweging te maken met de schroevendraaier en had haar meermalen tegen het been geschopt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, zoals vastgesteld in psychiatrische rapporten, en dat zijn gedragingen sterk beïnvloed waren door een combinatie van psychische problemen en alcoholmisbruik. Gezien de ernst van de feiten en de noodzaak voor behandeling, besloot de rechtbank de verdachte te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaar. Daarnaast werden de in beslag genomen schroevendraaiers, die bij de feiten waren gebruikt, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460482-06
Uitspraak d.d.: 19 december 2006
tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring te Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Braamt, althans in de gemeente Montferland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A] (zijnde de vader van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevedraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of het gezicht en/of het (overige) lichaam heeft gestoken en/of geraakt en/of (daarbij) die [slachtoffer A] meermalen,
althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Braamt, althans in de gemeente Montferland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (zijnde de vader van verdachte) met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of het gezicht en/of het (overige) lichaam heeft gestoken en/of geraakt en/of (daarbij) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Sr
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Braamt, althans in de gemeente Montferland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de richting van, de borst en/of buik van die [slachtoffer B], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Braamt, althans in de gemeente Montferland, [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je aangifte doet dan kom ik over 2 jaar terug om jou en je vriendin van kant te maken" en/of "Nou ga ik jou afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Braamt, althans in de gemeente Montferland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het (linker)been heeft getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 10 september 2006 te Braamt ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer A] (zijnde de vader van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevendraaier, meermalen, in de rug en het gezicht heeft gestoken en (daarbij) die [slachtoffer A] meermalen, (met kracht) tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 september 2006 te Braamt ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevendraaier, een stekende beweging heeft gemaakt naar, althans in de richting van, de borst of buik van die [slachtoffer B], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 10 september 2006 te Braamt [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] en [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je aangifte doet dan kom ik over 2 jaar terug om jou en je vriendin van kant te maken" en/of "Nou ga ik jou afmaken";
4.
hij op 10 september 2006 te Braamt opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] meermalen, tegen het linkerbeen heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverweging
De rechtbank is ten aanzien van het tenlastegelegde feit 1, primair, van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende verklaringen volgt dat verdachte met behulp van een schroevendraaier de verwondingen in het gezicht en op de rug van zijn vader heeft toegebracht. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaring van het slachtoffer. Hij heeft - samengevat - verklaard, dat hij toen hij naar de deur van de kantine liep om naar buiten te gaan pijnlijke steken in zijn rug voelde, hij zich vervolgens omdraaide en zag dat verdachte met zijn hand uithaalde naar zijn hoofd en zijn voorhoofd raakte. Het slachtoffer zag dat verdachte iets in zijn hand had maar kon niet goed zien wat het was.
Die verklaring vindt steun in die van [getuige]. Zij heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte het slachtoffer in de kantine heeft geslagen, dat verdachte een op de grond liggende schroevendraaier met zwart handvat heeft opgepakt en snel naar het slachtoffer, die zich naar buiten had begeven is gelopen. Toen [getuige] direct daarop naar buiten kwam, zag zij dat het slachtoffer in zijn gezicht gewond was, dat zijn voorhoofd bebloed was en dat er bloed langs zijn neus naar beneden liep. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij zijn vader heeft geslagen en geschopt maar niet meer te weten of hij hem heeft gestoken. Hij heeft daaraan toegevoegd dat zulks "zomaar zou kunnen". Wel heeft verdachte ter zitting nog verklaard dat hij met een van de twee schroevendraaiers die bij hem zijn aangetroffen, nadat deze op de grond was gevallen zijn vader heeft bedreigd.
Bovenstaande feiten en omstandigheden laten geen andere conclusie toe, dan dat het alleen verdachte kan zijn geweest die met een van de schroevendraaiers zijn vader in de rug en gezicht moet hebben gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een schroevendraaier, met plat blad dan wel kruiskop, op of nabij vitale lichaamsdelen als ogen zeer ernstig lichamelijk letsel kan veroorzaken. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit 2 baseert de rechtbank haar oordeel op de verklaring van het slachtoffer. Zij heeft - samengevat - verklaard, dat verdachte op haar toeliep, hij de schroevendraaier nog in zijn rechterhand had, hij haar tweemaal tegen haar benen schopte, hij zijn rechterhand ophief en met de schroevendraaier een stekende beweging in de richting van haar bovenlijf maakte, zij zich naar links wegdraaide waarna de schroevendraaier haar bovenarm schampte.
