ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ6018

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80219 / KG ZA 06-232
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil inzake echtscheidingsbeschikking en trustverhouding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen is behandeld, betreft het een executiegeschil tussen partijen die eerder gehuwd zijn geweest. De eiseres vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld om te voldoen aan een echtscheidingsbeschikking door een door haar opgestelde 'letter of wishes' naar de trust te zenden, van wie zij de voormalige echtelijke woning huurden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde verweer heeft gevoerd tegen de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, maar dit verweer is verworpen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de eiseres betrekking hebben op vermogensrechtelijke relaties die voortvloeien uit de beëindiging van het huwelijk, en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat hij in gebreke blijft met de uitvoering van de veroordelingen. Tevens is bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 9 november 2006.

Uitspraak

RECHTBANK Zutphen
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 80219 / KG ZA 06-232
Vonnis in kort geding van 9 november 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
eiseres,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. R.W.F. Hendriks te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats], [land],
gedaagde,
procureur mr. H. Krans,
advocaat mr. R.J. van Agteren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, betekend op 11 september 2006
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 26 oktober 2006
- de akte houdende wijziging van eis
- de pleitnota van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 2 september 1988 met elkaar gehuwd. Voor het sluiten van hun huwelijk hebben zij de vermogensrechtelijke gevolgen daarvan geregeld bij notariële akte van 30 augustus 1988, houdende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen en een periodiek verrekenbeding.
2.2. Op 26 februari 1993 is naar het recht van het eiland Jersey door Turino Consolidated Ltd. en Mourant & Co. Retirement Trustees Limited opgericht The Turino Consolidated Ltd. Retirement Trust, welke trust volgens de akte van oprichting “effective” is vanaf 7 september 1993. Partijen zijn beide “benificiary” van de trust, hetgeen blijkens de in de akte gegeven definitie inhoudt “any member or other person to whom a benefit is to be paid under the rules”.
Trustee van de trust is Mourant & Co. Retirement Trustees Limited, hierna mede te noemen: Mourant.
[gedaagde] was blijkens de trustakte enig bestuurder van Turino Consolidated Limited.
2.3. In oktober 1994 heeft de trust voor een bedrag van fl. 585.000,00 gekocht de woonboerderij met ondergrond aan de [adres], gemeente [gemeente], thans gemeente [gemeente]. Partijen hebben deze woning met ingang van 1 januari 1995 voor een huurprijs van fl. 18.000,-- per jaar van de trust gehuurd en als echtelijke woning gebruikt.
2.4. Bij notariële akte van 21 juni 1996 hebben partijen de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. In die voorwaarden is voor zover hier van belang bepaald, dat tussen hen geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap zal bestaan, dat zij jaarlijks de overgespaarde inkomsten zullen verrekenen en dat zij bij het einde van het huwelijk door echtscheiding zullen afrekenen alsof tussen hen algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan.
2.5. Op 17 mei 1999 hebben partijen een “letter of wishes” ondertekend en aan de trustee toegezonden. Zakelijk weergegeven houdt deze in, dat het enige actief van de trust de hiervoor onder 2.3 vermelde woonboerderij is en dat partijen verklaren dat, wanneer zij zouden scheiden van echt, bedoeld actief en alle inkomsten daaruit voor de toekomst geacht zullen worden in de trust te worden gehouden ten bate van ieder van partijen in de verhouding 50/50.
2.6. Bij beschikking van de rechtbank te Zutphen van 25 januari 2001 is tussen partijen echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 1 maart 2001 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.7. Bij beschikking van 21 mei 2003 heeft de rechtbank te Zutphen - voor zover hier van belang - bepaald op welke wijze de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen dient plaats te vinden. Tegen deze beschikking heeft [gedaagde] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
2.8. Bij beschikking van 24 februari 2004 heeft het gerechtshof te Arnhem een aantal eindbeslissingen gegeven en partijen in overweging gegeven bij elkaar te rade te gaan teneinde te trachten hun geschillen alsnog in der minne op te lossen.
