ECLI:NL:RBZUT:2006:BA0900

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81801 - KG ZA 06-304
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door gedaagde na beëindiging werkzaamheden voor eiser in de verwarmde kledingsector

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, ging het om een kort geding tussen eiser, Gerbing’s Heated Clothing, en gedaagde, die eerder werkzaam was voor eiser. Eiser houdt zich bezig met de productie en verkoop van verwarmende kleding, gericht op de motormarkt. Gedaagde heeft na zijn vertrek bij eiser zich gericht tot de dealers van eiser en hen verwarmde handschoenen aangeboden tegen lagere prijzen, waarbij hij ook de kwaliteit van de producten van eiser negatief heeft belicht. Eiser vorderde dat gedaagde zou worden verboden om onrechtmatig te handelen en de negatieve uitlatingen over zijn producten te staken.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde, door zijn handelen, in strijd met de normen van het maatschappelijk verkeer handelde. Er was geen concurrentiebeding tussen partijen, maar gedaagde had wel toegang tot vertrouwelijke informatie van eiser. De rechtbank concludeerde dat gedaagde onrechtmatig handelde door de dealers van eiser te benaderen met vergelijkbare producten en zich kleinerend uit te laten over de producten van eiser. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser toe, met een verbod voor gedaagde om tot en met 30 juni 2007 zakelijke contacten te onderhouden met de dealers van eiser.

De rechtbank legde dwangsommen op voor het geval gedaagde zich niet aan het vonnis zou houden en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis is op 7 december 2006 uitgesproken door mr. D. Vergunst.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 81801 / KG ZA 06-304
Vonnis in kort geding van 7 december 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te Apeldoorn,
eiser,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. M.C.J. Freijters te Koekange,
tegen
[gedaagde],
wonende te Apeldoorn,
gedaagde,
procureur mr. S.H.O. Schaapherder.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, betekend op 13 november 2006
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 23 november 2006
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [eiser] houdt zich onder de naam Gerbing’s Heated Clothing sedert 1 januari 1997 bezig met de productie en verkoop van verwarmende kleding. Hij richt zich daarbij in hoofdzaak op de motormarkt.
2.2 [eiser] heeft zijn verkoop georganiseerd via een dealernetwerk. In Nederland had [eiser] in augustus 2006 18 dealers.
2.3 [gedaagde] heeft in de periode van maart 2003 tot juli 2006 werkzaamheden verricht ten behoeve van [eiser].
2.4 Partijen zijn met elkaar geen concurrentiebeding overeengekomen.
2.5 Op 8 augustus 2006 heeft [gedaagde] aan dertien dealers van [eiser] een e-mail gezonden. Deze e-mail houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(...)
Beste Gerbing-dealer,
Op deze helaas wat minder persoonlijke manier wil ik jullie laten weten dat ik niet langer met Gerbing’s Heated Clothing (...) werk.
(...)
Ik ga de motor-branche natuurlijk niet de rug toekeren!
Op dit moment ben ik bezig met de voorbereidingen van een koelende-kledingslijn. Voorjaar 2007 wordt deze gepresenteerd en zal ik een aantal van jullie met zekerheid weer bezoeken.
(...)”.
2.6 Op 18 augustus 2006 heeft [gedaagde] Temp4all opgericht, welke onderneming zich richt op de productie en verkoop van verkoelende- en verwarmende kleding ten behoeve van de motormarkt.
2.7 Op 20 oktober 2006 heeft [gedaagde] aan zestien dealers van [eiser] een e-mail gezonden. Deze e-mail houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(...)
Zeer gewaardeerde Gerbing-dealer,
Omdat jullie al dealer zijn van verwarmde motor-kleding van het merk Gerbing wil ik jullie het volgende niet onthouden:
Onlangs is Temp4All gestart met elektrisch verwarmde kleding volgens het principe zoals ook gebruikt door Gerbing, elektrisch verwarmd weerstandsdraad.
Zoals degenen die al geruime tijd dealer voor gerbing zijn geweest zich wel zullen herinneren worden aan dit draad enorm hoge eisen gesteld om de betrouwbaarheid te kunnen garanderen. Dat dit in het verleden wel eens mis ging weten velen nog wel.
Temp4All heeft nu een aantal producten op de markt gezet waar een totaal ander draad wordt toegepast; een draad dat in de praktijk tot in den treure is getest op elektrische maar ook mechanische stress-bestendigheid!
(...)