Deze verklaring vindt steun in de verklaring van [getuige]. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte naar het slachtoffer is gelopen en een stekende beweging heeft gemaakt naar het bovenlichaam van het slachtoffer. Zij zag vervolgens dat het slachtoffer de steekbeweging afweerde en dat de schroevendraaier onder op de rechterbovenarm van het slachtoffer kwam.
Verdachte heeft ter zitting verklaard een schroevendraaier in zijn linkerhand te hebben gehad en met zijn rechterhand slechts een slaande beweging te hebben gemaakt.
Gelet op het vorenoverwogene wordt dit niet aannemelijk geacht, temeer niet nu verdachte eerder weinig specifiek heeft verklaard.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1, primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2 : poging tot zware mishandeling;
Feit 3 : bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4 : mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beslissing omtrent de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het psychiatrisch rapport van 26 november 2006, opgemaakt door de psychiater J. Hofstra en het psychologisch rapport van 24 november 2006, opgemaakt door P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe.
Met de conclusie neergelegd in de rapporten – inhoudende dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd – kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden dat die strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op de hiervoor vermelde rapporten. Deze houden als beschouwingen en advies onder meer in - zakelijk weergegeven -:
"Er is sprake van negentienjarige jongeman, geboren in [plaats] als tweede van drie kinderen in een arbeidersgezin. Hij is opgegroeid in een onveilige thuissituatie. (...) Er is sprake van een door interactie van aanleg en omgeving ontstaan psychiatrisch symptomencomplex dat wordt gekenmerkt door een pervasieve stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij een jongeman die nog niet is losgekomen van zijn gezin van herkomst. Hiernaast is nog sprake van alcoholmisbruik. (...) Onderzochte volgt zonder rationele overwegingen zijn impulsen, de sturende aspecten zijn onvoldoende. Hij handelt zonder na te denken over de mogelijke gevolgen. De ziekelijke stoornis beïnvloedt derhalve zijn gedragingen in hoge mate, indien bewezen. De ontremmende werking van alcohol voegt daar het hare aan toe. (...) Aangezien er reeds bij herhaling sprake is geweest van gestoorde gedragingen als diefstal, geweldpleging, vechtpartijen, mishandelingen en inbraak, en ook thans hiervan sprake is (indien bewezen), valt herhaling zeker te verwachten. Bovendien dienen ernstiger strafbare feiten niet te worden uitgesloten. (...) Onderzochte dient psychiatrisch behandeld te worden. Deze behandeling dient klinische en ambulante aspecten te omvatten. De ouders dienen bij de behandeling te worden betrokken in een zo vroeg mogelijk stadium (...) Hiervoor is een onvoorwaardelijk juridisch kader nodig. Gezien de onvolgroeide persoonlijkheid van onderzochte wordt gedacht aan het jeugdstrafrecht. Een onvoorwaardelijke PIJ van twee jaar moge worden geadviseerd. Voor de vervolgbehandeling zou kunnen worden gedacht aan de FPA van GGNet te Warnsveld."
Met de beschouwingen en het advies als weergegeven in bovengenoemde rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
In de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijkheid van verdachte zoals deze ter terechtzitting aan de hand van de bovenaangehaalde rapporten naar voren is gekomen, vindt de rechtbank grond op de voet van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapporten is gebleken dat enerzijds de veiligheid van anderen en anderzijds een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist.
Nu het voorts in casu gaat om een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is voldaan aan de eisen die artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht stelt aan de plaatsing in
een zodanige inrichting.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten 1, primair, en 2 zijn begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37c, 45, 57, 77c, 77s, 77gg, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Legt aan verdachte op de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 schroevendraaier (kleur: zwart), handvat kleur: zwart;
1 schroevendraaier, (kleur: geel), handvat kleur: geel/zwart.
Aldus gewezen door mrs. Van Breda, voorzitter, Krijger en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bunt, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2006.