2.9. Bij beschikking van 8 februari 2005 heeft het gerechtshof te Arnhem de beschikking van de rechtbank te Zutphen vernietigd”. Deze beschikking houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(...)
veroordeelt de man zijn medewerking te verlenen en al het nodige te doen om te bewerkstelligen dat de trustee van “The Turino Consolidated Ltd. Retirement Trust” te Jersey binnen drie maanden na heden de woning met ondergrond gelegen aan [adres], gemeente [gemeente], aan de vrouw verkoopt en levert tegen betaling door de vrouw aan de trust van € 415.000,-, dit bedrag te vermeerderen met de termijnen van € 681,- per maand over de periode van april 2000 tot de dag van levering en te verminderen met het in rechtsoverweging 2.7 genoemde bedrag van € 19.637,- en de door de vrouw in het jaar 2004 en daarna tot de levering betaalde eigenaarslasten en premies opstalverzekering;
(...)”.
2.10. Bij faxbericht van 2 augustus 2006 heeft [raadsman van Mourant], raadsman van Mourant, voor zover hier van belang, het volgende aan de advocaat van [eiseres] bericht:
“(...)
5. In order to vary the provisions of the trust, [gedaagde] and [eiseres], as the only
beneficiaries of the Trust, would need to enter into an agreement with the Trustee to
appoint all or part of the interest of one or other of them in the Trust Fund. This could
take the form of a joint letter of direction but it would need to be in terms acceptable to
the Trustee. Before accepting any such letter, the Trustee would need to verify with each
of the beneficiaries that they understood the implications of the joint letter of direction
and that it expressed their true intentions.
(...)”.
2.11. Bij faxbericht van 14 september 2006 heeft [raadsman van Mourant], raadsman van Mourant, voor zover hier van belang, het volgende aan de advocaat van [eiseres] bericht:
“(...)
With the express agreement of [gedaagde], the property in [plaats], in which your client resides and which is owned by the Trustee on behalf of the Trust (the “Property”), was offered to your client on 4 april 2005 for € 415,000 plus the rent from April 2000 to date of conveyance at € 681 per month and less € 19,637 (the owner’s costs up to 2004) and the owner’s costs from 2004 to date of conveyance. The terms of the offer were as set out in the judgment of the Dutch Appellate Court.
Unfortunately your client subsequently refused to purchase the Property for that price. Rather, she has claimed that she is entitled to purchase the Property for € 207,500 (see the letters of 9 May 2005 and 17 May 2005). We understand this to be on the basis that she would not then have any entitlement to a distribution from the Trust Fund.
We have explained in detail that [eiseres] is not entitled to purchase the Property for
€ 207,500 and that she is not entitled to a 50/50 distribution from the Trust. The Trust is a fixed trust and distributions from the Trust must be made in accordance with its provisions. Before distributing Trust assets, the Trustee would first deduct its costs. The Trust assets would then be distributed by reference to the contributions made by each beneficiary. This would result in a distribution ratio of approximately 80% to [gedaagde] en 20% to [eiseres].
(...)
To try to settle the matter, the Trustee asked [gedaagde] wheter, notwithstanding the provisions of the 21 May 2003 judgment, he would be prepared to consent to the Trustee offering the Property for sale to [eiseres] on the same terms as before (ie. € 415,000 as adjusted). [gedaagde] has said that he is not prepared to do so and believes that the Property should now be sold for market value and the proceeds distributed according to the terms of the Trust.
(...)”.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
[gedaagde] zal gebieden:
a. de als productie 14 door [eiseres] overgelegde verklaring, welke in tweevoud aan hem zal
worden betekend, te ondertekenen binnen vijf werkdagen na betekening daarvan aan hem,
b. één ondertekend exemplaar van de verklaring per aangetekende post aan het adres van
[eiseres] ([adres]) te zenden, eveneens binnen vijf dagen na de sub a
genoemde betekening
een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] met de sub a en b genoemde veroordeling in gebreke blijft nadat de termijn van vijf werkdagen na betekening zal zijn verstreken zonder dat [gedaagde] bewijs van verzending kan overleggen,
c. zich te onthouden van enige communicatie tussen hemzelf en de trustee met het doel of
effect de sub a genoemde verklaring te ontkrachten, een en ander op straffe van een
dwangsom van EUR 10.000,00 voor iedere schending van een veroordeling ten deze,
subsidiair
zal bepalen, dat dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde] te verstrekken handtekening op de als productie 14 door [eiseres] overgelegde verklaring, een en ander als bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW,
primair en subsidiair
[gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft zich tegen de vorderingen van [eiseres] verweerd met de stelling, dat de Nederlandse rechter te dier zake geen rechtsmacht heeft, aangezien hij woonachtig is te [land]. Ter ondersteuning van deze stelling heeft hij aangevoerd, dat het gerechtshof te Arnhem in zijn beschikking van 24 februari 2004 in rechtsoverweging 4.1 heeft geoordeeld, dat het vermogen van de trust afgescheiden is van de vermogens van partijen en dat de trust eigenaar is van de woning.