Wat voorbij is, klanten die ondanks een correct uitgevoerde garantie steeds hun handschoenen zullen moeten omwisselen voor nieuwe.
Met enige trots kondigen wij u dan ook aan dat ook u kan beschikken over onze elektrisch verwarmde handschoen, met uiteraard levenslange garantie en bovendien voor een veel aantrekkelijker prijs! Temp4All producten zijn voorzien van aansluitingen die uitwisselbaar zijn met die van Gerbing en Sonhart.
(...)
U kan onze handschoenen die vanwege een lagere prijs in combinatie met een betere kwaliteit makkelijker verkopen, dan ook eenvoudig als alternatief verkopen naast en als aanvulling op uw andere elektrisch verwarmde producten!
(...)
Bij interesse om dealer te worden en voor uw marges neemt u gerust kontakt met ons op.
(...)”.
3 Het geschil
3.1 [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] zal gebieden onmiddellijk na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen jegens [eiser] als ten processe bedoeld te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,00 per overtreding en EUR 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt,
II [gedaagde] zal gebieden onmiddellijk na betekening van dit vonnis aan alle dealers van [eiser] een brief te schrijven met de inhoud als in punt 11 van de dagvaarding weergegeven onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van [eiser], zulks op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 indien [gedaagde] niet aan dit gebod voldoet,
III [gedaagde] zal gebieden om onmiddellijk na betekening van dit vonnis aan alle door [gedaagde] benaderde toeleveranciers en partners van [eiser] een brief te schrijven met de inhoud als in punt 12 van de dagvaarding weergegeven onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van [eiser], zulks op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,00 indien [gedaagde] niet aan dit gebod voldoet,
IV [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Vaststaat, dat tussen partijen geen concurrentiebeding is overeengekomen, zodat [gedaagde] evenzeer als andere concurrenten van [eiser] recht heeft op deelname aan de mededingingstrijd, ook als daarbij direct het debiet van [eiser] op het spel staat.
Dienaangaande wordt vooropgesteld, dat krachtens vaste jurisprudentie in deze vrije concurrentie een ex-werknemer slechts in die zin wordt beperkt, dat deze daarbij niet onrechtmatig mag handelen door met gebruikmaking van vertrouwelijke kennis en gegevens stelselmatig en substantieel het bedrijfskrediet van zijn voormalige werkgever af te breken.
4.2 Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] de door hem in de periode van maart 2003 tot juli 2006 ten behoeve van [eiser] verrichte werkzaamheden heeft uitgevoerd in het kader van een tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst dan wel als zelfstandige diensten heeft verricht. Deze vraag kan in dit kortgeding verder buiten beschouwing worden gelaten op grond van het hierna volgende.
4.3 [gedaagde] heeft aangevoerd, dat hij niet slechts als buitendienstmedewerker werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [eiser] maar dat hij zelfs de spil van de onderneming van [eiser] was. Ter ondersteuning van deze stelling heeft hij aangevoerd, dat hij op vakbeurzen [eiser] heeft vertegenwoordigd, het dealernetwerk heeft onderhouden, betrokken is geweest en leiding heeft gegeven aan vergaderingen, verantwoordelijk is geweest voor veel producttechnische ontwikkelingen en de onderzoeken voorafgaand aan die ontwikkelingen en mede bepalend was voor de totale bedrijfsstrategie.
Uit deze - niet door [eiser] betwiste stelling - kan redelijkerwijs niet anders worden afgeleid dan dat [gedaagde] beschikte over de voor de onderneming van [eiser] essentiële en vertrouwelijke kennis en gegevens. Onder deze omstandigheden dient [gedaagde] - ook als in rechte mocht komen vast te staan dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst van kracht is geweest - in zijn concurrentie met [eiser] te handelen binnen het kader als hiervoor in rechtsoverweging 4.1 vermeld.
4.4 Door [gedaagde] is niet betwist, dat het per 18 augustus 2006 bestaande dealernetwerk van [eiser] bestond uit de duurzame zakelijke relaties van [eiser]. [gedaagde] was het dan ook niet toegestaan daarin binnen te dringen met gebruikmaking van de door hem bij [eiser] verworden vertrouwelijke kennis en gegevens als dientengevolge stelselmatig en substantieel het bedrijfskrediet van [eiser] wordt afgebroken.