De verkoop van de woning en de verdeling van het vermogen van de trust betreffen dan ook niet vermogensrechtelijke relaties die rechtstreeks uit de huwelijksband - dan wel uit het slaken van de band - voortvloeien, zodat deze vorderingen niet kunnen worden aangemerkt als geschillen betreffende het huwelijksgoederenrecht als bedoeld in artikel 1 lid 2 sub a EEX-Verordening en artikel 1 lid 1 Brussel II Verordening (Verordening 1347/2000 d.d. 29 mei 2000) juncto artikel 1 Brussel II bis Verordening (Verordening 2201/2003 d.d. 27 november 2003). Op de verdeling door de trustee van het trustvermogen tussen partijen is het recht van Jersey van toepassing en op de onderlinge verdeling door partijen van dat trustvermogen Nederlands recht. Dit zijn twee afzonderlijke kwesties welke niet met elkaar vermengd mogen worden.
4.2. Door het gerechtshof te Arnhem is in zijn beschikking van 24 februari 2004 in rechtsoverweging 4.1 het volgende overwogen: “De man heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat de aanspraken die partijen zo niet juridisch, dan toch feitelijk jegens de trustee kunnen doen gelden niet in de verdeling of verrekening behoren te worden betrokken." en in rechtsoverweging 4.16 “De man heeft in het licht van het voorgaande, waaruit volgt dat partijen op de voet van de huwelijkse voorwaarden van 21 juni 1996 met elkaar dienen af te rekenen alsof tussen hen algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan,(...)”.
Voorts heeft het gerechtshof te Arnhem in zijn beschikking van 8 februari 2005 in rechtsoverweging 2.7 het volgende overwogen: “Verkoop voor de helft van de getaxeerde waarde komt naar het oordeel van het hof niet aan de orde. De vrouw zal als “beneficiary” moeten zien af te rekenen met de trustee, waarbij het hof aanneemt dat, nu het in de trust aanwezige vermogen gelijkelijk aan partijen toekomt, dit op zodanige wijze kan geschieden, dat zij na verrekening per saldo de helft van de “koopsom betaalt” en dat vereffening van het trustvermogen niet op andere wijze behoeft te geschieden.”
4.3. In het licht van vorenvermelde overwegingen van het gerechtshof te Arnhem en de inhoud van de notariële akte van 21 juni 1996, waarbij partijen hebben bepaald, dat tussen hen geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap zal bestaan, dat zij jaarlijks de overgespaarde inkomsten zullen verrekenen en dat zij bij het einde van het huwelijk door echtscheiding zullen afrekenen alsof tussen hen algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan, moeten de vorderingen van [eiseres] worden aangemerkt als vorderingen betreffende vermogensrechtelijke relaties die rechtstreeks uit het slaken van de band tussen partijen voortvloeien. Deze vorderingen zijn derhalve geschillen betreffende het huwelijksgoederenrecht, zodat daarop krachtens de bepalingen van artikel 1 lid 2 sub a EEX-Verordening en artikel 1 lid 1 Brussel II Verordening (Verordening 1347/2000 d.d. 29 mei 2000) juncto artikel 1 Brussel II bis Verordening (Verordening 2201/2003 d.d. 27 november 2003) die verdragen niet van toepassing zijn en de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.4. Op grond van het vorenstaande moet dit door [gedaagde] aangevoerde verweer worden verworpen.
4.5. Door [gedaagde] is nog aangevoerd, dat de door hem in maart 2005 aan de trustee toegezonden letter of wishes voldoet aan de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 8 februari 2005. Dit verweer kan verder buiten beschouwing worden gelaten. Immers, vaststaat dat aan die letter of wishes geen uitvoering is gegeven en tevens dat [gedaagde] blijkens het hiervoor onder 2.11 vermelde faxbericht niet meer bereid is aan de uitvoering daarvan alsnog zijn medewerking te verlenen.
4.6. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd, dat de thans door [eiseres] van hem gevorderde letter of wishes meer omvat dan hetgeen hij krachtens voormelde beschikking gehouden is te doen.
Ter ondersteuning daarvan heeft hij aangevoerd, dat in het dictum van meergemelde beschikking - voor zover hier van belang - slechts zijn veroordeling is opgenomen om medewerking te verlenen en al het nodige te doen om te bewerkstelligen dat de trustee binnen drie maanden de woning aan [eiseres] verkoopt en levert voor een bedrag van
EUR 415.000,00, terwijl de letter of wishes welke thans van hem wordt gevorderd tevens inhoudt een verdeling van het vermogen van de trust op basis van 50:50, welke verdeling evenwel niet in het dictum van die beschikking is opgenomen.
4.7. In de hiervoor onder 4.2 geciteerde rechtsoverwegingen van het gerechtshof te Arnhem heeft het gerechtshof expliciet overwogen en beslist - zakelijk weergegeven - dat het in de trust aanwezige vermogen gelijkelijk aan partijen toekomt en dat de afrekening door [eiseres] van de koop van de woning op zodanige wijze kan geschieden dat zij na verrekening per saldo de helft van de koopsom betaalt en dat vereffening van het rustvermogen niet op andere wijze behoeft te geschieden. Het enkele feit, dat deze beslissing niet tevens is opgenomen in het dictum van de beschikking van 8 februari 2005 doet aan de rechtsgeldigheid van die beslissing niet af. Ook dit verweer moet daarom worden verworpen.
4.8. Voor zover [gedaagde] met het door hem aangevoerde omtrent een eventuele waardestijging van de woning heeft beoogd te stellen, dat van hem niet meer kan worden gevergd mee te werken aan verkoop door de trustee van die woning aan [eiseres] voor een bedrag van € 415.000,--, moet dit verweer eveneens worden verworpen. Als peildatum voor de partijen bindende toedeling van de woning aan [eiseres] voor de door de deskundige vastgestelde marktconforme waarde van € 415.000,00 geldt de datum van de beschikking gerechtshof te Arnhem van 8 februari 2005. Daarna opgetreden waardestijgingen/-dalingen hebben niet tot gevolg dat aan de tenuitvoerlegging van die beschikking geen gevolg meer behoeft te worden gegeven.
4.9. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de vorderingen van [eiseres] voor toewijzing vatbaar.
4.10. Aan de te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.11. Aangezien partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, zullen de proceskosten worden gecompenseerd aldus, dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt [gedaagde]:
a. de aan dit vonnis gehechte verklaring, welke in tweevoud dient te worden betekend, te ondertekenen binnen vijf werkdagen na betekening daarvan aan hem,
b. één ondertekend exemplaar van de verklaring per aangetekende post aan het adres van
[eiseres] ([adres]) te zenden, eveneens binnen vijf dagen na de sub a
genoemde betekening,
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom aan [eiseres] van EUR 1.000,00 (eenduizend euro) voor iedere dag dat hij met de hiervoor onder 5.1 sub a en b genoemde geboden in gebreke blijft nadat vijf werkdagen na betekening zijn verstreken zonder dat [gedaagde] bewijs van verzending kan overleggen,
5.3. gebiedt [gedaagde] zich te onthouden van enige communicatie tussen hemzelf en de trustee met het doel of effect de hiervoor onder 5.1 sub a genoemde verklaring te ontkrachten,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom aan [eiseres] van EUR 1.000,00 (eenduizend euro) voor iedere schending van het hiervoor onder 5.3 vermelde gebod,
5.5. bepaalt het maximum van de door [gedaagde] te verbeuren dwangsommen op een bedrag van EUR 100.000,00 (eenhonderd duizend euro),
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
5.8. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.F. Hillen en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2006.?
cm/hi