4.5 Dienaangaande staat vast, dat [gedaagde] bij e-mail van 20 oktober 2006 zich expliciet heeft gewend tot de Gerbing-dealers van [eiser] en daarbij door hem te leveren verwarmde handschoenen tegen lagere prijzen heeft aangeboden, met verwijzing naar de mindere kwaliteit van de soortgelijke Gerbing’s handschoenen, en zich op deze wijze kleinerend heeft uitgelaten over die producten van [eiser].
Hieraan doet niet af, dat de door [gedaagde] aangeboden verwarmde handschoenen volgens hem van een betere kwaliteit zijn en qua receptuur afwijken van die van [eiser], nu ter zitting is gebleken, dat slechts bij grondige vergelijking kleine uiterlijke verschillen zijn waar te nemen. Door op deze wijze te handelen en dat min of meer direct na de breuk van [eiser], is [gedaagde] met gebruikmaking van vertrouwelijke kennis en gegevens de duurzame zakelijke relaties van [eiser] binnengedrongen. Daarbij is voorshands voldoende aannemelijk, dat dientengevolge stelselmatig en substantieel het bedrijfskrediet van [eiser] wordt afgebroken als [gedaagde] het benaderen van de Gerbing-dealers van [eiser] met soortgelijke producten niet staakt en voorlopig gestaakt houdt.
4.6 Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is voorshands voldoende aannemelijk is, dat de bodemrechter - later oordelend - tot de conclusie zal komen, dat [gedaagde] handelde in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en aldus onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
De vraag of tevens sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame doordat [gedaagde] in voormelde e-mail een vergelijking maakt tussen zijn product en die van [eiser] en zich daarbij kleinerend uitlaat over het product van [eiser], valt buiten de rechtstrijd van partijen, zodat zulks verder buiten beschouwing dient te worden gelaten.
De door [eiser] gevorderde voorzieningen als hiervoor onder 3.1 sub I en II zullen worden toegewezen als hierna aan te geven, waarbij de duur van het verbod zal worden beperkt tot en met 30 juni 2007.
4.7 Aan de te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.8 De vordering van [eiser] als onder 3.1 sub III vermeld zal worden afgewezen. Immers, ook als in rechte mocht komen vast te staan dat [gedaagde] zakelijke contacten onderhoudt met toeleveranciers en partners van [eiser] - hetgeen door hem gemotiveerd is betwist - valt, zonder nadere toelichting welke ontbreekt, niet in te zien op welke wijze hij aldus [eiser] oneerlijke concurrentie aandoet, zodat hij daarmee niet onrechtmatig handelt.
4.9 [gedaagde] zal als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- exploitkosten EUR 71,32
- vastrecht 248,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.135,32
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1 verbiedt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis en tot en met 30 juni 2007 op enigerlei wijze met soortgelijke producten als van [eiser], direct of indirect, zakelijke contacten te onderhouden met de dealers van [eiser],
5.2 gebiedt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de ondernemers, welke per 18 augustus 2006 behoorden tot het dealernetwerk van [eiser], een brief te schrijven met de volgende inhoud:
“Geachte Gerbing- dealer,
Ik heb u recentelijk benaderd met producten die concurrerend zijn met producten van Gerbing’s. Ik heb mij tevens negatief uitgelaten over de producten van Gerbing’s en mijn producten daar positief tegenover gesteld.
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen heeft bij vonnis van 30 november 2006 bepaald, dat ik aldus onrechtmatig heb gehandeld jegens Gerbing’s Heated Clothing. Ik had u niet op deze wijze mogen benaderen en ik verzoek u daarom mijn eerdere berichten aan u als niet-geschreven te beschouwen.
Ook mag ik op straffe van een dwangsom tot en met 30 juni 2007 niet op enigerlei wijze met soortgelijke producten als van [eiser], direct of indirect, zakelijke contacten onderhouden met de dealers van [eiser].
Hoogachtend,
Temp4All
[gedaagde]”
5.3 gebiedt [gedaagde] tevens om afschriften van de hiervoor onder 5.2 bedoelde brieven binnen één week na verzending toe te zenden aan de advocaat van [eiser],
5.4 veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een dwangsom van EUR 1.000,00 (eenduizend euro) per overtreding van de hiervoor onder 5.1, 5.2 en 5.3 vermelde geboden, te vermeerderen met EUR 100,00 (eenhonderd euro) voor iedere dag dat de overtreding na schriftelijke sommatie voortduurt,
5.5 bepaalt het maximum van de te verbeuren dwangsommen op een bedrag van
EUR 10.000,00 (tienduizend euro),
5.6 veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op EUR 1.135,32,
5.7 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2006.?